4.3 Uitgangspunten Provinciesite

 

4.3.1 wedstrijdsontwerp

Het provinciebestuur heeft in 2011 een open oproep uitgeschreven voor een vernieuwing van de volledige provinciesite. Sinds kort is zij alleen eigenaar van de volledige site. Een aantal federale overheidsdiensten zouden van de site verhuizen, waardoor er ruimte vrijkomt voor elders gehuisveste provinciale diensten. Naast deze kwantitatieve behoefte aan ruimte wordt vooral een kwalitatieve opwaardering verwacht. Het kantoorconcept van het bestaande gebouw en vooral de organisatie en de relatie met de omgeving en het publiek, zijn niet meer in overeenstemming met de huidige visie van het provinciebestuur. Een hedendaags, architecturaal en stedenbouwkundig waardevol kantoorcomplex moet mede uitdrukking geven aan deze maatschappelijke en culturele visie.

Op 6 december 2011 stelde de deputatie inde provincieraadzaal het ontwerp voor het nieuwe provinciehuis voor. In één beweging kregen de toekomstige gebruikers, de provincieraadsleden en de pers de gelegenheid om een blik op de maquettes te werpen. Voor pers en provincieraad lichtte Xaveer De Geyter (XDGA uit Brussel) zijn winnend ontwerp toe. Het nieuwe provinciehuis wordt een duurzaam gebouw met daar rond groene ruimte en een doorgang voor voetgangers en fietsers.

In het wedstrijdontwerp wordt gesteld dat samen met het Harmoniepark en de tuin van het provinciehuis het Albertpark een aaneenschakeling van groene ruimten vormt. In het gebruik zijn ze sterk verschillend: Het Harmoniepark is een druk buurtparkje dat opgeladen wordt door het Harmoniegebouw, het Albertpark wordt minder gebruikt en de Provincietuin, vandaag min of meer privé, is half tuin, half parking.

 [image]

Dit geheel van parken kan sterk aan kwaliteit winnen door ook de provincietuin volstrekt publiek te maken en zo te integreren in het geheel. Ook de tuin van huize Herbosch kan ooit in die strategie worden opgenomen. Naar analogie met het Harmoniegebouw wordt het nieuwe provinciehuis een vrijstaand gebouw in symbiose met het park. Het gebouw zorgt voor activiteit in het park, en het park linkt het Provinciehuis aan de buurt. Het gebouw is compact, heeft geen achterkant en is een opvallende sculptuur.

 [image]

De huidige, te behouden, voorbouw vormt een barrière binnen die strategie: het gebouw vormt een breed front, het staat de versmelting van de 2 parken in de weg en het schept afstand tot de straat. Maar het te behouden representatieve deel op het gelijkvloers moet nauw verweven zijn met de nieuw te bouwen functies. De oplossing voor deze tegenspraak bestaat in een kruisvormig plan waarbij het nieuwe gebouw dwars over de voorbouw geplaatst wordt.

De compactheid in het park en de gewenste zichtbaarheid leidt naar bouwen in de hoogte, maar een hoge platte schijf zou in deze context sterk conflicteren met de nabije bebouwing. De sculpturale vorm geeft een antwoord op deze beperkingen.

 [image][image]

 

 [image]

 

4.3.2 Visie RUP

De opmaak van het RUP en het nieuwe ontwerp van de provinciesite verlopen parallel. De opmaak van het RUP is echter stedelijk beleid, en moet beantwoorden aan het stedelijke beleidskader. In de procesnota van het RUP provinciehuis – harmonie werden een aantal kwalitatieve randvoorwaarden voor het project naar voren geschoven. Deze werden ook opgenomen in de projectdefinitie van de ontwerpwedstrijd.

Het voorgestelde wedstrijdontwerp heeft op al deze randvoorwaarden een gunstig antwoord weten te formuleren. Deze randvoorwaarden vormen nog steeds de belangrijkste visie-elementen van het RUP wat betreft de provinciesite:

4.3.3 Mobiliteit

De stad wil aan duurzame stadsontwikkeling doen. Dit betekent ondermeer dat duurzaam verplaatsen gestimuleerd wordt bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. Dit vertaalt zich zowel in het voorzien van de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer als het faciliteren van het fietsgebruik en het ontmoedigen van privé vervoer (het STOP-principe), zoals goedgekeurd in het mobiliteitsplan en het bestuursakkoord van de stad Antwerpen. Hierbij wordt een rangorde van de wenselijke mobiliteitsvormen opgesteld in het ontwerp en de uitvoering:

  • Stappers (voetgangers)

  • Trappers (fietsers)

  • Openbaar (en collectief) vervoer

  • Personenwagen (of privaat gemotoriseerd vervoer)

Elke mobiliteitsbeslissing moet aan dit principe getoetst worden. Dit betekent dat een veilige en ordelijke organisatie tussen de verschillende verkeerstromen gerealiseerd moet worden.

Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte van wat voor de technische werking noodzakelijk is. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer.

In de huidige situatie is de parking voor werknemers zowel toegankelijk via de Harmoniestraat en de Koningin Elisabethlei. Al het laden en lossen gebeurt via de Harmoniestraat. In de toekomst zou enkel het laden en lossen nog via de Harmoniestraat kunnen gebeuren waardoor de druk op de Harmoniestraat zal verminderd worden.

Het fietsgebruik zal ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien moeten worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsparkeerplaatsen zal een onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers.

Gezien het provinciehuis zowel veel mensen tewerkstelt, als bezoekers aantrekt zal er goed op toegezien worden hoe de mobiliteit in, rond en naar het provinciehuis wordt georganiseerd. Het bewerkstelligen van een goede modal split is een doelstelling.

De toegankelijkheid van de site met openbaar vervoer is zeer goed. Vlak voor het provinciehuis ligt een tramhalte. Op een wandelafstand van 300 meter ligt één van de belangrijkste tramknooppunten van Antwerpen. Daarenboven wordt zowel de Koningin Elisabethlei en de Lange Lozanastraat zeer frequent bediend door verschillende buslijnen. Er is een snelle tramverbinding tussen de site en het centraal station. Goede en kwalitatieve verbindingen met deze ov-knooppunten, zonder hinderende barrières vormen hier een aandachtspunt.

Ook de autobereikbaarheid van het provinciehuis is goed. Toch zijn de belangrijkste invalswegen naar het provinciehuis reeds sterk verzadigd. Gegevens verzameld in kader van de Oosterweelverbinding vermelden tijdens de ochtendspits tussen de 1.200 en 2.000 p.a.e. en tijdens de avondspits tussen de 2.000 en 3.000 p.a.e. Nieuwe functies of bijkomende functies op de site mogen daarom maar in beperkte maten nieuw autoverkeer aantrekken. Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer. Momenteel beschikt de provinciesite over 17.000m² verharding louter in functie van parkeren. Deze vloeroppervlakte werd in het wedstrijdontwerp niet vergroot en wordt volledig ondergronds gelegd.

Het provinciebestuur moedigt haar werknemers aan om zo duurzaam mogelijke woon-werkverplaatsingen te realiseren. Met een modal split van bijna 60% in het voordeel van duurzame verplaatsingen met trein, tram of fiets, wordt een meer dan behoorlijk resultaat gehaald. In de toekomst zal de opmaak van een bedrijfsvervoersplan dit resultaat enkel nog verbeteren. Om deze modal split te kunnen bereiken wordt er in de projectdefinitie voor het nieuwe provinciehuis uitgegaan van 330 pp voor werknemers. Verder worden er nog 70 plaatsen voorzien voor bezoekers.

Het aantal parkeerplaatsen stijgt met 75 parkeerplaatsen tegenover de huidige situatie. Deze zijn noodzakelijk om de publieke functies van het provinciehuis te kunnen opnemen (baliefunctie, congresfunctie en bestuursaangelegenheden). Het nieuwe provinciehuis moet opener zijn naar het publiek. De congresfunctie wordt daarom volledig vernieuwd, en wordt een prominenter onderdeel van de site. Ook de baliefunctie wordt belangrijker in de toekomst. Door de extra parkeerplaatsen wordt de hierdoor gecreëerde parkeerdruk niet op de omliggende wijk afgewenteld. Deze parkeerdruk in de omgeving kan nog verder afnemen als de gecreëerde parkeerplaatsen tijdens de daluren ook aan omwonenden zou aangeboden worden.

Zowel het fietsbezit als het fietsgebruik zullen ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsstalplaatsen zal onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers. Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit.

4.3.4 Open Ruimte

De open ruimte aan het provinciehuis is momenteel zeer onduidelijk. Op de site is redelijk wat open ruimte maar de toegankelijkheid is niet optimaal en het is niet duidelijk of deze momenteel wel publiek toegankelijk zijn. In de projectdefinitie werd daarom gevraagd dit beter uit te denken. Er werd gevraagd de kwaliteit van de open ruimte te verbeteren waaronder het versterken van de groenfunctie en het verminderen van de versnippering. Voor de open ruimte was het belangrijk dat de tweedelingen privaat – openbaar, afgesloten – opengesteld uitgeklaard werd. Ook de relatie van de open ruimte met de omliggende publieke ruimte verdiende aandacht. Er zijn verschillende manieren mogelijk om met deze relatie om te gaan. Zo kan er een samenhang met het Albertpark gezocht worden, of net een duidelijkere wand naar dit park worden afgewerkt. Vanuit de doelstelling van het garanderen van de leefkwaliteit werd in het s-RSA een groenstrategie opgenomen die zich richt op de poreuze delen van de stad. In de gebieden behorende tot (de Binnenstad en) de 19de-eeuwse gordel moet het inpandige groen of het groen in de bouwblokken verhoogd worden. Door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, kan de infiltratie van open ruimte bewerkstelligd worden.

In het wedstrijdontwerp wordt voorgesteld om het terrein rond het nieuwe provinciehuis volledig als publiek parkgebied in te richten. De noodzakelijke parkeerplaatsen worden volledig ondergronds aangelegd. Het dubbelzinnige statuut van de open ruimte rond het provinciehuis wordt daardoor opgelost. Ook de versnippering wordt sterk verminderd. De samenhang met het Albertpark wordt veel duidelijker, en een ecologische verbinding met de tuinzones in het binnengebied en het Harmoniepark wordt hierdoor versterkt. Deze kwaliteiten zullen ook in de voorschriften worden vastgesteld waardoor ze ook in de toekomst bewaard blijven.

4.3.5 Beeldkwaliteit & morfologie

Zowel op gebied van structuur, morfologie als typologie van het complex is het noodzakelijk dat er over de relatie met de omgeving werd nagedacht. Een goede analyse van de context maakt dat er beter kan worden omgegaan met de huidige schaal- en stijlbreuk met de omgeving. De inpassing van een nieuw gebouw zou zowel op micro-, meso- als macroniveau worden afgetoetst. Aansluitend bij de relatie op de omgeving moet de beeldkwaliteit in de omgeving bewaard en verbeterd worden.

De hoogte van de gebouwen zal niet enkel afhankelijk zijn van de beeldkwaliteit op de verschillende planniveaus maar de hoogtebeperkingen in verband met de aanvliegroute voor de luchthaven in Deurne (max. hoogte provinciesite 56m86 t.o.v. zeespiegel) en de radiosignalen van de VRT-antennes (bouwhoogte-beperking van 44m voor gedeelte van perceel) zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. Ook met zaken als bezonning, licht, inkijk en wind zal rekening worden gehouden. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad zullen in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven.

Tijdens de jury van de open oproep werd het wedstrijdontwerp o.a. op de beeldkwaliteit afgetoetst. De draaiende beweging van de toren moet de toren op een zachtere en sculpturale manier in het plangebied inpassen.

4.3.6 Erfgoed

De (beeld)kwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten zal versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen. Zowel de duurzaamheid als de historische waarde van een gebouw staan hierbij centraal. Dit geldt zowel voor oude gebouwen (panden aan de Elisabethlei) als nieuwere (delen van het huidige provinciehuis). Duurzame gebouwen zijn gebouwen die door meerdere generaties kunnen gebruikt worden en dus doorheen de tijd kunnen aangepast worden aan de steeds wijzigende leefgewoonten, zonder daardoor onnuttig te worden. Op de provinciesite (of toch het gedeelte dat op het BPA is ingetekend) staan een aantal interessante architectuurverwezenlijkingen. Ook in het provinciegebouw zelf bevinden zich waardevolle elementen. Vooral het voorbouw-gedeelte bevat waardevol geachte elementen die best bewaard kunnen worden.

Het voorbouwgedeelte wordt in het wedstrijdontwerp op een interessante wijze geïntegreerd in de nieuwbouw.

4.3.7 Wijzigingen t.o.v. het BPA:

 
Bestemmingsvoorschriften:
Functioneel zal er niet veel wijzigen aan de provinciesite. Momenteel wordt de site voornamelijk gebruikt als een kantoorlocatie (ifv een overheidsdienst), aangevuld met een kleine congresfunctie. Dit blijft ook in de toekomst het geval. In het s-RSA wordt de site niet specifiek aangeduid als een kantoorlocatie. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn voor kantoren op de provinciesite. Immers, het s-RSA heeft eveneens als doelstelling dat verouderde kantoren omgevormd worden tot moderne kantoren. Daarom ook kunnen bestaande kantoren buiten de geselecteerde kantoorlocaties uitbreiden met 20% van de bruto vloeroppervlakte en hernieuwbouw op dezelfde plaats kan zeker toegelaten worden. )

In de omschrijving van de bestemming zal wel wat veranderd worden. Vergelijkbaar met het RUP Binnenstad wordt de zone bestemd als zone voor centrumfuncties. De bedoeling hiervan is dat het gebouw in de toekomst zich beter kan aanpassen aan de gestelde vragen. Een geleidelijke omvorming van kantoren voor gemeenschapsvoorzieningen naar private kantoren hoeft geen probleem te zijn.

Volgende functies zijn in de toekomst mogelijk:

Minimum 1/3de van de bruto vloeroppervlakte moet per gebouw als functie een gemeenschapsfunctie hebben. Buiten de hoofdfunctie gemeenschapsvoorzieningen zijn volgende nevenfuncties toegelaten:

  • Kantoren en diensten zijn toegelaten

  • Detailhandel is op één bouwlaag toegelaten

  • Reca is op 1 bouwlaag toegelaten

  • Wonen is toegelaten

  • Vrijetijdsvoorzieningen zijn toegelaten

  • Hotels zijn toegelaten

  • Groothandel, bedrijvigheid, industrie, logistiek en opslag zijn niet toegelaten

  • Industrie, logistiek en opslag zijn niet toegelaten

Inrichtingsvoorschriften:
De belangrijkste wijzigingen zullen gebeuren op gebied van de inrichtingsvoorschriften. De nieuwe inrichtingsvoorschriften moeten het nieuwe provinciehuis mogelijk maken, maar tevens ook de ontworpen kwaliteiten vastleggen. Het is de bedoeling de voorschriften flexibel te houden zodat niet voor elke verbouwing een nieuw RUP moet worden opgemaakt.

De nieuwe inrichtingsvoorschriften bestaan uit:

  • Bestaande bebouwing: Voor de bestaande bebouwing zijn de inrichtingsvoorschriften zoals vermeld in artikel 2: zone voor wonen (Wo) geldig.

    Toelichting: Voor de bestaande bebouwing wordt voornamelijk op de harmonieregel en de bouwcode teruggevallen.

  • Welstand en symboolwaarde: De bovengrondse constructie(s) kunnen een symboolfunctie voor de omgeving vormen. Hierdoor kan er op gebied van welstand in verhouding met de symboolwaarde afgeweken worden van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld.

Toelichting: In verband met welstand wordt vooral verwezen naar de bouwcode waarin het welstandsadvies van de welstandscommissie wordt ingeschreven: Bij de beoordeling van elk bouwaanvraag kan de vergunningverlenende overheid een welstandsadvies, dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, mee opnemen in de beoordeling van de bouwaanvraag. Bij elke bouwaanvraag met bijzonder beeldbepalend karakter wordt de beeldkwaliteit afgetoetst via een welstandsadvies dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, Het bijzonder beeldbepalend karakter van de bouwaanvraag wordt bepaald door uiteenlopende aspecten van de aanvraag, namelijk door de omvang en schaal van het project, de mate waarin het afwijkt van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld, de specifieke ligging in contextgevoelige en waardevolle zones, of door het symbool of accentwaarde.:

  • bouwvolume: Het maximale bouwvolume van de bovengrondse constructies wort beperkt door een maximale brutovloeroppervlakte van 30.000m². Deze constructies vormen een solitair gebouw of gebouwengroep dat langs alle verschillende zijden uit gelijkwaardige gevels moet bestaan.

    Toelichting: Omwille van de symboolwaarde wordt er geen maximale bouwhoogte door het RUP vastgesteld..Deze wordt wel door de nabije aanwezigheid van de luchthaven beperkt. Voor concrete bouwdossiers op deze site dient een gecoördineerd luchtvaartadvies te worden aangevraagd bij het Directoraat-generaal Luchtvaart en dit cfr. de adviesprocedure zoals beschreven in circulaire CIR/GDF 03 Richtlijnen betreffende de bebakening van hindernissen voor de luchtvaart op de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer (https://www.mobilit.fgov.be/data/aero/GDF03f.pdf). Het Directoraat-generaal Luchtvaart bundelt de adviezen van de betrokken luchthaven en Belgocontrol tot een gecoördineerd advies.

Sectorale wetgeving luchtvaart: Zowel de multilaterale, door België geratificeerde, internationale verdragen betreffende de regeling van de burgerluchtvaart (ICAO verdra – Chicago 1944), als de vigerende EU-verordeningen betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart en de oprichting van een Europees agentschap voor de luchtvaartveiligheid (EASA) ende nationale burgerluchtvaartreglementering (Wet van 23 juni 1930, Wet van 27 juni 1973 en hun uitvoeringsbesluiten) bevatten bepalingen die beperkingen opleggen voor het oprichten van obstakels inde omgeving van luchthavens.

Het oprichten van dergelijke obstakels dient getoetst te worden aan de hindernis beperkende vlakken (veiligheidsvlakken) die zich rond de luchthavens situeren, zoals beschreven in Bijlage 14 aan het ICAO verdrag. Dit verdrag werd goedgekeurd en bekrachtigd bij Wet van 30 april 1947 zodat het volledige uitwerking heeft in de Belgische rechtsorde. De verschillende veiligheidsvlakken die voortvloeien uit bovenstaande regelgeving zijn gekend en op te vragen bij de luchtvaartautoriteiten.

Verordening 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de lcuhtvaart zoals gewijzigd door de Verordeningen 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 en 1108/2009 van 21 oktober 2009 van het Europees Parlement en de Raad, zijn hier van toepassing. Deze verordening met inbegrip van de recente wijzigingen eraan, was o.a. ingegeven om er zorg voor te dragen dat alle lidstaten van de Europese Unie de eisen van het Verdrag van Chicago op dezelfde uniforme wijze zouden toepassen. Alle overheden, dus ook stedenbouwkundige vergunningverleners, zijn er door gebonden.

Behoudens de problematiek van de veiligheidsvlakken dienen bouwprojecten eveneens getoetst aan de bestaande luchtvaartnavigatiemiddelen en vliegprocedures, wat wordt gecontroleerd door de diensten van Begocontrol. Om het in deze complexe materie voor de stedenbouwkundige diensten gemakkelijker te maken , ontwikkelde het Directoraat-generaal Luchtvaart een geïntegreerde adviesverleningsprocedure, terug te vinden in circulaire (CIR/GDF 03). Richtlijnen betreffende de bebakening van hindernissen voor de luchtvaart zijn op de website van de fOD Mobiliteit en Vervoer terug te vinden (
https://www.mobilit.fgov.be/data/aero/GDF03f.pdf ).

De luchthaven Antwerpen en Belgocontrol kunnen echter ook steeds ieder voor wat hun verantwoordelijkheden betreft, rechtstreeks advies verlenen.

  • Ondergronds bouwvolume en parkeren: Parkeerplaatsen zijn enkel ondergronds toegelaten. Maximaal mogen er 400 plaatsen voorzien worden. Er is geen beperking opgelegd met betrekking tot afmetingen van ondergrondse bouwvolumes.

Toelichting: Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit. De voorziene autoparkeerplaatsen worden best zo optimaal mogelijk gebruikt. Dubbelgebruik van deze parkeerplaatsen door buurtbewoners zou de leegstand van de parkeerplaatsen tijdens stille periodes vermijden en de parkeerdruk in de omgeving verlagen.

Uit de watertoetskaarten kan geconcludeerd worden dat het plangebied matig gevoelig is voor grondwaterstroming. Hierdoor dient er advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie indien een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m.Bij een eventuele bemaling dient er op gelet te worden dat de mogelijke bodemverontreiniging ter hoogte van de locaties waar reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd zich niet kunnen verspreinden.

  • groen: De volledige bestemmingszone met uitzondering van de bovengrondse bebouwing en eventuele constructies die noodzakelijk zijn voor de toegankelijkheid, licht en lucht van de ondergrondse functies moet ingericht worden als groene toegankelijke ruimte.

    In deze zone zijn alle bovengrondse constructies verboden, behoudens deze ter uitrusting of aankleding van deze zone of voor de toegankelijkheid van de gebouwen. Verharding is enkel toegelaten voor wandelwegen, speelruimten, terassen, of toegankelijkheid van de gebouwen en wordt zoveel mogelijk uit bestaat zoveel mogelijk uit waterdoorlatende materialen. Motorisch verkeer wordt vermeden. Enkel motorisch verkeer mogelijk in functie van bevoorrading.

    Deze zone wordt groen aangelegd. Boven de ondergrondse constructies moet een deklaag van minstens één meter teelaarde voorzien worden. Hiervan kan enkel afgeweken worden als door middel van een inrichtingsplan en voorbeeld wordt aangetoond dat een kwalitieve inrichting mogelijk is met een mindere gronddekking. De bestaande hoogstammige bomen dienen bewaard te worden en in geval van afsterven dienen ze herplant te worden. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met streekeigen soorten. Bestaande ecologische groenelementen worden behouden en versterkt indien mogelijk.

Toelichting: Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Uit de watertoetskaarten blijkt dat het gebied infiltratiegevoelig is. Verder moet er worden beantwoord aan het hemelwaterbesluit. Ook hierdoor moeten de nodige infiltratievoorzieningen getroffen worden. Dit kan o.a. door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex. Ook het voorzien van wateropvang in het parkgedeelte of het gebruik van waterdoorlatende materialen voor verhardingen zijn hierin belangrijke maatregelen.

  • publiek doorsteek: Er dient een publieke verbinding voorzien te worden die voor voetgangers en fietsers een verbinding maakt tussen de Elisabethlei en de Harmoniestraat (zoals symbolisch aangegeven op plan). Deze publiek verbinding moet steeds een duidelijk publiek karakter behouden.

  • Waardevolle gebouwen: Aan de op plan als waardevol aangeduide panden kunnen enkel werken en handelingen worden uitgevoerd die respect hebben voor de bestaande cultuurhistorische waarde van het gebouw. Deze cultuurhistorische waarde kan een intrinsieke waarde zijn van het pand, of kan liggen in de samenhang met de omliggende panden.

Toelichting: Bij een vergunningsaanvraag wordt beargumenteerd waarom de voorgestelde handelingen in respect zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw.

De MER-screening stelt verder dat er contact dient opgenomen te worden met de cel archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen voor een eventueel vooronderzoek.