Inleiding

 

 

Dit document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het zeehavengebied van Antwerpen in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is gebaseerd op het Tussentijds Strategisch Plan voor de zeehaven van Antwerpen, op de beoordeling van het Maatschappelijk Meest Haalbaar Alternatief in het goedgekeurde plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’ en in het Ruimtelijk Veiligheidsrapport op Strategisch Planniveau ‘Strategisch plan Haven van Antwerpen’ en op de beslissing van de Vlaamse Regering over het principieel programma voor de afbakening van het zeehavengebied van Antwerpen van 11 september 2009.

 

De zeehaven van Antwerpen is een concentratie van infrastructuur en bedrijventerreinen die een belangrijke schakel vormt in mondiale logistieke ketens. De zeehaven is belangrijk voor de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Vlaanderen. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en van het havendecreet werd een planningsproces opgestart, waarin een streefbeeld inzake economische ontwikkeling en ontwikkelingsconcepten worden aangereikt. Het is de bedoeling om dit streefbeeld en de ontwikkelingsconcepten te realiseren door het opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Tegelijk geeft dit ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering aan de beslissing van de Vlaamse regering over de afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur in de buitengebiedregio Antwerpse Gordel / Klein-Brabant.

 

 

 

 

Inhoud van een uitvoeringsplan volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art. 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening):

- een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;

- de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

- een weergave van de feitelijke en juridische toestand;

- de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;

- in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;

- in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;

- in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

- in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.

 

Het grafisch plan (Bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (Bijlage III) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter (Bijlage IV).