1. Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan

 

1.1 Doelstelling van het voorgenomen plan

 

Voorliggend plan geeft uitvoering aan de gewenste ruimtelijke structuur zoals vastgelegd in het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (RSV), laatst herzien door de Vlaamse Regering op 17 december 2010. Het RSV stelt de af te bakenen zeehavengebieden,waaronder de zeehaven van Antwerpen, exclusief voor te behouden voor zeehavengebonden industriële, distributie-, opslag-, overslag en logistieke zeehavenactiviteiten.

 

In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en van het havendecreet werd een planningsproces opgestart, de opmaak van een strategisch plan voor de zeehaven van Antwerpen. In het Tussentijds Strategisch Plan voor de zeehaven van Antwerpen zijn een streefbeeld inzake economische ontwikkeling en ontwikkelingsconcepten aangereikt. Het is de bedoeling om dit streefbeeld en de ontwikkelingsconcepten te realiseren door het opmaken van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening van het zeehavengebied Antwerpen’.

Daar het strategisch plan het ontwikkelingskader vormt voor de haven werd geopteerd om voor het strategisch plan een plan-MER op te maken: het plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’. Hierin zijn de mogelijke ontwikkelingen in het havengebied onderzocht. Op basis van planvarianten is onderzocht hoe geplande en mogelijke ontwikkelingen in het havengebied zich verhouden tot de draagkracht van het gebied en zijn vervoersnetwerken. Eén van de onderzochte varianten is het Maatschappelijk Meest Haalbaar Alternatief (het MMHA).

 

Het MMHA is een streefbeeld over hoe de haven en omgeving er in 2030 uit moet zien, op basis van de huidige kennis. Het is een ontwikkelingsscenario voor de haven dat in de loop van het plan-MER-proces is vastgelegd op basis van de beoordelingen van de overige planalternatieven en van voortschrijdend inzicht. Het MMHA verschilt weinig van de varianten met een maximale ruimtelijke uitbreiding van de haven. In deze varianten gaat men uit van nieuwe grote haveninvesteringen, na Deurganckdok, in een economisch verantwoorde en gefaseerde uitbreiding, parallel aan herstructureringen en optimalisering van wat er vandaag is. Alle nodige optimaliserende infrastructuren, waaronder de Liefkenshoekspoortunnel, de Oosterweelverbinding, de verdichting van het vormingsstation Antwerpen-Noord, de uitbouw van het netwerk van wachtplaatsen voor de binnenvaart,… worden gerealiseerd. Het verschil tussen dit MMHA en de overige planvarianten met Saeftinghedok houdt vooral verband met ontwikkelingen op linkeroever (o.a. in relatie tot landbouw). Bijkomende kennis over de natuurwaarden in het gebied wees uit dat het behoud van Putten-West belangrijk is voor de instandhouding van de speciale beschermingszones (SBZ). Bij de intekening van de nieuwe ontsluitingsinfrastructuur werd hiermee rekening gehouden, met als gevolg dat het Saeftinghedok werd ingekort om in de voorziene ruimte te passen. Putten-weiden zal gecompenseerd worden in het oostelijk deel van de Nieuw-Arenbergpolder. Het westelijk deel en de Muggenhoek krijgen een bestemming die gefaseerd wordt in de tijd, landbouw respectievelijk natuur.

 

De doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening zeehavengebied Antwerpen’ is om het MMHA en de daaraan gekoppelde milderende en natuurcompenserende maatregelen ruimtelijk te vertalen in een juridisch afdwingbaar document. Sommige onderdelen van het MMHA en de bijhorende milderende maatregelen kunnen niet of nog niet opgenomen worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Ze vergen verder onderzoek of zijn van die aard dat ze niet thuishoren binnen de context van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Alle niet ruimtelijke maatregelen en alle ruimtelijke maatregelen die niet in het afbakeningsrup ‘haven van Antwerpen’ zijn vertaald, zijn opgenomen in het actieplan (zie bijlage X).

 

Tegelijk geeft dit ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering aan de beslissing van de Vlaamse regering over de afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur in de buitengebiedregio Antwerpse Gordel / Klein-Brabant.

 

Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’ bakent het zeehavengebied af en omvat bestemmingswijzigingen van gebieden die aan deze doelstellingen voldoen. Het plan bevat bestemmingswijzigingen binnen en buiten de afbakeningslijn. De te herbestemmen gebieden zijn deze gebieden waar een wijziging of aanvulling van de vigerende bepalingen van de plannen van aanleg noodzakelijk is in functie van het gewenste zeehavenbeleid voor de haven van Antwerpen. Het ruimtelijk uitvoeringsplan is gebiedsdekkend binnen de afbakeningslijn, behoudens de gebiedsdelen waarvoor reeds bestemmingswijzigingen werden vastgesteld in een gewestelijk rup (b.v. gewestelijk rup ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’).

 

 

1.2 Reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan

Niet enkel is het van belang de doelstelling van het voorgenomen plan te formuleren, maar ook de reikwijdte en detailleringsgraad van het plan. De doelstelling van het plan werd gedurende het planningsproces verfijnd, geherformuleerd en herwerkt tot een voorontwerp van RUP. Het abstractieniveau van deze doelstelling bepaalt de bewegingsruimte die nog rest voor het planningsproces en de besluitvorming over het plan.

De reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan zijn echter meer onderhevig aan verfijning en aanpassing, dit aan de hand van verkregen inzichten en beoordeling van de programma-onderdelen in het lopende planningsproces. Dit is eigen aan het evolutieve en iteratieve karakter van het planningsproces.

De reikwijdte van het voorgenomen plan betreft maatregelen in de ruimtelijke ordening, in casu het wijzigen van de bestemming van gebieden die bijdragen tot de doelstelling. Het is mogelijk dat voor de samenhang en de rechtszekerheid of door het werken op een kadasterplan als achtergrond bepaalde aangrenzende gebieden/percelen worden meegenomen in het plan.

De detailleringsgraad van het voorgenomen gewestelijk RUP vat zoveel mogelijk de percelen in één bestemming, en duidt grote gehelen aan. Voor de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften dienen, waar mogelijk, de typevoorschriften (zie website: http://rwo.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=114) als basis. Ze zullen worden aangevuld met gebiedsspecifieke bepalingen. Het opstellen van gedetailleerde bouwvoorschriften zoals bouwwijze, voortuinstroken, keuze van beplanting, e.d. maakt geen deel uit van dit RUP, tenzij er goede redenen zijn vanuit het actorenoverleg, de milieubeoordeling of het ruimtelijk ontwerp om dit wel te doen.

Sommige specifieke inrichtingsmaatregelen kunnen niet doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Deze worden dan beschouwd als aanbevelingen of aandachtspunten naar het vervolgtraject tot realisatie van het plan (bv. inrichting, vergunningsfase) en het opvolgen van milderende maatregelen en mogelijke effecten op de omgeving.