2. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en relatie met andere ruimtelijke planningsprocessen

 

Een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (zie artikel 2.2.6. §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Er wordt ingegaan op de relevante elementen uit het structuurplan, enerzijds uit het richtinggevend gedeelte, anderzijds uit het bindend deel. Daarnaast worden de voor voorliggend plan relevante afbakeningsprocessen en de daaruit voortvloeiende en reeds goedgekeurde gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen aangehaald.

 

 

2.1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

 

2.1.1 Het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

 

zeehaven Antwerpen

De haven van Antwerpen is geselecteerd als zeehaven/poort. De strategische positie van de haven in de economische structuur van Vlaanderen komt tot uiting in het ruimtelijk principe “poorten als motor van ontwikkeling”. Omwille van haar bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, telecommunicatie) vormt zij een element van de economische structuur op internationaal niveau en kan ze hoogwaardige internationale investeringen aantrekken.

 

 [image]

Figuur 1: gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen

 

In de Vlaamse zeehavens komen industriële, distributie, opslag- en overslag en logistieke activiteiten ruimtelijk en functioneel sterk verweven met elkaar voor. Gelet op de bestaande tendensen tot een verdere integratie en verweving van de vernoemde types van activiteiten wordt een ruimtelijke differentiëring per typeactiviteit in de zeehavens niet wenselijk geacht.

Essentieel voor een ruimtelijke differentiëring van havenactiviteiten is het havengebonden karakter van de industriële-, distributie-, opslag- en overslag- en logistieke activiteiten. De haveninvesteringen worden dan ook gekoppeld aan de zeehavenactiviteiten. Om het havengebied exclusief voor deze zeehavenactiviteiten te bestemmen is een afbakening als dusdanig noodzakelijk. Het begrip ‘zeehavengebied’ heeft aldus ook een ruimtelijke betekenis en wordt ruimtelijk afgebakend.

Om de ontwikkelingsmogelijkheden van de zeehavens te garanderen, de zeehaven als motor voor de ontwikkeling in te zetten, de nodige differentiatie en complementariteit tussen de zeehavens te garanderen en de nodige strategische reserves aan zeehaventerreinen te houden, wordt op Vlaams niveau voor iedere zeehaven en haar omgeving een ruimtelijke visie ontwikkeld op basis waarvan een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgemaakt samen met de betrokken overheidssectoren. Uitdrukkelijk moet daarbij aandacht besteed worden aan de toegankelijkheid zowel langs de waterzijde als langs de landzijde en moet de bereikbaarheid van de zeehavens benaderd worden vanuit de context van een globaal mobiliteitsbeleid voor gans Vlaanderen en voor alle vervoersmodi.

In het ruimtelijk uitvoeringsplan voor het zeehavengebied en de omgeving wordt de afbakening, de ruimtelijke inrichting en de reservering van gebieden vastgelegd. Om het zeehavengebied af te bakenen, worden ondermeer de volgende criteria gehanteerd:

• de bestaande zeehavenactiviteiten;

• de gewenste activiteiten: uitsluitend zeehavenactiviteiten;

• de juridische toestand: er moet nagegaan worden welke oppervlakte aan industriegebied in de bestaande plannen van aanleg wordt afgebakend als zeehavengebied of als (specifiek) regionaal bedrijventerrein;

• de ontwikkelingsperspectieven met betrekking tot de stedelijke gebieden, de structuurbepalende onderdelen van het buitengebied, de economische knooppunten en de lijninfrastructuur (wegen, water- en spoorwegen, pijpleidingen, ...).

 

Voor de zeehaven van Antwerpen stemt de oppervlakte van het zeehavengebied nagenoeg overeen met de oppervlakte van de haven van Antwerpen zoals aangegeven in het KB van 2/2/1993 houdende de vaststelling van de lijst van de havens en hun aanhorigheden overgedragen van de Belgische Staat aan het Vlaams Gewest (ca 15.000 ha). Uitgesloten worden ca 70-100 ha in het zuiden van de oude zeehaven.

Voor Antwerpen Linkeroever moet worden nagegaan of de totaliteit als zeehavengebied wordt aangeduid dan wel dat een gedeelte als regionaal bedrijventerrein wordt weergegeven. Een gefaseerde ontwikkeling van het havenuitbreidingsgebied is aangewezen. Het internationaal multimodaal logistiek park te Beveren - Verrebroek zal tot het afgebakend zeehavengebied van Antwerpen behoren.

 

 

De bestemmingen aangegeven op de vigerende gewestplannen worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zeehavens zodanig gedifferentieerd dat :

• de milieuhygiënische impact naar de nabij gelegen bebouwing door een interne zonering geminimaliseerd wordt;

• bufferzones worden aangeduid waarin mogelijkheden worden aangegeven en gerealiseerd;

• de ontsluitingsinfrastructuur- noodzakelijk voor het economisch functioneren wordt aangegeven;

• de structurele natuurelementen (o.a. Ramsargebieden, Schelde-oevers) maximaal gevrijwaard blijven;

• de ecologische infrastructuur blijft functioneren.

De oppervlakte van de ecologische infrastructuur die niet voor zeehavenactiviteiten van nut is, bedraagt maximaal 5 % van de oppervlakte van het zeehavengebied. Door de 5%-doelstelling echter niet per zeehavengebied voorop te stellen maar voor alle zeehavengebieden samen, moet het beleid beter in staat zijn om tegemoet te komen aan de specifieke karakteristieken van elk zeehavengebied. De lokalisatie van de ecologische infrastructuur moet zo gebeuren dat de havenactiviteiten niet worden gehinderd.

 

 

Andere relevante elementen uit het richtinggevend deel

 

Omwille van hun multimodaliteit (zee, waterweg, spoor, pijpleiding en weg) en hun hoogwaardige infrastructuur worden internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken uitsluitend in de zeehavens en aansluitend bij de internationale luchthaven van Zaventem gelokaliseerd. Fasering naar realisatie, optimalisering van bestaande infrastructuur en complementariteit tussen zeehavens moeten - vanuit een duurzaam ruimtegebruik - blijvend voorop staan. In het zeehavengebied van Antwerpen betreft het de locatie Beveren – Verrebroek en de locatie Hoevenen ten westen van A12-Havenweg.

Het ruimtelijk principe ‘Verbindingen tussen de poorten en rechtstreekse verbindingen met het achterland’ stelt dat de poorten eerste-lijnsknooppunten zijn, welke mondiale stromen van goederen en personen bedienen en de relatie leggen tussen de poorten en het achterland. De poorten worden ontsloten voor alle vervoersmodi naar elk van hun achterland. Tussen de Vlaamse zeehavens wordt een wegverbinding voorzien en worden in het bijzonder de spoor- en waterverbindingen verbeterd. Via Schelde en Leie wordt een rechtstreekse verbinding op het structureel verbeterde Noord-Franse waterwegennet uitgebouwd en via de Ijzeren Rijn wordt in een rechtstreekse verbinding met het Duitse spoorwegennet en het Ruhrgebied voorzien.

Naast een verbetering van de onderlinge verbindingen en van de achterlandverbindingen wordt tevens de poortfunctie (= multimodale distributiefunctie) versterkt door inplanting van internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken in de zeehavengebieden.

Daarnaast is ook het principe ‘Verbindingen tussen de groot- en regionaalstedelijke gebieden in een samenhangend netwerk met grootstedelijke gebieden buiten Vlaanderen’ relevant, omwille van de positie van de zeehaven Antwerpen ten opzichte van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Vanuit deze principes worden heel wat lijninfrastructuren (weg-, spoorwegen- en waterwegeninfrastructuur en pijpleidingen en elektriciteitsleidingen) geselecteerd.

Ook het principe ‘Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen’ is relevant voor voorliggend rup. Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies – landbouw, natuur en bos – kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen.

Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (recreatie, overige functies, …).

 

 

2.1.2 Bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

 

Zeehaven Antwerpen

 

De zeehaven van Antwerpen is in het bindend deel van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als poort, in samenhang met de regionale luchthaven. Dit beklemtoont de strategische plaats die de zeehaven van Antwerpen inneemt in de economische structuur van Vlaanderen. Het is de taak van het Vlaams gewest om in samenspraak met de betrokken besturen de terreinen als zeehavengebied in gewestplannen of ruimtelijke uitvoeringsplannen af te bakenen.

De locaties Hoevenen en Beveren in het zeehavengebied Antwerpen worden geselecteerd als internationaal georiënteerde multimodale parken. Het Vlaams Gewest bakent in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen als multimodaal internationaal georiënteerd logistiek park af. Deze terreinen worden afgebakend binnen de als zeehavengebied afgebakende terreinen.

 

 

Andere relevante elementen uit het bindend gedeelte

 

Het stedelijk gebied van Antwerpen is geselecteerd als grootstedelijk gebied. De grootstedelijke gebieden worden door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveau’s in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend.

Het is ook de taak van het Vlaams gewest om terreinen van nieuw aan te leggen wegvakken voor hoofd- en primaire wegen, van nieuw aan te leggen spoorwegvakken voor hoofdspoorwegen en van nieuw aan te leggen of verbeteren hoofdwaterwegen te reserveren in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Een aantal wegen, spoorlijnen, waterwegen in (de omgeving van) de zeehaven zijn geselecteerd (voor een volledig overzicht: zie RSV, gecoördineerde versie, april 2004 en de tweede herziening van het RSV, besluit Vlaamse regering d.d. 17/12/2010 en decreet 25/02/2011).

Het Vlaams Gewest bakent de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur als volgt af in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen:

• 75.000 tot 100.000 ha grote eenheden natuur (in overdruk) en 25.000 tot 50.000 ha grote eenheden natuur in ontwikkeling (in overdruk). Daarvoor is een toename van 38.000 ha natuur- en reservaatgebied (t.o.v. 1994) tot een totaal van 150.000 ha natuur- en reservaatgebied nodig.

• 750.000 ha agrarisch gebied, ruimtelijk bestemd voor de beroepslandbouw.

• 10.000 ha bijkomend bosgebied of bosuitbreidingsgebied, tot een totaal van 53.000 ha bosgebied.

• 150.000 ha natuurverwevingsgebied (in overdruk).

 

 

 

2.2 Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’

In de periode 1999-2006 liep het strategisch planningsproces voor de zeehaven van Antwerpen (zie ook verder). Het Tussentijds Strategisch Plan werd opgemaakt conform de bepalingen in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, het havendecreet en de opeenvolgende regeerakkoorden.

In uitvoering van het Tussentijds Strategisch Plan werd het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ opgemaakt, waarbij een groot deel van de Antwerpse zeehaven op de linker Schelde-oever werd bestemd. Dit plan ordent niet alleen het eigenlijke Waaslandhavengebied maar omvat ook herbestemmingen ter ondersteuning van de leefbaarheid van de betrokken dorpskernen en de natuurinrichtingswerken en -compensaties voor de bouwwerken van algemeen belang (Deurganckdok). De Vlaamse regering heeft het plan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ definitief vastgesteld op 16 december 2005

 

 

2.3 Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’

In uitvoering van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden stedelijke gebieden afgebakend om er ruimte te voorzien voor wonen, werken, groen, recreatie en andere stedelijke activiteiten. Op 19 juni 2009 heeft de Vlaamse regering het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen goedgekeurd. Dit plan omvat de afbakening van het stedelijk gebied en aanpassingen aan de geldende stedenbouwkundige voorschriften in delen van de stad Antwerpen en omliggende gemeenten, om op verschillende locaties nieuwe ruimte te creëren voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur stadsbossen en stedelijk groen. Hierbij werd de economische ruggengraatfunctie van de haven voor de regio erkend en de ruimtelijke begrenzing tussen de havenactiviteiten en de grootstedelijke activiteiten vooral ter hoogte van de Noorderlaan gelegd. In de afbakening van de zeehaven worden de bedrijventerreinen voor zeehavenactiviteiten opgenomen. In de afbakening van het grootstedelijk gebied worden de gemengde en specifieke regionale bedrijventerreinen opgenomen.

Omdat het de bedoeling is dat de afbakeningslijn van het grootstedelijk gebied en het zeehavengebied op elkaar aansluiten, past voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het zeehavengebied Antwerpen beperkt de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen aan. Met name het begin van het Albertkanaal wordt bijkomend in het stedelijk gebied gelegd. Immers, alle kanaaldokken en insteekdokken die louter voor de optimalisatie van de situatie van de binnenvaart worden benut, blijven onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van De Scheepvaart nv en worden niet mee in het zeehavengebied opgenomen (zie ook verder). Dit principe sluit o.a. het Albertkanaal inclusief de wacht- en eventuele ligplaats Straatsburgdok uit het zeehavengebied. Ook ter hoogte van de Royerssluis wordt de afbakening van het grootstedelijk gebied aangepast opdat de geplande uitbreiding van de sluis volledig in zeehavengebied komt te liggen.

 

2.4 Het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

De Vlaamse Regering besliste op 7 december 2001 de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit te voeren in twee fasen. In een “eerste fase” stelde de Vlaamse Regering op basis van procedure in het decreet Natuurbehoud een afbakeningsplan voor de 86.500 ha grote eenheden natuur en grote eenheden natuur in ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) definitief vast op 18 juli 2003. Parallel werden in deze fase via een reeks gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen ca. 2000 ha bestemmingswijzigingen naar natuurgebied doorgevoerd voor een aantal onderdelen van het VEN.

Op 17 oktober 2003 legde de Vlaamse Regering de werkwijze voor de “tweede fase” van het afbakeningsproces vast. In deze tweede fase werd in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen een geïntegreerde en gebiedsgerichte ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos opgesteld. In de periode 2004-2009 werden daarvoor overlegprocessen gevoerd in 13 buitengebiedregio’s. Voor de buitengebiedregio’s Antwerpse Gordel – Klein-Brabant en Waasland werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur opgestart in 2007.

Het resultaat van deze overlegprocessen is een ruimtelijke visie die de krachtlijnen vastlegt voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in een bepaald gebied én een uitvoeringsprogramma waarin een fasering en de beleidsmatige prioriteiten voor de opmaak van concrete afbakeningsplannen wordt vastgelegd.

Conform de beslissing van de Vlaamse regering van 11 september 2009 worden de agrarische gebieden die buiten het zeehavengebied komen te liggen verder bekeken in de planningsprocessen voor de afbakening van het buitengebied 1.

 

Bijgevolg worden op linkeroever noch het 'poldergebied' uit het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’, noch het agrarisch gebied omheen de Grote Geule meegenomen in voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan 'afbakening zeehavengebied Antwerpen'.

Op 7 mei 2010 besliste de Vlaamse regering om het ‘RUP Ettenhovense Polder’ op te nemen op het ‘gebiedsgericht programma 2010’ in het kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur.

Bij de opmaak van voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan kwam de Vlaamse regering overeen om de Ettenhovense polder toch bijkomend op te nemen in voorliggend rup omdat:

- de actie Ettenhovense polder is opgenomen in het ‘gebiedsgerichte programma 2010’ van AGNAS en dergelijke acties maximaal dienen te worden gekoppeld aan lopende initiatieven;

- de (her)bestemming van de Ettenhovense polder gekoppeld is aan het zeehavenproces door zijn ligging in de Speciale Beschermingszone (SBZ) ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’.

 

 

 

2.4.1 Het afbakeningsproces in de regio’s Antwerpse Gordel – Klein-Brabant en Waasland

 

 

Op 3 maart 2009 nam de Vlaamse Regering kennis van de visie voor de buitengebiedregio Waasland en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 29.000 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

Op 27 maart 2009 nam de Vlaamse Regering kennis van de visie voor de buitengebiedregio Antwerpse Gordel Klein-Brabant en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 9.600 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed. Naar aanleiding van deze beslissing nam de Vlaamse regering kennis van de voortoets 2 die uitgevoerd werd naar aanleiding vanhet voorstel van beleidsmatige bevestiging van het agrarisch gebied van de Ettenhovense Polder. Tevens besliste de Vlaamse regering:

1. naar aanleiding van een beslissing over het principieel programma van de afbakening van de haven van Antwerpen een uitspraak te doen over al dan niet herbevestiging van Ettenhovense Polder in vogelrichtlijngebied.

2. haar goedkeuring te hechten aan het principe dat er binnen herbevestigd gebied volledige beleidsmarge blijft voor het realiseren van Nx en 2de spoorontsluiting en de noodzakelijke natuurcompensaties als gevolg van het doorsnijden van de speciale beschermingszones (actiegebied ‘Stabroekse Polder – Ettenhovense Polder’ en ‘Bossen van Ranst + Bossenstein’).

 

 

 

 

2.5 Het sigmaplan en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'intergetijdengebied noordelijk gedeelte Prosperpolder'

Op 22 juli 2005 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het geactualiseerde SigmaPlan, dat werd opgevat ter bescherming van het Scheldeëstuarium tegen overstromingen. Deze beslissing werd verder aangevuld met flankerende maatregelen en met een uitgewerkt ‘Meest Wenselijke Alternatief’, bestaande uit een optimale combinatie van dijkverhoging en de aanleg van GOG’s 3 (gecontroleerde overstromingsgebieden) en GGG’s (gecontroleerd gereduceerd tij). Hierbij is vastgesteld dat het project Hedwigepolder – Noordelijk deel Prosperpolder één van de prioritair op te starten overstromings- en natuurgebieden is. Het ruimtelijk uitvoeringsplan “intergetijdengebied noordelijk gedeelte Prosperpolder”, definitief goedgekeurd op 11 april 2008 door de Vlaamse Regering, situeert zich aan de rand van het plangebied van voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan. Het voorziet in een volwaardige ontwikkeling van robuuste natuur rond de zeehaven.