4.2 Ruimtelijke Veiligheidsrapportage (RVR)

Het RVR werd opgemaakt voor het strategisch plan van de haven van Antwerpen en voor het afbakeningsRUP. Op 21 november 2008 werd het gunstig beoordeeld door de dienst Veiligheidsrapportering van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Voor de toetsing van de huidige risico's is uitgegaan van de toestand op 1 januari 2005.

Het RVR concludeert, samengevat, dat uit het oogpunt van de mensrisico’s mag gesteld worden dat het voorstel van strategisch plan en bijgevolg eveneens het RUP beantwoordt aan de vereiste om te voorkomen dat door wijziging van grondbestemming en / of –gebruik de risico’s van zware ongevallen toenemen, dit in de veronderstelling dat:

- de verdere invulling van het zeehavengebied, t.t.z. de inplanting of wijziging van bedrijven met gevaarlijke stoffen, gebeurt overeenkomstig de vastgestelde risicozonering;

- bijkomende woongebieden en kwetsbare bestemmingen enkel in de vastgestelde veiligheidszones worden toegelaten;

- bijkomende locaties waar veel publiek aanwezig kan zijn, binnen of nabij het industriegebied, kunnen enkel toegelaten worden mits bijkomend onderzoek (bv een kwantitatieve risicoanalyse) aantoont dat er geen impact is op de externe veiligheid.

Om deze reden is in de stedenbouwkundige voorschriften voor bepaalde gebieden een bepaling opgenomen waarbij voor een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning een advies dient gevraagd te worden aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Overheid, de dienst Veiligheidsrapportering (zie toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften).

De dienst Veiligheidsrapportering van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie heeft in haar advies, d.d. 21/10/2011, naar aanleiding van de plenaire vergadering over het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gesteld dat het RVR dat werd opgemaakt voor het strategisch plan van de haven van Antwerpen, onder voorwaarden, kan gebruikt worden als RVR bij het GRUP:

 

Uit haar advies:

“In wat hieronder volgt wordt nagegaan of het RVR SPHA kan gebruikt worden als ruimtelijk veiligheidsrapport bij het GRUP. Er wordt onderzocht in welke mate de afbakening van het GRUP verschilt van de afbakening gebruikt in het RVR SPHA, en ingeschat wat de mogelijke invloeden van deze verschillen kunnen zijn op de in het RVR SPHA uitgevoerde risicozonering.

1. Alle gebieden die in het GRUP voorzien worden voor bedrijven werden in het RVR SPHA onderzocht naar Seveso- draagkracht (lees: er werd een risicozonering voor uitgevoerd), met uitzondering van de volgende zones:

a. de zone rond de sluizencomplexen

De zone rond de Zandvlietsluis-Berendrechtsluis en de zone rond de Boudewijnsluis-Van Cauwelaertsluis wordt in het GRUP bestemd voor bedrijven. In het RVR SPHA werden deze zones op basis van het toen vigerende gewestplan beschouwd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, en aldus niet betrokken in de risicozonering. Op zich hoeft dit echter geen probleem te zijn omdat, mede gelet op de beperkte 6 omvang van deze zones, de risicozonering van deze zones ‘op zicht’ (logischerwijze) kan bekomen worden door een doortrekking/verderzetting van de zonering van het aansluitende gebied.

b. een zone ter hoogte van de Royersluis

In voorliggend GRUP wordt een zone voor de uitbreiding van de Royersluis, die oorspronkelijk deel uitmaakte van het Grootstedelijk Gebied Antwerpen, opgenomen in het Zeehavengebied. Deze zone maakte ten tijde van de opmaak van het RVR SPHA geen deel uit van het strategisch plan en werd in het RVR SPHA dan ook niet risico-gezoneerd. Ook voor deze zone kan de risicozonering ‘op zicht’ bekomen worden, door doortrekking/verderzetting van de risicozonering van de aansluitende gebieden.

c. Aan de zuidoostelijke grens van het plangebied wordt de zone voor bedrijven in het GRUP iets ruimer getekend dan wat in het RVR SPHA als industriegebied werd risico-gezoneerd. Een logische doortrekking ‘op zicht’ is hier niet zonder meer mogelijk vanwege de aanwezigheid van zowel gebieden met woonfunctie als gebieden met kwetsbare locatie op zeer korte afstand.

2. In het RVR SPHA werd een aantal gebieden risico-gezoneerd die thans niet opgenomen zijn binnen de afbakening van het Zeehavengebied (bv. een zone ter hoogte van de Prosperpolder, een industriezone op het grondgebied van Zwijndrecht, de zone in het GRUP ‘Waaslandhaven fase I en omgeving’ bestemde zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven). Het weglaten van deze risico-gezoneerde gebieden heeft geen impact op de risicozonering van de andere gebieden.

3. Ter hoogte van de ingang van het Albertkanaal wordt een zone overgeheveld van het Zeehavengebied naar het Grootstedelijk Gebied Antwerpen. Dit heeft geen impact op de risicozonering van het Zeehavengebied.

4. Zoals hoger al gesteld zijn de gebieden met woonfunctie en de gebieden met kwetsbare locatie in en in de onmiddellijke omgeving van het plangebied determinerend voor de risicozonering binnen het plangebied.

Ter hoogte van Prosperdorp is de zone voor wonen volgens het GRUP ruimer genomen dan wat in het RVR SPHA als gebied met woonfunctie werd beschouwd. Deze wijziging heeft wel impact op de risicozonering, zeker in zones onmiddellijk aansluitend aan deze zone. Echter, in het GRUP wordt tussen het de bestemde zone voor wonen en de bestemde zone voor bedrijven een ruime bufferzone voorzien, onder de vorm van natuurgebied.

5. Ten aanzien van de afgebakende veiligheidszone voor gebieden met woonfunctie en voor gebieden met kwetsbare locatie dient nagegaan of binnen deze veiligheidszones wijzigingen op vlak van gebieden met woonfunctie en gebieden met kwetsbare locatie opgetreden zijn in vergelijking met de toestand op 01/01/2005. Zoals eerder aangegeven beïnvloeden dergelijke wijzigingen immers de risicozonering.

Voor zover de dienst Veiligheidsrapportering kan nagaan, hebben dergelijke wijzigingen zich niet voorgedaan. Dit moet echter nog door de initiatiefnemer van het GRUP bevestigd worden.

6. Aan het Zeehavengebied werd het gebied van de Ettenhovense Polder toegevoegd. Dit heeft geen invloed op de in het RVR SPHA uitgevoerde risicozonering.

 

Conclusie:

 

Met in achtname van de resultaten van voorgaande toetsing, met bijzondere aandacht voor punt 5, meent de dienst Veiligheidsrapportering dat het RVR SPHA kan gebruikt worden als RVR bij het GRUP. Bij het gebruik van dit RVR SPHA dient wel de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd, specifiek met betrekking tot de hierboven aangehaalde punten. De resultaten van het RVR SPHA zijn in alle geval indicatief.

De dienst Veiligheidsrapportering vraagt aan de initiatiefnemer om bovengenoemde aftoetsing in de toelichtingsnota op te nemen, teneinde aan te tonen dat (het resultaat van) het RVR SPHA ook voor dit GRUP van toepassing is.“

 

 

Begin 2012 ging de administratie na of er binnen de veiligheidszone sinds 1/1/2005 wijzigingen zijn opgetreden op het vlak van gebieden met een kwetsbare locatie, met andere woorden of er binnen de veiligheidszone voor kwetsbare locaties sinds 1/1/2005 scholen, ziekenhuizen of rust- en verzorgingstehuizen zijn gepland of gerealiseerd. Op basis van de ontvangen informatie achtte de dienst Veiligheidsrapportering op 3/02/2012 het niet nodig om de risicozonering uit het RVR SPHA bij te (laten) werken.