4.5 Passende beoordeling

 

4.5.1 Passende beoordeling uit plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’

 

zie hoofdstuk 4.4.3. Passende beoordeling

 

 

4.5.2 Aanvulling voor Ettenhovense Polder

 

De voortoets van de passende beoordeling voor het deelgebied ‘Ettenhovense polder’ is opgenomen in het onderzoek tot milieueffectrapportage.

Er worden geen effecten verwacht van de herbevestiging als agrarisch gebied op de andere Natura-2000 gebieden die in de nabijheid liggen zoals de Kuifeend, vanwege de ruimtelijk geïsoleerde ligging van beide gebieden ten opzichte van mekaar. De landbouwactiviteiten hebben geen verstorende impact op de doelen voor de nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Er blijkt geen noodzaak om een eigenlijke passende beoordeling uit te voeren.

 

 

Uit de herbestemming van het gebied voor recreatievliegen is fysisch geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone te verwachten indien bij de verordenende bepalingen opgenomen wordt dat niet enkel het overwegend onbebouwde maar ook het onverharde karakter behouden blijft . Er worden dan geen habitats ingenomen of omgezet die van belang zijn voor de soorten waarvoor doelstellingen vooropgesteld werden.

Deze voorwaarde is verwerkt in het RUP:

- De toelichtende kolom bij artikel R21.1. stelt dat het overwegend onbebouwd en onverhard karakter van het gebied behouden blijft;

- Enkel ter hoogte van de zones met de overdruk ‘gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen’, artikel R21.2., zijn gebouwen en verhardingen met een vloeroppervlakte groter dan 10m2 toegelaten.

 

 

4.5.3 Aanvulling voor polder tussen Verrebroek en Kieldrecht

 

De herbestemming naar agrarisch gebied is onderbouwd is via de ‘passende beoordeling’ van de planMER voor de haven. Deze ‘passende beoordeling’ heeft immers de gunstige staat van instandhouding afgetoetst voor het gehele vogelrichtlijngebied ‘3.6 Schorren en polders van de Beneden Zeeschelde’. Het MMHA houdt in dat, mits volwaardige realisatie van de natuurkerngebieden, alle ruimte die niet ingekleurd is als natuurkerngebied kan ingenomen worden voor economische doeleinden met inbegrip van landbouw (en met uitzondering van een aantal gebieden in het kader van de ecologische infrastructuur).