4.6 Watertoets

Conform het decreet betreffende het integraal waterbeleid dd. 18/7/2003 dient een toets gedaan te worden op het mogelijk schadelijk effect van het plan op het watersysteem.

Art. 8 §4 van het decreet bepaalt dat voor de vergunningsplichtige activiteit, plan of programma dat onderworpen is aan een milieueffectenrapportage, de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, in het rapport (MER) dient te gebeuren.

In het kader van het plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’ vormde water een van de te onderzoeken toetsen milieudisciplines en werd een watertoets opgesteld. Hieronder worden de conclusies van deze watertoets meegegeven.

In het plan-MER gaat men ervan uit dat de acties en maatregelen uit het bekkenbeheerplan voor de Benedenschelde tegen 2030 gerealiseerd zijn, waardoor huidige knelpunten m.b.t. afwatering en waterkwaliteit in het gebied rond de haven grotendeels zullen opgelost zijn. In de watertoets wordt nog eens benadrukt dat havenuitbreiding geen negatieve effecten mag hebben op de afwatering en de waterkwaliteit in het omringende gebied en de Schelde. Bij havenuitbreiding (de B-planvarianten) moet daarom zeker rekening gehouden worden met de verschillende milderende maatregelen opgesomd in de watertoets (blz. 14-16 van bijlage P van het hoofdrapport van het plan-MER). De milderende maatregelen die op planniveau ruimtelijk vertaald werd worden opgesomd onder 4.4.4.1.

Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan laat toe de geplande projecten zodanig te ontwerpen, in te richten en uit te voeren dat rekening kan worden gehouden met alle kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het watersysteem, m.a.w. dat aandacht kan gegeven worden aan een integrale benadering van het watersysteem/beheer en dat de nodige mildering én compensatie kunnen worden voorzien, zodat de uitbreiding van de haven geen blijvende schadelijke impact zal hebben op de omliggende watersystemen in het algemeen en de ontvangende waterloop, in casu de Schelde, in het bijzonder.

 

Op 9 november 2011 heeft de Vlaamse Regering het watertoetsbesluit gewijzigd. Een belangrijke wijziging is dat de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden vervangen is door een nieuwe kaart waar meer gebieden in zijn opgenomen. De wijzigingen zijn van kracht sinds 1 maart 2012. Binnen de contouren van dit plan worden, gelet op de omvang van het plangebied, eerder beperkte wijzigingen vastgesteld. Deze kaart heeft vooral een signaalfunctie die gebruikt wordt om mogelijk schadelijk effecten op het watersysteem te detecteren. De plan-MER hanteert echter een veel uitgebreidere set van onderzoeksmethodes en effectenbeoordeling gericht op het plaatselijke watersysteem, zodat beperkte wijzigingen in de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden bijgevolg geen significante impact op de beoordeling van het watersysteem zoals gebeurd in de plan-MER

 

 

Aanvullingen voor Ettenhovense Polder

Het deelgebied ‘Ettenhovense polder’ situeert zich in effectief overstromingsgevoelig gebied, risicozone voor overstromingen, natuurlijk overstromingsgebied en recent overstroomd gebied. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op het watersysteem (waterlopen, oppervlaktewater, grondwater, infiltratie in bodem, overstromingsgebieden,…).

Bovendien wordt door de bevestiging van het agrarisch gebied de opvangcapaciteit van het gebied niet gewijzigd. Het betreft namelijk een ingedijkt gebied (polder) waardoor de waterafvoer en opvangcapaciteit gecontroleerd kan verlopen door de waterbeheerder. Ook de herbestemming in functie van het vliegveld bestendigt het grotendeels onverharde karakter van dit gebied, waardoor geen wijzigingen in de lokale waterhuishouding of bijkomende afvalwaterstromen worden verwacht.

In de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan worden tenslotte maatregelen die nodig of nuttig zijn voor het waterbeheer mogelijk gemaakt en wordt het grootste deel van het plangebied bouwvrij gehouden. Er is dus geen bijkomende impact t.a.v. het watersysteem.

 

 

Aanvullingen voor polder tussen Verrebroek en Kieldrecht

Het deelgebied ‘polder tussen Verrebroek en Kieldrecht’ situeert zich deels in mogelijk overstromingsgevoelig gebied,. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op het watersysteem (waterlopen, oppervlaktewater, grondwater, infiltratie in bodem, overstromingsgebieden,…). Bovendien wordt door de bevestiging van het agrarisch gebied de opvangcapaciteit van het gebied niet gewijzigd.

In de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan worden tenslotte maatregelen die nodig of nuttig zijn voor het waterbeheer mogelijk gemaakt. Er is dus geen bijkomende impact t.a.v. het watersysteem te verwachten.

 

 

Besluit

 

Wanneer de mitigerende maatregelen uit de plan-MER worden toegepast, wordt er geen blijvende schadelijke impact op het watersysteem verwacht. De mitigerende maatregelen met een ruimtelijke doorwerking op niveau van het RUP, werden doorvertaald in de betreffende stedenbouwkundige voorschriften.

Het plan is bijgevolg in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van art. 5 en 6 van het Decreet Integraal Waterbeleid, met de bindende bepalingen van het bekkenbeheerplan van de Benedenschelde.