7. Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften en op te heffen voorschriften

 

Onderstaande tabellen geven de samenhang weer tussen het toekomstbeeld voor het gebied en het verordenende gedeelte (grafisch plan en stedenbouwkundig voorschrift) van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De selectie van de elementen die opgenomen zijn in de stedenbouwkundige voorschriften is bewust beperkt gehouden om er in de toekomst voldoende flexibel mee te kunnen omgaan. Enkel die elementen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het doel worden verordenend vastgelegd.

Een eventuele verfijning van de plannen door de gemeenten of provincies is mogelijk op basis van de uitvoering van hun goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. De tabellen zijn als volgt opgebouwd:

- In de eerste kolom zijn de stedenbouwkundige voorschriften uitgewerkt. Deze voorschriften zijn verordenend.

- De tweede kolom verduidelijkt op welke manier de stedenbouwkundige voorschriften geïnterpreteerd en toegepast worden.

 

 

 

 

7.1 Afbakening zeehavengebied op rechter- en linkeroever

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 1. Afbakeningslijn zeehavengebied

 

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

 

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen.

 

Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit voorschrift wijzigt de bevoegdheidsverdeling tussen de drie planningsniveaus niet. De vervanging van de plannen van aanleg gebeurt conform de taakverdeling zoals die decretaal en in de structuurplannen is vastgelegd.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 2. Afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen

 

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen.

 

Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.

 

 

Dit voorschrift wijzigt de bevoegdheidsverdeling tussen de drie planningsniveaus niet. De vervanging van de plannen van aanleg gebeurt conform de taakverdeling zoals die decretaal en in de structuurplannen is vastgelegd.

 

De afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen werd verordenend vastgelegd in het rup ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’. Ter hoogte van het Albertkanaal en ter hoogte van de Royerssluis wordt met voorliggend rup de afbakeningslijn van het grootstedelijk gebied Antwerpen beperkt gewijzigd. De ‘blauwe bolletjes’ geven het begin- en eindpunt aan van het deel van de afbakeningslijn dat wordt gewijzigd. Deze blauwe bolletjes hebben als zodanig geen juridisch bindend karakter.

 

Op het grafisch plan vallen de twee afbakeningslijnen (deze van het zeehavengebied en deze van het (aangepaste) grootstedelijk gebied) samen. Grafisch is het verschil tussen de twee grenslijnen af te leiden uit de dwarse streepjes, loodrecht op de doorlopende bruine lijn. De dwarse streepjes zijn gericht naar het gebied dat de lijn afbakent, dus ofwel naar het stedelijk gebied ofwel naar het zeehavengebied.

 

 

7.2 Rechteroever

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvgheid’.

Artikel R1. Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

 

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

 

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

 

 

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gebied is bestemd voor de industriële gronden binnen een zeehaven. Het is een onderdeel van een zeehaven die naast het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven eveneens andere gebieden, eigen aan een zeehaven, bevat zoals de dokken en sluizen in een zeehaven. Omdat de overgang tussen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, en de gebieden voor waterwegen of waterwegverbindingen of andere infrastructuren niet altijd heel precies aan te geven is op een RUP wordt een zekere soepelheid aan de dag gelegd en wordt dit opgenomen in de voorschriften voor infrastructuur (gebied voor waterweginfrastructuur, gebied voor spoorinfrastructuur, gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur). In deze voorschriften is opgenomen: “Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.” Onder die soepelheid wordt verstaan dat de grens niet strikt moet worden geïnterpreteerd. Werken aan de kade om bepaalde infrastructuren aan te brengen zijn bijvoorbeeld toegelaten, zoals aanpassingswerken in functie van een binnenvaartterminal, het aanpassen van een kade met het oog op een andere manier van laden en lossen, renovatie of aanpassing van sluizen, verwijdering van linkspans,...

Een beperktere inname van het infrastructuurgebied is bijgevolg steeds mogelijk op basis van bovenvermelde bepaling. Een ruimere inname is niet evident, tenzij de vergunningsaanvrager hiervoor gebruik kan maken van het besluit voor lijninfrastructuur- en nutswerken die een kleine wijziging inhouden (besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2, en artikel 4.7.1, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg van de Vlaamse Bouwmeester).

Alle handelingen die nodig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn mogelijk. Bijgevolg is de aanleg en het onderhoud van waterkerende dijken (b.v. Sigmadijken) toegelaten.

Windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie worden eveneens beschouwd als het type bedrijfsactiviteiten waarvoor het zeehavengebied is bestemd. Er is geen specifieke aanduiding voor nodig. Wel kunnen de geschikte locaties voor windturbines in de praktijk beperkt zijn door b.v. de te respecteren afstanden tot omliggende natuurgebieden. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader.

Zeehavengebonden en zeehavengerelateerd:

Zeehavengebonden activiteiten zijn deze die ofwel enkel in een zeehaven kunnen uitgeoefend worden ofwel deze die nodig zijn om een zeehaven te laten functioneren.

Zeehavengerelateerde activiteiten zijn deze die heel nauw verbonden zijn met het functioneren van een zeehaven. Het preciese onderscheid tussen zeehavengebonden en zeehavengerelateerd is niet altijd precies te maken.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn restgronden, reservegronden die nog niet ingenomen zijn door bedrijven, waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de bestemming ‘gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur’.

 

Het gaat hier specifiek over de mogelijkheid voor bewakingspersoneel om tijdens hun dienst een gebouw of lokaal te kunnen gebruiken. Het gaat hier wel degelijk niet om een woonfunctie.

 

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers- intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel R2. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage

Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten:

 

- verwerking en bewerking van mest of slib;

- grondopslag en grondbewerking en –verwerking.

 

Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling zijn toegelaten.

 

Het gebied is bestemd voor regionale bedrijven met afvalverwerkende en recyclerende activiteiten.

 

 

[image] Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel R3a. grensgebied met het grootstedelijk gebied – omgeving Noorderlaan

 

Het gebied is bestemd voor zeehaven- en watergebonden bedrijven zoals omschreven in lid 1 van artikel R1. en voor de bestaande bedrijven of activiteiten die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De bestaande bedrijven of activiteiten kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. De handelingen die nodig zijn om een bestaand bedrijf of activiteit te bestendigen zijn toegelaten voor zover zij beperkt zijn tot het behoud binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Andere verbouwingen of uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het betreffende gebied grenst aan het grootstedelijk gebied Antwerpen.

 

In het gebied grenzend aan de Noorderlaan zijn grootschalige kleinhandelszaken gevestigd die niets van doen hebben met de havenactiviteiten. Bedoeling is dat deze kleinhandelszaken op termijn verdwijnen uit het afgebakende zeehavengebied zodat havengerelateerde activiteiten kunnen worden voorzien.

 

Onder bestaande activiteiten worden verstaan: de activiteiten in vergelijkbare vorm, met inbegrip van de normale technologische evolutie van activiteiten. De omstandigheid dat het bedrijf verandert van eigenaar, kan op zichzelf niet beschouwd worden als een stopzetting van de huidige bedrijfsactiviteiten.

 

Het gebied grenzend aan de Noorderlaan is gelegen aan de rand van de haven aan een belangrijke verkeersinfrastructuur. In functie van de uitstraling en de representativiteit van de zeehaven en het vinden van aansluiting met het stedelijk gebied is een kwalitatieve inrichting van het gebied belangrijk en dient bijzondere aandacht te gaan naar de bebouwingstypologie, de inpassing in het straatbeeld en de inrichting van de publieke ruimte. Om deze principes concreet te maken bij de vergunningverlening kan teruggevallen worden op de bepalingen uit de Codex met betrekking tot de beoordelingsgronden in het vergunningenbeleid. De Codex omvat de nodige bepalingen om de gewenste rechtszekerheid te garanderen. De overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld zoals bepaald in artikel 4.3.1, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers- intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 

[image]Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘infrastructuur’.

Artikel R3b. grensgebied met het grootstedelijk gebied – omgeving Royerssluis

 

Dit gebied is bestemd voor de aanpassing en uitbreiding van de Royerssluis en aanhorigheden.

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van de waterweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie- infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

Het gedeelte van het gebied dat voorlopig niet is benut voor de aanleg van de infrastructuur is bestemd voor horeca, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socioculturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Onder aanhorigheden van waterwegen wordt onder andere verstaan:

sluizen, liften, hellende vlakken, stuwen, pompstations, spaar- en overloopbekkens, oevers of dijken en eventuele grachten achter het dijktalud, meerpalen, geleide-inrichtingen, signalisatie, aanlegplaatsen, dokken, aanlegbolders, kaaimuren, meetinstallaties voor waterpeil, debiet, stroomsnelheid en waterkwaliteit,

installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie, zoals golfslag- en getijdenenergie.

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies de grens aan te geven van de infrastructuur. Daarom laat deze gebiedsspecifieke typebepaling in het gedeelte van het gebied dat voorlopig niet is benut voor de aanleg van de infrastructuur stedelijke functies toe die aansluiten bij het aangrenzende grootstedelijke gebied. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de stedelijke functies toegelaten zijn. Hoe toepassing gemaakt zal worden van deze bepaling moet gemotiveerd worden in de motivatienota bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

 

Openbare verharde ruimten: straten en pleinen.

Openbare groene ruimten: groene stedelijke ruimten in open lucht en dit meer bepaald in functie van park, natuur en recreatie, bijvoorbeeld parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening en dergelijke. Socioculturele voorzieningen zijn voorzieningen die te maken hebben met het sociale, het gemeenschapsvormende of het culturele, zoals een cultureel centrum, een gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, een eredienstgebouw, een bibliotheek, een volkstuintje .

Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembaden, sportvelden, sport- en fitnesscentra.

 

Het gebied is gelegen aan de rand van de haven. In functie van de uitstraling en de representativiteit van de zeehaven en het vinden van aansluiting met het stedelijk gebied is een kwalitatieve inrichting van het gebied belangrijk en dient bijzondere aandacht te gaan naar de bebouwingstypologie, de inpassing in het straatbeeld, de inrichting van de publieke ruimte en de verenigbaarheid, wat schaal en ruimtelijke impact betreft, met de omgeving. Om deze principes concreet te maken bij de vergunningverlening kan teruggevallen worden op de bepalingen uit de Codex met betrekking tot de beoordelingsgronden in het vergunningenbeleid. De Codex omvat de nodige bepalingen om de gewenste rechtszekerheid te garanderen. De overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld zoals bepaald in artikel 4.3.1, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Artikel R4. externe veiligheid en nucleaire veiligheid

 

Artikel R4.1.

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen in een gebied dat valt onder artikel R1., R2., R3a. of R3b. die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

 

 

[image] (overdruk - symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R4.2.

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle advies heeft verstrekt over vergunningsaanvragen met betrekking tot bestaande of nieuwe vestigingen van hinderlijke inrichtingen

 

- die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken

- en die gelegen zijn binnen een straal van 2 km van de dichtstbijzijnde grens van de zone van productie van energie zoals bedoeld in artikel L2.

 

Indien het advies niet wordt verleend binnen een termijn van dertig dagen ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag, kan aan de adviesvereiste voorbij worden gegaan.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle over stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

 

 

Bepalingen met betrekking tot externe veiligheidsrisico’s

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot nucleaire veiligheid

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van het FANC teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling.

 

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel R5. Gebied voor waterweginfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

Daarnaast zijn toegelaten:

- alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het bergen van baggerspecie in onderwatercellen.

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

Onder aanhorigheden van waterwegen wordt onder andere verstaan:

sluizen, liften, hellende vlakken, stuwen, pompstations, spaar- en overloopbekkens, oevers of dijken en eventuele grachten achter het dijktalud, meerpalen, geleide inrichtingen, signalisatie, aanlegplaatsen, dokken, aanlegbolders, kaaimuren, meetinstallaties voor waterpeil, debiet, stroomsnelheid en waterkwaliteit.

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

 

 

 

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint.

Deze soepelheid laat beperkte wijzigingen aan de dokkeninfrastructuur toe waaronder ook het dempen van oude haveninfrastructuur.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel R6. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Schijns

 

Artikel R6.1.

 

 

Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten:

 

- op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en logistiek

- ondersteunende dienstverlenende bedrijven gericht op transport, distributie en logistiek;

- installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

 

Kleinhandel is niet toegelaten.

 

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Het gebied moet zo ingericht zijn dat er een geluidsbuffer is tussen de havenactiviteiten en de kern Hoevenen.

 

Artikel R6.2.

 

Bij vergunningsaanvragen voor werken voor de realisatie van het logistiek park of van delen ervan, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan hoe:

- het logistiek park op een ruimtelijk kwalitatieve en representatieve wijze wordt ingepast langsheen de A12;

- het logistiek park op een landschappelijk verantwoorde wijze rekening houdt met het erfgoedlandschap van de Ettenhovense polder aan de overzijde van de A12

- de ontsluiting zoals in artikel R6.4 bepaald, zal worden gerealiseerd

- de inrichting van de publieke ruimte en de inpassing van de bebouwing op een kwalitatieve wijze wordt gerealiseerd;

- de inplanting van de bebouwing bijdraagt tot de buffering van het geluid van de havenactiviteiten naar de kern Hoevenen;

- de afwatering van het Groot Schijn zal gebeuren.

 

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

 

Artikel R6.3.

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de

 

gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

 

[image] (overdruk - symbolische aanduiding)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R6.4. ontsluiting van het logistiek park

 

De hoofdontsluiting van het logistiek park voor gemotoriseerd verkeer sluit rechtstreeks aan op het op- en afrittencomplex aan de A12. De pijl duidt symbolisch aan waar de hoofdtoegang tot het bedrijventerrein wordt gesitueerd.

 

Om het deel van het logistiek park ten noorden van de ‘bunkergordel’ ( caponnières ) voor gemotoriseerd verkeer te verbinden met het deel van het logistiek park ten zuiden van de ‘bunkergordel’ zijn maximum twee toegangswegen toegelaten die de ‘bunkergordel’ kruisen. Voor het spoorverkeer is maximum één doorsteek door de bunkergordel toegelaten.

 

Artikel R6.5.

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:

- het behoud, het herstel of de aanpassing van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

- het behoud, het herstel of de aanpassing van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen en de verbindingsfunctie,

- het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

- het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.

De in artikel R6.1. genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied.

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot het specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Schijns

 

Onder logistiek wordt ook begrepen, de zogenaamde. Value Added Logistics-dienstverlening; dat is dienstverlening, gericht op de logistieke keten waarin specifieke bewerkingen of voorraadbeheer zorgen voor een toegevoegde waarde van het eindproduct.

Onder opslag van goederen wordt ook begrepen groothandel gerelateerd aan transport, distributie en logistiek.

 

 

 

 

 

 

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers- intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 

De geluidsbuffer tussen de havenactiviteiten en de kern Hoevenen ontstaat door een doordachte inplanting van de bebouwing.. De inrichtingstudie moet verduidelijken hoe de inplanting van de gebouwen die geluidsbufferende werking kan realiseren.

 

Bepalingen met betrekking tot het maken van een inrichtingsstudie

 

Het gebied is gelegen aan de rand van de haven aan een belangrijke verkeersinfrastructuur. In functie van de uitstraling en de representativiteit van de zeehaven is een kwalitatieve inrichting van het gebied belangrijk.

De ontsluiting zoals bepaald in artikel R6.4. is een symbolische aanduiding die aangeeft dat de hoofdontsluiting van het logistiek park rechtstreeks dient aan te sluiten op een op- en afrittencomplex aan de A12, maar die de exacte locatie van de hoofdtoegang niet situeert.

Een inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag wordt toegevoegd moet aangeven hoe de concrete ordening en inrichting van het logistiek park zal zijn.

De studie dient eveneens aan te geven hoe de inplanting van de bebouwing bijdraagt tot de buffering van het geluid van de havenactiviteiten naar de kern Hoevenen.

Voor de afwatering van het Groot Schijn worden meerdere scenario’s bestudeerd. Indien de waterbeheerder kiest voor het dempen van het Verlegd Schijn dienen elders een pompgemaal te worden aangelegd (ter hoogte van het Churchilldok en het Delwaidedok). Indien de realisatie van dit pompgemaal niet haalbaar zou zijn, dient het Verlegd Schijn behouden te blijven. Ter hoogte van het logistiek park Schijns kan het Verlegd Schijn worden gehertraceerd. Het profiel van de nieuwe gracht kan worden gereduceerd tot wat hydrologisch noodzakelijk is om het opwaartse debiet af te kunnen voeren naar het bestaande pompgemaal Rode Weel (+/- 35 m). De vergunningaanvrager dient in de inrichtingsstudie duidelijk aan te geven voor welk scenario is gekozen. Hoe de afwatering van het Groot Schijn zal gebeuren is immers bepalend voor de inrichting van het logistiek park.

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot externe veiligheidsrisico’s

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben

 

Bepalingen met betrekking tot de ontsluiting van het logistiek park

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het logistiek park Schijns wordt doorsneden door de ‘bunkergordel’. Daardoor bestaat het logistiek park uit een deel ten noorden van de ‘bunkergordel’ en een deel ten zuiden van de ‘bunkergordel’. De hoofdontsluiting van beide delen sluit aan op het op- en afrittencomplex aan de A12. Omwille van zijn ecologische functie is de ‘bunkergordel’ in voorliggend rup bestemd als zone voor permanente ecologische infrastructuur. Conform het bijhorende voorschrift is de aanleg van wegen niet toegelaten. Daarom voorziet het voorschrift ‘ontsluiting van het logistiek park’ de mogelijkheid om de ‘bunkergordel’ op twee plaatsen te dwarsen met een weg die de twee delen van het logistiek park verbindt. Los van de doorsteek voor de weg is ook een aparte doorsteek door de bunkergordel toegelaten voor het spoor.

 

Bepalingen met betrekking tot waterbeheer

In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.

Handelingen in functie van behoud, herstel of aanpassing van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding,…

Handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières,…

Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden.

De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor handelingen en inrichtingen.

Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid.

Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, zijnde een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek)

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel R7. Gebied voor spoorinfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die spoorinfrastructuur en aanhorigheden.

 

Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

 

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten.

 

 

 

 

 

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

 

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie- onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie-uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

 

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de bestemming ‘gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur’.

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint. Deze typebepaling wordt bijvoorbeeld gehanteerd voor een waterweginfrastructuur of een vervoerinfrastructuur.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

 

Artikel R8. Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet- gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten. Een deel van het gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. Deze ecologische infrastructuur moet eveneens voldoen aan de voorwaarden van landschappelijke inpassing.

 

 

 

 

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

Het gebied is bestemd voor alle soorten lijninfrastructuur, zowel spoor-, als weginfrastructuur, als leidingen. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden.

 

en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie- onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie-uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. De ecologische infrastructuur in het gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur zal bestaan uit de terreindelen die niet voor de infrastructuur zelf, maar voor aanhorigheden zoals bermen, grachten, taluds, beplanting enz. worden gebruikt.

Een deel van de infrastructurenstrook aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. De ‘R2- strook’ heeft immers een belangrijke natuurverbindende rol (centrale groene as op rechteroever in oost-west richting). De ecologische infrastructuur laat daarnaast toe de brede infrastructuren landschappelijk kwalitatief in te bedden in de omgeving.

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren (inclusief de ecologische infrastructuur) beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur (inclusief de ecologische infrastructuur) ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint. Deze typebepaling wordt bijvoorbeeld gehanteerd voor een waterweginfrastructuur of een vervoerinfrastructuur.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R9. bouwvrije strook

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om vergunningsplichtige gebouwen en constructies op te richten behalve handelingen voor leidingen, telecommunicatie infrastructuur, ecologische infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor nietgemotoriseerd verkeer.

Het gebied met de overdruk grenst aan de hoofdweg A12 Havenweg Antwerpen- Bergen-op-Zoom en is 35m breed.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een bouwvrije strook heeft als doel een zone voor erfdienstbaarheid van Vlaams belang in te richten. Die erfdienstbaarheid wordt opgelegd ten voordele van het principe dat infrastructuur gebundeld wordt om een efficiënt ruimtegebruik te creëren (bundelingsprincipe). De erfdienstbaarheid betekent dat alle huidige functies en activiteiten die vandaag in deze strook aanwezig zijn, blijven functioneren en bestaan zolang zij de aanleg van met hoofd- en primaire wegen gebundelde infrastructuur niet hinderen.

 

In een strook van 35 m breed vanaf de bestaande hoofdweg A12 geldt een bouwvrije strook om bundeling mogelijk te maken met andere lijninfrastructuren. De bundeling in dit gebied getuigt van compactheid teneinde een maximale e n zorgvuldige benutting van de naastliggende strook havengebied mogelijkte maken.

 

[image] (overdruk)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R10. gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten.

 

 

[image] (overdruk – symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel R11. verbinding voor fietsers

 

Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor fietsers. De pijlen duiden symbolisch aan welke plaatsen met elkaar verbonden moeten worden.

 

 

 

 

 

 

 

Bij de realisatie van een nieuwe of tweede Tijsmanstunnel dient een fietspad parallel aan de Tijsmanstunnel te worden aangelegd (in functie van het realiseren van een fietsverbinding onder het Kanaaldok en verder over/onder de Schelde).

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R12. buffer – ten westen van Berendrecht en Zandvliet

 

Tussen de zeehaven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. Het gebied kan ook gebruikt worden voor laagdynamisch recreatief medegebruik.

 

Alleen handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten.

 

De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied;

- het herstellen,(her)aanleggen of verplaatsen van leidingen onder voorwaarden van het behoud van het ecologisch karakter van het gebied.

 

Het waardevolle ecologische karakter van de Zouten, het meest zuidelijke deel van de buffer, dient te worden bestendigd.

 

In de zone palend aan het kanaal zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

Bij vergunningsaanvragen voor handelingen voor de aanleg of de wijziging van de buffer of delen ervan, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan hoe:

- de visueel-ruimtelijke relatie ten aanzien van de landschappelijke identiteit van de Zouten, het Schelde- Rijnkanaal, de historische kernen Berendrecht en Zandvliet en het havengebied gelegd wordt;

- de landschappelijke inbedding in de nederzettingsstructuur en in het maritiem-industriële landschap gerealiseerd wordt;

- het waardevolle ecologische karakter van de Zouten bestendigd wordt.

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Zouten, het meest zuidelijke deel van de buffer, heeft een belangrijke ecologische rol, onder meer omwille van de vegetatie van bomen, heesters en schrale graslanden. Het waardevolle ecologische karakter van de Zouten dient te worden be stendigd.

 

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

 

 

 

 

In de zone die hoort bij het openbaar domein zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

 

 

 

Een inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag wordt toegevoegd moet aangeven hoe de concrete ordening en inrichting van de buffer zal zijn en moet garanderen dat het project zowel visueel-ruimtelijk als landschappelijk afgestemd wordt op de landschappelijke identiteit van de aangrenzende de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap. De studie dient aan te geven hoe de relatie gelegd wordt met de aangrenzende nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R13. bufferdijk - Stocatradijk

 

Tussen de zeehaven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer, inclusief de hoogte, moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en landschappelijke inpassing.

 

De buffer wordt aangelegd als een dijk waarin leidingen kunnen worden geïntegreerd.

 

De dijk wordt ten laatste aangelegd bij de inrichting van het naastgelegen natuurgebied Opstalvalleigebied. De bufferdijk moet worden afgewerkt met beplanting.

 

Alleen handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het dijklichaam kan een winterverblijfplaats voor vleermuizen worden ingebouwd.

 

 

 

De zijde aan de kant van het zeehavengebied wordt dicht beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen. De zijde langs het Opstalvalleigebied wordt als soortenrijk grasland in stand gehouden.

Twee jaar na de voorlopige oplevering van de buffer, moet de bufferdijk beplant worden. In functie van technisch nazicht van de buffer na de voorlopige oplevering is het wenselijk dat de eerste twee jaar geen beplanting dient te worden voorzien op de dijk.

Een verbindingsweg voor woon-werkverkeer tussen Berendrecht en Zandvliet en de haven is toegelaten. Zo

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd, met inbegrip van de aanleg van infrastructuur in functie van natuur en met inbegrip van de aanleg van een verbindingsweg voor woon-werkverkeer tussen Berendrecht en Zandvliet en het havengebied.

 

Bij vergunningsaanvragen voor handelingen voor de aanleg of de wijziging van (een deel van) de bufferdijk wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan hoe:

- de visueel-ruimtelijke relatie ten aanzien van de landschappelijke identiteit van het natuurgebied Opstalvalleigebied, het beschermd landschap ‘Antitankgracht’ en de historische kernen Berendrecht en Zandvliet en het havengebied gelegd wordt;

- de landschappelijke inbedding in het natuurgebied Opstalvalleigebied, in de nederzettingsstructuur en in het maritiem-industriële landschap gerealiseerd wordt.

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

kan de bestaande Antwerpse baan behouden (of verplaatst) worden.

 

 

Een inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag wordt toegevoegd moet aangeven hoe de concrete ordening en inrichting van de bufferdijk zal zijn en moet garanderen dat het project zowel visueel-ruimtelijk als landschappelijk afgestemd wordt op de landschappelijke identiteit van het natuurgebied Opstalvalleigebied, het beschermd landschap ‘Antitankgracht’ en van het maritiem-industriële landschap. De studie dient aan te geven hoe de relatie gelegd wordt met het natuurgebied Opstalvalleigebied, met de historische kernen Berendrecht en Zandvliet en met het havengebied.

 

 

 

 

 

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel R14. zone voor permanente ecologische infrastructuur

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden. Alle handelingen die nodig zijn of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de

natuur, het ecologisch milieu en van landschapswaarden zijn toegelaten.

 

Alle handelingen voor de bestaande leidingen in het gebied zijn toegelaten voor zover het functioneren van de ecologische infrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie.

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel R15. zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden. Alle handelingen die nodig zijn of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de

natuur, het ecologisch milieu en van landschapswaarden zijn toegelaten. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten:

- het herstellen,(her)aanleggen of verplaatsen van wegen, spoorlijnen, leidingen, aardgasinstallaties, pompgemalen en waterzuiveringsstations;

- het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd;

- het verbouwen, uitbreiden of herbouwen van de bestaande brandweerkazerne voor zover de bestemming van het gebied niet in het gedrang wordt gebracht. De uitbreiding van de kazerne is beperkt tot de percelen in gebruik door de brandweer op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

De bestemming ‘zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ wordt ondergebracht in de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’, en niet in de bestemmingscategorie ‘overig groen’, omdat conform de bijhordende stedenbouwkundige voorschriften heel wat (infrastructuur)werken (wegen, spoorwegen, installaties, windturbines,…) zijn toegelaten in dit bestemmingsgebied. Het gebied is niet enkel bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden.

 

 

 

 

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Het overwegend onbebouwd en onverhard karakter van het gebied blijft behouden. De permanente ecologische infrastructuur zal bestaan uit de terreindelen die niet voor de infrastructuur zelf, maar voor aanhorigheden zoals bermen, grachten, taluds, beplanting enz. worden gebruikt.

Ingevolge de bepalingen van artikels 4.4.4 en 4.4.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen.

Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)...

In afwachting van de geplande aanpassingen aan het watersysteem van het deelbekken Benedenschijn kan het bestaande pompgemaal Rode Weel blijven functioneren en indien nodig worden behouden voor de afwatering van het Groot Schijn.

De brandweer krijgt op de huidige, centrale en goed ontsloten ligging voldoende uitbreidingsmogelijkheden. Ook de sportterreinen naast de bestaande kazerne zijn in gebruik door de brandweer en komen bijgevolg in aanmerking voor het verbouwen, uitbreiden of herbouwen van de bestaande brandweerkazerne.

Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader. Conform dat afwegingskader kunnen op linkeroever momenteel geen windturbines worden ingeplant in ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’. Voor rechteroever dient het afwegingskader nog te worden opgemaakt. Het is mogelijk dat daaruit zal blijken dat ook op rechteroever het momenteel niet wenselijk is om windturbines in te planten in de ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.

In de lokalisatienota waarnaar verwezen wordt in het verordenend stedenbouwkundig voorschrift dient eveneens de inplanting van de windturbines ten opzichte van de Natura-2000 doelstellingen beschreven en geëvalueerd te worden.

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

[image] (overdruk – symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel R16. Hoogspanningsleiding

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

 

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden.

 

Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 

[image] (overdruk – symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel R17. Leidingstraat

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

 

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstraat niet vastliggen.

 

Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren.

 

Enkel de hoofdtransportleidingen zijn symbolisch aangeduid. Vermits het om een zeehavengebied gaat, zijn er heel wat leidingen aanwezig of kunnen aangelegd worden in andere bestemmingszones. Deze moeten niet opgenomen worden in het grafisch plan. Het is in alle zones binnen het zeehavengebied toegelaten nieuwe leidingen aan te leggen, behalve in die zones waar uitdrukkelijk een beperking in het voorschrift is opgelegd.

 

Met ‘leidingen’ worden geen bovengrondse hoogspanningsleidingen bedoeld.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.

Artikel R18. natuurgebied

 

Artikel R18.1.

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel R18.2.

 

Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot natuur

 

Het betreft de natuurgebieden de Kuifeend, de Meeuwenbroedplaats, het Opstalvalleigebied en de omgeving van het baggerstort aan de westelijke zijde van de Scheldelaan ter hoogte van de Nederlandse grens.

 

In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Zo kunnen bepaalde zones in het natuurgebied afgeschermd worden, niet toegankelijk zijn voor het publiek omwille van de natuurwaarde.

 

Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende.

 

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied.

 

In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal…). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is.

 

Kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken bestaat onder meer uit: toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen …

 

Kleinschalige infrastructuur voor natuureducatie is bijvoorbeeld: informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten …

 

Kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels, vuilnisbakken … Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer: wandelen en fietsen.

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

Bepalingen met betrekking tot het waterbeheer

 

Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied.

 

Voor handelingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde handelingen en inrichtingen.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel R18.3.

 

In het meest noordelijk gelegen natuurgebied zijn alle handelingen die nodig zijn voor de nazorg van het bestaande en afgedekte baggerstort toegelaten.

 

[image] (overdruk)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel R18.4. overdruk grote eenheid natuur

 

Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:

http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

 

Bepalingen met betrekking tot specifieke situaties (baggersort in noordelijk gelegen natuurgebied, ten noordwesten van het zeehavengebied)

 

In dit natuurgebied is een baggerstort gelegen waarvan de afdekkingswerken in uitvoering zijn. De mogelijke werken in functie van de nazorg van het stort zijn toegelaten.

 

Bepalingen met betrekking tot de overdruk grote eenheid natuur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit gebied is onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.

 

In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde handelingen en inrichtingen.

[image] (overdruk - symbolische aanduiding)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R18.5. geluidsbuffer – Opstalvalleigebied

 

Tussen het natuurgebied ‘Opstalvallegebied’ en de verkeersinfrastructuur A12 Havenweg Antwerpen- Bergen-op-Zoom wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van geluidsafscherming.

 

De buffer wordt aangelegd als een dijk of een scherm. De buffer wordt aangelegd gelijktijdig met de inrichting van het natuurgebied ‘Opstalvalleigebied’.

Bepalingen met betrekking tot de oprichting van een buffer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ten behoeve van de mildering van de geluidsverstoring voor natuur is een geluidsbuffer nodig langs de A12 ter hoogte van het Opstalvalleigebied. Het natuurgebied wordt afgeschermd van de A12 met een geluidsberm of -scherm.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.

 

Artikel R19. agrarisch gebied

 

Artikel R19.1.

 

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw, zorgboerderijen en landbouweducatie.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten.

 

Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie landbouw.

 

Verblijfsgelegenheid binnen de bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen, sanitaire voorzieningen voor hoevekamperen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel R19.2.

 

In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten is toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bepalingen met betrekking tot de landbouwactiviteiten

 

Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden.

Het kweken of houden van planten of dieren als recreatieve activiteit los van een agrarische beroepsactiviteit in hoofd- of nevenberoep en niet met oog op het produceren voor de markt wordt beschouwd als hobbylandbouw en is niet toegelaten.

“Agrarische bedrijven in hoofd- en nevenberoep zijn bedrijven die dierlijke of plantaardige producten voortbrengen voor de markt. De bedrijven zijn grondgebonden of grondloos en oefenen beroepsmatig de landbouwactiviteit uit. Op het bedrijf kan een beperkte toeleverende of verwerkende activiteit voorkomen op voorwaarde dat de relatie met de landbouwactiviteit op het bedrijf substantieel is voor het voortbestaan van de toeleverende of verwerkende activiteit. Voorbeelden zijn verkoop van hoeveproducten, bewerken van eigen producten, eigen mestverwerking, hoevetoerisme. (RSV p. 397)

Onder de noemer beroepslandbouw zijn ook toegelaten zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een landbouwbedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het landbouwbedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden...

Bij toegelaten verblijfsgelegenheid gaat het geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor jeugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen.

 

Bepalingen met betrekking tot de aan landbouw verwante bedrijven

 

Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw, kleinhandelsbedrijven die land- en tuinbouwproducten en/of -grondstoffen verdelen en bepaalde vormen van dienstverlening zijn enkel toegelaten als functiewijziging van bestaande gebouwen in het agrarisch gebied. Nieuwe inplantingen zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied.

Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor of de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de omgeving. Ze zijn klein van omvang en sluiten wat schaal betreft aan bij de omgeving. Voorbeelden zijn een lokaal conditioneringsbedrijf voor verse producten, lokale loonwerkers, kleinschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke lokale toeleverende en verwerkende uitbreiden en zich inplanten op lokale bedrijventerreinen. (RSV p. 397) In het agrarisch gebied kunnen ze enkel toegelaten worden als functiewijziging in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies.

Regionale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de regio. Voorbeelden zijn veevoeder- en meststoffenfabrieken, slachthuizen, vleeswarenfabrieken, conservenbedrijven, groothandelsmarkten,

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

 

 

Artikel R19.3.

 

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:

 

- het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

- het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,

- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

- het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.

De in artikel R19.1. tot R19.2. genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

grootschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke regionale toeleverende en verwerkende bedrijven uitbreiden en nieuwe bedrijven zich inplanten op gemengde regionale bedrijventerreinen, op bedrijventerreinen voor agro-industrie en op bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven. (RSV p. 398) Deze bedrijven zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied, ook niet als functiewijziging in bestaande gebouwen.

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot waterbeheer

 

In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.

Handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding…

Handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling…

Handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden…

In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten handelingen.

Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden.

De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor handelingen en inrichtingen.

 

Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid.Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, zijnde een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek).

 

De eventuele aanleg van een nieuwe afwateringsgracht ten noorden van de A12 is toegelaten in het landbouwgebied, daar conform het stedenbouwkundig voorschrift voor het agrarisch gebied de aanleg van afwateringsgrachten vergunbaar is.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.

Artikel R20. bouwvrij agrarisch gebied

 

Artikel R20.1.

 

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten.

 

Het oprichten van constructies is niet toegelaten.

 

 

 

 

 

Artikel R20.2.

 

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:

- het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

- het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,

- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

- het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.

De in artikel R20.1. genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot de landbouwactiviteiten

 

Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden.

 

Het oprichten van constructies is uitgesloten in het bouwvrij agrarisch gebied.

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot waterbeheer

 

In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.

Handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding…

Handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling…

Handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden…

In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten handelingen.

Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden.

De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor handelingen en inrichtingen.

Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid.

Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, zijnde een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek).

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ’recreatiegebied’.

 

Artikel R21. gebied voor recreatievliegen

 

Artikel R21.1.

 

Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van een vliegveld voor recreatie- en scholingsvliegen. Gebruik van het gebied voor andere sporten en laagdynamisch recreatief medegebruik is toegelaten voor zover dat de exploitatie van het vliegveld niet in het gedrang brengt.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van het vliegveld en andere ermee verenigbare sporten zijn toegelaten, onverminderd de bepalingen over de zone in overdruk voor specifieke constructies, en op voorwaarde dat het overwegend onbebouwd en onverhard karakter van het gebied behouden blijft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image] (overdruk)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel R21.2. gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen

 

Gebouwen (clubhuis, loods, …), verhardingen en verharde parkings voor de exploitatie van het vliegveld die een vloeroppervlakte hebben groter dan 10 m², zijn enkel toegelaten in de zones aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van deze constructies op de omgeving wordt minimaal gehouden.

 

 

Artikel R21.3.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot het recreatiegebied

 

Het gebied wordt bestemd als gebied voor recreatievliegen, waarbij:

- alle handelingen en inrichtingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of de exploitatie van het gebied als vliegveld voor recreatie- en scholingsvliegen en vormen van recreatief medegebruik mogelijk moeten zijn. De hoofdbestemming is recreatievliegen. De andere toegelaten bestemmingen mogen de hoofdbestemming niet in het gedrang brengen.;

- het overwegend onbebouwd en onverhard karakter van het gebied behouden blijft. Enkel de noodzakelijke technische installaties (verlichting, …) van beperkte omvang zijn toegelaten in het gebied. Bebouwing en infrastructuur in relatie tot het vliegveld (clubhuizen, cafetaria,loods, parkings, opslag van onderhoudsmateriaal, herstelplaatsen…) zijn enkel toegelaten in de in overdruk aangeduide gebieden);

- de bestaande cultuur-historisch waardevolle landschapselementen moeten zoveel mogelijk gevrijwaard blijven. Het gaat daarbij om lineaire landschapselementen (dijken, grachten, bomenrijen…).

- toegangswegen en parking worden bij voorkeur aangelegd in waterdoorlatende verharding; het vliegveld krijgt toegang via de Dijkstraat.

- de niet bebouwde of verharde oppervlakten worden ingericht als groene ruimte die een versterking vormt voor het omgevend landschap.

 

Bepalingen met betrekking tot de toegelaten bebouwing en verharding

 

 

 

 

 

 

 

 

Met de aanduiding in overdruk wordt aangegeven waar gebouwen (clubhuis, loods, berging, …) en verharde parkeerplaatsen toegelaten zijn. Deze bepaling wordt alleen opgenomen omdat het belangrijk is dat die gebouwen en verhardingen niet overal in het gebied toegelaten zijn.

Constructies die geen gebouwen zijn, omheiningen, reclamepanelen die verenigbaar zijn met de grondkleur zijn toegelaten en vallen niet onder toepassing van deze typebepaling.

 

Bepalingen m.b.t. de waterbeheersing

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:

- het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

- het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,

- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

- het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.

De in artikel R21.1. en R21.2. genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied.

Voor handelingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde handelingen en inrichtingen.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschaps- en nutsvoorzieningen’.

 

Artikel R22. gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutsvoorzieningen

 

Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, specifiek in functie van een pompgemaal, wachtboezem en bijhorigheden.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van een pompgemaal, wachtboezem en aanhorigheden zijn toegelaten.

 

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van het pompgemaal of de wachtboezem gebruikt worden, worden geïntegreerd in de omgeving.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op het ogenblik dat een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor de realisatie van een deel van het logistiek park Schijns (artikel R6.), meer bepaald voor de realisatie van het deel ten noorden van de ‘bunkergordel’, en waarbij het Verlegd Schijn niet wordt gedempt, geldt voor het gebied de bestemming natuurgebied. Op dat ogenblik geldt artikel R18. voor het gebied.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De betrokken handelingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk.

 

In functie van de realisatie van een wachtbekken (met bijhorend een vijzelgemaal met reservepomp) wordt een gebied voor gemeenschap- en openbaar nutsvoorzieningen bestemd. Het wachtbekken en aanhorigheden kaderen in de geplande aanpassingen aan het watersysteem van het deelbekken Benedenschijn om de wateroverlastproblemen in het Schijnbekken verder op te lossen en in te spelen op geplande haveninfrastructuurwerken. Daar de waterhuishouding- en overstromingsproblematiek van het gebied grenzend aan rechteroever (gemeenten Kapellen, Stabroek, Antwerpen,…) gerelateerd is aan ingrepen in het zeehavengebied (demping Verlegd Schijn, wijziging functie pompgemaal Rode Weel,…) wordt de herbestemming meegenomen in voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

In geval van realisatie van dit pompgemaal zal het vijzelgemaal het water uit het Oud Schoon Schijn naar het Churchilldok overpompen en grotendeels de functie van het bestaande pompgemaal Rode Weel, gelegen aan het uiteinde van het Verlegd Schijn, vervangen. Het Oud Schoon Schijn, dat een waterloop van eerste categorie zal worden dient hiervoor geherprofileerd te worden. Het pompgemaal zal voor de afwatering van Brasschaat, Ekeren, Kapellen en Hoevenen zorgen. Het pompgemaal wordt uitgerust met een voldoende grote wachtboezem die ook dienst zal doen als buffer in geval van defect aan de pompen of van calamiteiten (zoals een mazoutlozing) en als sedimentvang. Ter hoogte van het logistiek park Schijns kan dan het Verlegd Schijn worden gedempt.

 

Maar voor de afwatering van het Groot Schijn worden op het moment van de vaststelling van voorliggend rup nog twee scenario’s bestudeerd.

Een tweede optie is om ter hoogte van het logistiek park Schijns het Verlegd Schijn niet te dempen, maar te hertraceren en het profiel te reduceren tot wat hydrologisch noodzakelijk is om het opwaartse debiet af te kunnen voeren naar het bestaande pompgemaal Rode Weel (+/- 35 m). In dit geval wordt het pompgemaal Rode Weel behouden en is de aanleg van een wachtbekken en nieuw pompgemaal ter hoogte van het Churchilldok niet noodzakelijk.

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - RECHTEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

Het te kiezen scenario voor de afwatering van het Groot Schijn bepaalt mede de inrichting van het logistiek park Schijns: demping van het Verlegd Schijn of herprofilering en hertracering van het Verlegd Schijn met behoud van pompgemaal Rode Weel.

Het Verlegd Schijn is gelegen ten noorden van de ‘bunkergordel’. De ‘bunkergordel’ is in voorliggend rup bestemd als zone voor permanente ecologische infrastructuur. Op het ogenblik dat een stedenbouwkundige vergunning wordt afgeleverd voor de realisatie van het deel van het logistiek park ten noorden van de ‘bunkergordel’ moet duidelijk zijn hoe de afwatering van het Groot Schijn zal gebeuren. Indien op dat moment gekozen is voor het scenario waarbij het Verlegd Schijn niet wordt gedempt, maar wordt geherprofileerd en gehertraceerd met behoud van het pompgemaal Rode Weel, is de aanleg van een wachtbekken en nieuw pompgemaal ter hoogte van het Churchilldok niet meer nodig. Bijgevolg is op dat ogenblik de bestemming ‘gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen’ in functie van een wachtboezem en bijhorigheden achterhaald. Daarom krijgt het gebied op dat ogenblik een andere bestemming, namelijk de bestemming natuurgebied aansluitend op het naastliggende natuurgebied.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel R23. Erfgoedlandschap

 

Het gebied is een erfgoedlandschap in de zin van het landschapsdecreet.

 

De waarden en typische landschapskenmerken van dit erfgoedlandschap zijn: ...

- het open agrarische landschap dat getuigt van de initiële ontginning, met langgerekte tot blokvormige percelen en met zowel akker- als grasland;

- het historische wegenpatroon en afwateringsstelsel;

- de oude dijkstructuren: ’s Hertogendijk;

- de waterlopen;

- de kleine landschapselementen zoals houtkanten, bomenrijen en rietkragen;

- het bouwkundig erfgoed en het archeologisch patrimonium.

 

Alle handelingen zoals opgenomen in de artikels R19., R20. en R21. zijn toegelaten voor zover ze het erfgoedlandschap niet geheel of gedeeltelijk vernietigen en geen betekenisvolle schade veroorzaken aan de waarden en de typische landschapskernmerken ervan. Bij afwezigheid van een alternatief kan voor zo'n handeling toch een vergunning worden afgeleverd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De waarden en typische landschapskenmerken van het erfgoedlandschap zijn omschreven in het ministerieel besluit van 18 januari 2012.

 

Bij werken of handelingen in het erfgoedlandschap moet eerst elke vorm van vermijdbare schade voorkomen worden en moeten schadebeperkende, herstel- of compenserende maatregelen worden genomen indien schade onvermijdelijk is. Beslissingen over aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen voor handelingen die mogelijk impact hebben op de waarden of kenmerken van het erfgoedlandschap, worden genomen op basis van een motiveringsnota waarin de mogelijke effecten geanalyseerd worden en indien nodig de schadebeperkende, herstel- of compenserende maatregelen omschreven worden.

 

In voorkomend geval is een goedgekeurd landschapsbeheersplan, zoals bedoeld in het decreet van 16 april 1996 houdende landschapszorg, bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een goedgekeurd landschapsbeheersplan in uitvoering van het decreet van 16 april 1996 houdende de landschapszorg, beschrijft de uitvoeringsmodaliteiten. Het landschapsbeheersplan wordt als een afwegingselement gebruikt bij de beoordeling van vergunningsaanvragen.

 

Herinrichtingen binnen het open rivierenlandschap met het oog op de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden in functie van de beveiliging tegen overstromingen moeten beschouwd kunnen worden als ingrepen die inpasbaar zijn binnen de globale cultuurhistorische context en landschapsgenese van het erfgoedlandschap.

 

Beveiligen van voor bewoning of bebouwing bestemde gebieden tegen overstromingen kan beschouwd worden als een maatregelen in functie van openbare veiligheid.

 

 

7.3 Linkeroever

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel L1. Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

 

Artikel L1.1.

 

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

 

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie. Daarnaast zijn toegelaten:

- de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur;

- alle handelingen nodig voor de tijdelijke instandhouding of de tijdelijke ontwikkeling van natuur en het natuurlijk milieu.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gebied is bestemd voor de industriële gronden binnen een zeehaven. Het is een onderdeel van een zeehaven die naast het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven eveneens andere gebieden, eigen aan een zeehaven, bevat zoals de dokken en sluizen in een zeehaven. Omdat de overgang tussen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, en de gebieden voor waterwegen of waterwegverbindingen of andere infrastructuren niet altijd heel precies aan te geven is op een RUP wordt een zekere soepelheid aan de dag gelegd en wordt dit opgenomen in de voorschriften voor infrastructuur (gebied voor waterweginfrastructuur, gebied voor spoorinfrastructuur, gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur). In deze voorschriften is opgenomen: “Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.” Onder die soepelheid wordt verstaan dat de grens niet strikt moet worden geïnterpreteerd. Werken aan de kade om bepaalde infrastructuren aan te brengen zijn bijvoorbeeld toegelaten, zoals aanpassingswerken in functie van een binnenvaartterminal, het aanpassen van een kade met het oog op een andere manier van laden en lossen, renovatie of aanpassing van sluizen, verwijdering van linkspans,...

Een beperktere inname van het infrastructuurgebied is bijgevolg steeds mogelijk op basis van bovenvermelde bepaling. Een ruimere inname is niet evident, tenzij de vergunningsaanvrager hiervoor gebruik kan maken van het besluit voor lijninfrastructuur- en nutswerken die een kleine wijziging inhouden (besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2, en artikel 4.7.1, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg van de Vlaamse Bouwmeester).

 

 

Alle handelingen die nodig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn mogelijk. Bijgevolg is de aanleg en het onderhoud van waterkerende dijken (b.v. Sigmadijken) toegelaten.

Windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie worden eveneens beschouwd als het type bedrijfsactiviteiten waarvoor het zeehavengebied is bestemd. Er is geen specifieke aanduiding voor nodig. Wel kunnen de geschikte locaties voor windturbines in de praktijk beperkt zijn door b.v. de te respecteren afstanden tot omliggende natuurgebieden. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader.

Zeehavengebonden en zeehavengerelateerd:

Zeehavengebonden activiteiten zijn deze die ofwel enkel in een zeehaven kunnen uitgeoefend worden ofwel deze die nodig zijn om een zeehaven te laten functioneren.

Zeehavengerelateerde activiteiten zijn deze die heel nauw verbonden zijn met het functioneren van een zeehaven. Het preciese onderscheid tussen zeehavengebonden en zeehavengerelateerd is niet altijd precies

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

 

 

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

 

 

 

 

Artikel L1.2.

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

te maken.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn restgronden, reservegronden die nog niet ingenomen zijn door bedrijven, waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de bestemming gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.

Tot het gebied zijn effectieve invulling als zeehaven heeft gekregen kan tijdelijke natuur worden aangelegd op terreinen die in de toekomst niet meer gebruikt worden voor landbouwactiviteiten.

 

Het gaat hier specifiek over de mogelijkheid voor bewakingspersoneel om tijdens hun dienst een gebouw of lokaal te kunnen gebruiken. Het gaat hier wel degelijk niet om een woonfunctie.

 

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers- intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 

Bepalingen met betrekking tot externe veiligheidsrisico’s

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

(overdruk - symbolische aanduiding)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel L1.3.

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle advies heeft verstrekt over vergunningsaanvragen met betrekking tot bestaande of nieuwe vestigingen van hinderlijke inrichtingen

 

- die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken

- en die gelegen zijn binnen een straal van 2 km van de dichtstbijzijnde grens van de zone van productie van energie zoals bedoeld in artikel L2.

 

Indien het advies niet wordt verleend binnen een termijn van dertig dagen ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag, kan aan de adviesvereiste voorbij worden gegaan.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle over stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

Bepalingen met betrekking tot nucleaire veiligheid

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van het FANC teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

 

Artikel L2. Gebied voor productie van energie

 

Het gebied is bestemd voor de productie van energie.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten. Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur

toegelaten.

 

 

 

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gaat hier specifiek over de mogelijkheid voor bewakingspersoneel om tijdens hun dienst een gebouw of

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

lokaal te kunnen gebruiken. Het gaat hier wel degelijk niet om een woonfunctie.

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel L3. Gebied voor waterweginfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

Daarnaast zijn toegelaten:

- alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het bergen van baggerspecie in onderwatercellen;

- werken ter voorbereiding van verplaatsbare infrastructuurelementen;

- alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen nodig voor de tijdelijke instandhouding of de tijdelijke ontwikkeling van natuur en het natuurlijk milieu.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onder aanhorigheden van waterwegen wordt onder andere verstaan:

sluizen, liften, hellende vlakken, stuwen, pompstations, spaar- en overloopbekkens, oevers of dijken en eventuele grachten achter het dijktalud, meerpalen, geleide inrichtingen, signalisatie, aanlegplaatsen, dokken, aanlegbolders, kaaimuren, meetinstallaties voor waterpeil, debiet, stroomsnelheid en waterkwaliteit.

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

In het gebied is het eveneens toegelaten een bouwwerf in te richten voor de realisatie van verplaatsbare infrastructuurelementen.

Tot het gebied zijn effectieve invulling als zeehaven heeft gekregen kan tijdelijke natuur worden aangelegd op terreinen die in de toekomst niet meer gebruikt worden voor landbouwactiviteiten.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

In een zeehavengebied is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint.

Deze soepelheid laat beperkte wijzigingen aan de dokkeninfrastructuur toe waaronder ook het dempen van oude infrastructuur.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel L4. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Waasland

 

Artikel L4.1.

 

 

Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten:

 

- op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en logistiek

- ondersteunende dienstverlenende bedrijven gericht op transport, distributie en logistiek;

- installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

Kleinhandel is niet toegelaten.

 

 

 

 

 

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

Tussen het logistiek park Waasland en de N451 wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming en landschappelijke inpassing. De buffer wordt aangelegd als een

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot het specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Waasland

 

Onder logistiek wordt ook begrepen, de zogenaamde. Value Added Logistics-dienstverlening; dat is dienstverlening, gericht op de logistieke keten waarin specifieke bewerkingen of voorraadbeheer zorgen voor een toegevoegde waarde van het eindproduct.

Onder opslag van goederen wordt ook begrepen groothandel gerelateerd aan transport, distributie en logistiek.

 

Het gebied is gelegen aan de rand van de haven aan een belangrijke verkeersinfrastructuur. In functie van de uitstraling en de representativiteit van de zeehaven is een kwalitatieve inrichting van het gebied belangrijk en dient bijzondere aandacht te gaan naar de bebouwingstypologie, de inpassing in het straatbeeld en de inrichting van de publieke ruimte. Om deze principes concreet te maken bij de vergunningverlening kan teruggevallen worden op de bepalingen uit de Codex met betrekking tot de beoordelingsgronden in het vergunningenbeleid. De Codex omvat de nodige bepalingen om de gewenste rechtszekerheid te garanderen. De overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld zoals bepaald in artikel 4.3.1, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers- intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

20m brede strook die dicht beplant wordt met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de N451. In de buffer kunnen leidingen, een brandweg in waterdoorlatende verharding en bufferbekkens in functie van waterberging worden geïntegreerd. De buffer wordt ten laatste aangelegd wanneer in het deel van het logistiek park Waasland ten westen van de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ vergunde handelingen uitgevoerd worden. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning voor handelingen in het deel van het logistiek park Waasland ten westen van de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de buffer beplant zijn.

 

Artikel L4.2.

 

Bij vergunningsaanvragen voor werken voor de realisatie van het logistiek park of van delen ervan, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan hoe:

- het logistiek park op een ruimtelijk kwalitatieve en representatieve wijze wordt ingepast langsheen de E34

- het logistiek park op een landschappelijk verantwoorde wijze rekening houdt met het open landschap van de polders aan de overzijde van de N451 en de E34

- de ontsluiting zoals in artikel L4.3. bepaald, zal worden gerealiseerd

- de inrichting van de publieke ruimte en de inpassing van de bebouwing op een kwalitatieve wijze wordt gerealiseerd

- bij de inrichting van het logistiek park rekening wordt gehouden met de te realiseren corridor voor de rugstreeppad tussen de Zuidelijke Groenzone en de ecologische infrastructuur langs de westrand van het zeehavengebied.

 

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

 

[image] (overdruk - symbolische aanduiding)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel L4.3. ontsluiting van het logistiek park

 

De hoofdontsluiting van het logistiek park voor gemotoriseerd verkeer sluit aan op de weg die rechtstreeks leidt naar het op- en afrittencomplex aan de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ (het Watermolen Complex). De pijl duidt symbolisch aan waar de hoofdtoegang tot het bedrijventerrein wordt gesitueerd.

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot het maken van een inrichtingsstudie

 

Het gebied is gelegen aan de rand van de haven aan een belangrijke verkeersinfrastructuur. In functie van de uitstraling en de representativiteit van de zeehaven is een kwalitatieve inrichting van het gebied belangrijk.

De ontsluiting zoals bepaald in artikel L4.3. is een symbolische aanduiding die aangeeft dat de hoofdontsluiting van het logistiek park rechtstreeks dient aan te sluiten op de weg die leidt naar het op- en afrittencomplex aan de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ (het Watermolen Complex), maar die de exacte locatie van de hoofdtoegang niet situeert.

Een inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag wordt toegevoegd moet aangeven hoe de concrete ordening en inrichting van het logistiek park zal zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot de ontsluiting van het logistiek park

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het deel van het logistiek park ten westen van de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ wordt ontsloten naar de bestaande Schoorhavenweg. De Schoorhavenweg zal in de toekomst aansluiten op het ronde punt boven de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ waarop ook de op- en afritten van die ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ zullen aansluiten.

De bestaande Schoorhavenweg sluit in het westen aan op de N451. Om het verkeerssysteem van het

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

maritiemindustrieel complex te scheiden van het verkeerssysteem van de omliggende woonkernen wordt ter hoogte van de aansluiting van de Schoorhavenweg op de N451 een vrachtwagensluis voorzien. Zo blijft de haven wel vlot bereikbaar voor werknemers vanuit de omliggende woonkernen.

Het deel van het logistiek park ten oosten van de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ wordt ontsloten naar het ronde punt op de Hazopweg. Dit vormt de hoofdtoegang van het bedrijventerrein. Vanaf dit ronde punt zal in de toekomst een verbinding worden gerealiseerd naar het ronde punt boven de ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ waarop ook de op- en afritten van die ‘Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven’ zullen aansluiten. Daarnaast bestaat een tweede ontsluiting van dit deel van het logistiek park naar een toekomstig knooppunt met de Hazopweg, tegenover de bestaande Land van Waaslaan. Dit is, omwille van de gelijkgrondse kruising met een hoofdspoor, geen volwaardige ontsluiting en zal enkel dienen in noodsituaties.

 

Artikel L4.4.

Bepalingen met betrekking tot externe veiligheidsrisico’s

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben.

 

 

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel L5. Gebied voor spoorinfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die spoorinfrastructuur en aanhorigheden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

 

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie-

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

 

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten.

 

 

 

 

 

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie-uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

 

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de bestemming ‘gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur’.

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint. Deze typebepaling wordt bijvoorbeeld gehanteerd voor een waterweginfrastructuur of een vervoerinfrastructuur.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

 

Artikel L6. Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet- gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten. Een deel van het gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. Deze ecologische infrastructuur moet eveneens voldoen aan de voorwaarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gebied is bestemd voor alle soorten lijninfrastructuur, zowel spoor-, als weginfrastructuur, als leidingen. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie- onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie-uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

van landschappelijke inpassing.

 

 

 

 

 

 

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. De ecologische infrastructuur in het gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur zal bestaan uit de terreindelen die niet voor de infrastructuur zelf, maar voor aanhorigheden zoals bermen, grachten, taluds, beplanting enz. worden gebruikt.

Een deel van de infrastructurenstrook aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. De ‘R2- strook’ heeft immers een belangrijke natuurverbindende rol (groene as op linkeroever). De ecologische infrastructuur laat daarnaast toe de brede infrastructuren landschappelijk kwalitatief in te bedden in de omgeving. De bestaande en toekomstige leidingstraten mogen niet worden gehypothekeerd.

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren (inclusief de ecologische infrastructuur) beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur (inclusief de ecologische infrastructuur) ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint. Deze typebepaling wordt bijvoorbeeld gehanteerd voor een waterweginfrastructuur of een vervoerinfrastructuur.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel L7. bouwvrije strook

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om vergunningsplichtige gebouwen en constructies op te richten behalve handelingen voor leidingen, telecommunicatie infrastructuur, ecologische infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer.

 

Het gebied met de overdruk grenst aan de hoofdweg E34 en is 100m breed.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een bouwvrije strook heeft als doel een zone voor erfdienstbaarheid van Vlaams belang in te richten. Die erfdienstbaarheid wordt opgelegd ten voordele van het principe dat infrastructuur gebundeld wordt om een efficiënt ruimtegebruik te creëren (bundelingsprincipe). De erfdienstbaarheid betekent dat alle huidige functies en activiteiten die vandaag in deze strook aanwezig zijn, blijven functioneren en bestaan zolang zij de aanleg van met hoofd- en primaire wegen gebundelde infrastructuur niet hinderen.

In een strook van 100 m breed vanaf de bestaande hoofdweg E34 geldt een bouwvrije strook om bundeling mogelijk te maken met andere lijninfrastructuren. De bundeling in dit gebied getuigt van compactheid teneinde een maximale en zorgvuldige benutting van de naastliggende strook havengebied mogelijk te maken.

Slechts een beperkt gedeelte van de 100m brede strook valt binnen het plangebied van voorliggend rup. Enkel het deel van de 100m brede strook dat valt binnen het plangebied van voorliggende rup is aangeduid met de overdruk ‘bouwvrije strook’.

 

[image] (overdruk)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel L8. gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

 

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

 

Artikel L9. Gebied voor weginfrastructuur

 

Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden.

 

In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten.

 

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

 

 

 

In een zeehavengebied of bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de infrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint. Deze typebepaling wordt bijvoorbeeld gehanteerd voor een waterweginfrastructuur of een vervoerinfrastructuur.

 

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel L10. bufferdijk

 

Tussen de zeehaven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer, inclusief de hoogte, moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en landschappelijke inpassing.

 

De buffer wordt aangelegd als een dijk waarin leidingen kunnen worden geïntegreerd.

 

De dijk wordt ten laatste aangelegd wanneer op minder dan 500 meter van de uiterste grens van het zeehavengebied (artikel 1.), langs de zijde van de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, vergunde handelingen uitgevoerd worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een buffer behoort tot het zeehavengebied en moet een overgang vormen tussen het zeehavengebied en de aangrenzende bestemmingen. Naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming zal de buffer gebiedsspecifiek moeten worden ingevuld (in dit geval door de aanleg als een dijk).

 

Wat kan toegelaten worden in een buffer is beperkt maar het voorschrift voorziet dat brandwegen kunnen toegelaten worden.

 

Het deel van de bufferdijk ten zuiden van ‘Putten west’ betreft een verfijning van de buffer aangeduid in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (rup) ‘Waaslandhaven fase 1’. Conform de voorschriften in dit rup bestaat de buffer uit een buitendeel voor natuurontwikkeling, een dijk voor visuele en geluidsafscherming en een binnendeel waar ook weginfrastructuur toelaatbaar is. Bedoeling in voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

De bufferdijk moet worden afgewerkt met beplanting.

 

Alleen handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd, met inbegrip van de aanleg van een verbindingsweg voor woon-werkverkeer tussen Kieldrecht en het havengebied.

 

 

Tussen het bedrijventerrein ten noorden van het Saeftinghedok en het natuurkerngebied zal de dijk verhoogd worden tot 13 m TAW voor de visuele en landschappelijke inpassing.

 

 

 

Na aanleg van de bufferdijk kunnen voor het gedeelte van de overdrukzone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

 

 

 

Bij vergunningsaanvragen voor handelingen voor de aanleg of de wijziging van de bufferdijk of delen ervan, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan hoe:

- de visueel-ruimtelijke relatie ten aanzien van de landschappelijke identiteit van de aangrenzende natuurgebieden, het polderlandschap, de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap gelegd wordt;

- de landschappelijke inbedding in de aangrenzende natuurgebieden, het polderlandschap, de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap gerealiseerd wordt.

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

is om de overdrukzone te beperken tot de bufferdijk. Het deel van de oorspronkelijke buffer uit het rup

‘Waaslandhaven fase 1’ aan de buitenkant van de dijk wordt bestemd als permanente ecologische infrastructuur (artikel L14.). Het deel van de oorspronkelijke buffer uit het rup ‘Waaslandhaven fase 1’ aan de binnenkant van de dijk wordt bestemd als verkeers- of vervoersinfrastructuur (L6.) waarbinnen eveneens ecologische infrastructuur mogelijk is.

Twee jaar na de voorlopige oplevering van de buffer, moet de bufferdijk beplant worden. In functie van technisch nazicht van de buffer na de voorlopige oplevering is het wenselijk dat de eerste twee jaar geen beplanting dient te worden voorzien op de dijk.

Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)...

 

In een zeehavengebied is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren en/of bufferdijk beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende of onderliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de bufferdijk ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende of onderliggende bestemming begint.

 

Een inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag wordt toegevoegd moet aangeven hoe de concrete ordening en inrichting van de bufferdijk zal zijn en moet garanderen dat het project zowel visueel-ruimtelijk als landschappelijk afgestemd wordt op de landschappelijke identiteit van de aangrenzende natuurgebieden, het polderlandschap, de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap. De studie dient aan te geven hoe de relatie gelegd wordt met de aangrenzende natuurgebieden, het polderlandschap, de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap.

 

[image](overdruk - symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L11. buffer omheen Kallo

 

Tussen de zeehaven en het geheel van de kern Kallo en de omliggende koppelingsgebieden wordt in een

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De aangeduide buffer betreft de vervollediging van de buffer omheen het geheel van de kern Kallo en de

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en landschappelijke inpassing. Alle handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten.

omliggende koppelingsgebieden. De aangeduide buffer sluit bijgevolg aan op de buffer uit het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’, artikel 3.2 en artikel 3.3, en op de buffer uit het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Liefkenshoek spoortunnel’, artikel 5.

De buffer moet de overlast, veroorzaakt door enerzijds de zeehaven en anderzijds de aangrenzende verkeers- en vervoersinfrastructuur, voor de aangrenzende bestemmingen beperken. Naargelang de aard van de aangrenzende bestemming moet de buffer gebiedsspecifiek ingevuld worden. De buffer dient aan te sluiten op de reeds gerealiseerde delen van de buffer omheen het geheel van de kern Kallo en de omliggende koppelingsgebieden.

Omwille van zuinig ruimtegebruik wordt de buffer ten aanzien van de zeehaven niet in het zeehavengebed gelegd, maar gebundeld met de buffer ten aanzien van de verkeers- en vervoersinfrastructuur. Hoewel deze buffer niet gelegen is in zeehavengebied dient hij toch te worden begrepen als een buffer tussen de zeehaven en de omliggende bestemmingen in de zin van het havendecreet (decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens).

 

[image](overdruk - symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L12. buffer ten oosten van Groot Rietveld

 

Tussen het natuurgebied ‘Groot Rietveld’ en het zeehavengebied wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van geluidsafscherming.

 

De buffer wordt aangelegd als een dijk of een scherm. De hoogte van de dijk of het scherm voldoet aan de voorwaarden van geluidsafscherming. De buffer wordt ten laatste aangelegd wanneer op minder dan 500 meter van de uiterste grens van het zeehavengebied (artikel 1.), langs de zijde van de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, vergunde handelingen uitgevoerd worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ten behoeve van de mildering van de geluidsverstoring voor natuur is een dijk of scherm nodig aan de oostrand van het Groot Rietveld.

Bij het ontwerpen en realiseren van de dijk of het scherm dient men zoveel mogelijk rekening te houden met de landschappelijke en cultuurhistorische context van de omgeving. Zo dient men te vermijden dat de geluidsbuffer op de voormalige defensieve dijk komt te liggen.

 

[image](overdruk - symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L13. buffer ten westen van de kerncentrale

 

Tussen het noordelijk natuurgebied en het zeehavengebied wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van afstand, visuele afscherming en landschappelijke inpassing.

 

De buffer wordt aangelegd als een dijk.

Alleen handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd.

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

 

 

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel L14. zone voor permanente ecologische infrastructuur

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden,. Alle handelingen die nodig zijn of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het ecologisch milieu en van landschapswaarden zijn toegelaten.

 

Alle handelingen voor de bestaande leidingen in het gebied zijn toegelaten voor zover het functioneren van de ecologische infrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.

 

In de westelijke strook ecologische infrastructuur, namelijk het gebied tussen de grens van het zeehavengebied en de bufferdijk (tussen Putten-West en Drydijck, ten zuiden an Drydijck, omheen het Spaans fort en Hoge Watergang), zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg van nieuwe leidingen op voorwaarde dat zij worden aangelegd op 5 m diepte onder het maaiveld en voor zover het functioneren van de ecologische infrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.

 

In het gebied grenzend aan en ten zuiden van het Spaans fort zijn alle handelingen toegelaten voor:

- de aanpassing en het onderhoud van de Schoorhavenweg;

- het behoud, de aanpassing en de uitbreiding van het pompgemaal ‘Watermolen’ en het pompgemaal

‘Stenen Goot’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie.

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Per uitzondering kunnen, onder strikte randvoorwaarden, nieuwe leidingen de westelijke strook ecologische infrastructuur dwarsen opdat het in de toekomst mogelijk blijft om leidingen in- en uit de haven aan te leggen. Eén van de randvoorwaarden is dat het functioneren van de ecologische infrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht. Dit wil zeggen dat ook tijdens de aanleg van de leiding of werken aan de leiding het functioneren van de ecologische infrastructuur niet in het gedrang mag worden gebracht. De aanleg van de leidingen mag ook geen invloed hebben op de grondwatertafel en de leiding mag geen hypotheek leggen noch op de aanleg, noch op onderhoudswerken van de ecologische infrastructuur.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrjivigheid’.

Artikel L15. zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden,. Alle handelingen die nodig zijn of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het ecologisch milieu en van landschapswaarden zijn toegelaten. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten:

- het herstellen,(her)aanleggen of verplaatsen van wegen, spoorlijnen, leidingen en pompgemalen;

De bestemming ‘zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ wordt ondergebracht in de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’, en niet in de bestemmingscategorie ‘overig groen’, omdat conform de bijhordende stedenbouwkundige voorschriften heel wat (infrastructuur)werken (wegen, spoorwegen, installaties, windturbines,…) zijn toegelaten in dit bestemmingsgebied. Het gebied is niet enkel bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van ecologische waarden.

 

 

 

 

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

- het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.

http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Het overwegend onbebouwd en onverhard karakter van het gebied blijft behouden. De permanente ecologische infrastructuur zal bestaan uit de terreindelen die niet voor de infrastructuur zelf, maar voor aanhorigheden zoals bermen, grachten, taluds, beplanting enz. worden gebruikt.

De zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ hypothekeert een nautische ontsluiting van de bedrijventerreinen ter hoogte van Loghidden City niet. Het stedenbouwkundig voorschrift laat immers doorsteken doorheen de zone toe. Een volledige verharding van de zone is vanzelfsprekend niet toegelaten, daar de zone dan niet meer zou kunnen functioneren als ecologische infrastructuur.

Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader. Conform dat afwegingskader kunnen op linkeroever momenteel geen windturbines worden ingeplant in ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.

Hoogspanningsleidingen worden niet begrepen onder ‘leidingen’.

 

[image] (overdruk – symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L16. Hoogspanningsleiding

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

 

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden.

 

Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 

[image] (overdruk – symbolische aanduiding)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L17. Leidingstraat

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstraat niet vastliggen.

 

Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

bestemming.

 

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht

 

De leidingen ter hoogte van de Sint-Michielstraat in Verrebroek doorheen het natuurgebied Drydijck moeten minstens 3,5 m onder het huidige maaiveld aangelegd worden.

te kunnen exploiteren.

 

Enkel de hoofdtransportleidingen zijn symbolisch aangeduid. Vermits het om een zeehavengebied gaat, zijn er heel wat leidingen aanwezig of kunnen aangelegd worden in andere bestemmingszones. Deze moeten niet opgenomen worden in het grafisch plan. Het is in alle zones binnen het zeehavengebied toegelaten nieuwe leidingen aan te leggen, behalve in die zones waar uitdrukkelijk een beperking in het voorschrift is opgelegd.

 

Met ‘leidingen’ worden geen bovengrondse hoogspanningsleidingen bedoeld.

 

Met het ‘huidige maaiveld’ wordt bedoeld: het maaiveld ter hoogte van de Sint-Michielsstraat op het moment van goedkeuring van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.

Artikel L18. natuurgebied

 

Artikel L18.1.

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot natuur

 

In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Zo kunnen bepaalde zones in het natuurgebied afgeschermd worden, niet toegankelijk zijn voor het publiek omwille van de natuurwaarde.

 

Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende.

 

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied.

 

In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal…). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is.

 

De noodontsluiting/alternatieve ontsluiting van de kerncentrale is vergunbaar doorheen het natuurgebied voor zover ze gebruik maakt van reeds bestaande, maar eventueel her in te richten, lokale wegen of aan te

passen lokale wegen (b.v. een bestaande lokale weg die door de realisatie van dijken in de toekomst boven op de dijk zal worden voorzien).

 

Kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken bestaat onder meer uit: toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen …

 

Kleinschalige infrastructuur voor natuureducatie is bijvoorbeeld: informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten …

 

Kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels, vuilnisbakken … Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer: wandelen en fietsen.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

Artikel L18.2.

 

Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden,.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel L18.3.

 

 

Voor zover de bestemming van het gebied niet in het gedrang wordt gebracht is het toegelaten de bestaande woningen op de percelen 46012_A_0001_R_031_02, 46012_A_0001_ K_033_02 en 46015_A_0349_L_000_00 en de bestaande woning op het geheel van de percelen 46012_A_0001_ M_024_02 en 46012_A_0001_ K_024_02 en de bestaande stal op het perceel 46015_A_0381_W_000_00 te herbouwen.

 

 

 

 

 

 

 

 

In functie van de toeristische uitbouw van het fort Liefkenshoek is in de onmiddellijke omgeving van het fort een parking toegelaten.

 

 

[image] (overdruk)

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding.

 

Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

 

Bepalingen met betrekking tot het waterbeheer

 

Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied.

 

Voor handelingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.

 

Bij de inrichting van het gebied wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de technieken van de natuurtechnische milieubouw. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:

http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

 

Bepalingen met betrekking tot specifieke situaties (woningen in Prosperpolder zuid, woning en stal in

Grote Geule, fort Liefkenshoek)

 

De drie bestaande woningen in Prosperpolder zuid (aan de Petrusstraat) die niet opgenomen zijn in het onteigeningsplan zijn opgenomen in het natuurgebied. Zolang de woningen bewoond worden, kunnen zij verbouwd en herbouwd worden binnen strikte randvoorwaarden. Op termijn zullen deze woningen verdwijnen.

 

De bestaande woning en de bestaande stal in Grote Geule die niet opgenomen zijn in het onteigeningsplan zijn opgenomen in het natuurgebied. Zolang de woning en de stal gebruikt worden, respectievelijk als woning of stal, kunnen zij verbouwd en herbouwd worden binnen strikte randvoorwaarden. Op termijn zullen deze gebouwen verdwijnen.

Ingevolge artikel 4.4.12. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is verbouwen mogelijk in natuurgebied zodat daarvoor geen bepaling dient opgenomen te worden. Herbouwen na een plotse ramp is mogelijk als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 4.4.21. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In andere gevallen laat de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening herbouw in natuurgebied niet toe in afwijking van het bestemmingsvoorschrift.

 

De gemeente Beveren wenst het fort Liefkenshoek uit te bouwen als een toeristisch trefpunt. De gemeente kan een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken voor een verdere ordening van het gebied (herbestemming van het fort en verdere differentiëring van het omliggende natuurgebied).

 

Bepalingen met betrekking tot de overdruk grote eenheid natuur

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L18.4. overdruk grote eenheid natuur

 

Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).

 

 

 

 

Dit gebied is onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.

 

In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.

 

Artikel L19. agrarisch gebied

 

Artikel L19.1.

 

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw, zorgboerderijen en landbouweducatie.

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten.

 

Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie landbouw.

 

Verblijfsgelegenheid binnen de bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen, sanitaire voorzieningen voor hoevekamperen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf zijn toegelaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel L19.2.

 

In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bepalingen met betrekking tot de landbouwactiviteiten

 

Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden.

Het kweken of houden van planten of dieren als recreatieve activiteit los van een agrarische beroepsactiviteit in hoofd- of nevenberoep en niet met oog op het produceren voor de markt wordt beschouwd als hobbylandbouw en is niet toegelaten.

“Agrarische bedrijven in hoofd- en nevenberoep zijn bedrijven die dierlijke of plantaardige producten voortbrengen voor de markt. De bedrijven zijn grondgebonden of grondloos en oefenen beroepsmatig de landbouwactiviteit uit. Op het bedrijf kan een beperkte toeleverende of verwerkende activiteit voorkomen op voorwaarde dat de relatie met de landbouwactiviteit op het bedrijf substantieel is voor het voortbestaan van de toeleverende of verwerkende activiteit. Voorbeelden zijn verkoop van hoeveproducten, bewerken van eigen producten, eigen mestverwerking, hoevetoerisme. (RSV p. 397)

Onder de noemer beroepslandbouw zijn ook toegelaten zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een landbouwbedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het landbouwbedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden...

Bij toegelaten verblijfsgelegenheid gaat het geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor jeugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen.

 

bepalingen met betrekking tot de aan landbouw verwante bedrijven

 

Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw, kleinhandelsbedrijven die land- en tuinbouwproducten en/of -grondstoffen verdelen en bepaalde vormen van dienstverlening zijn enkel toegelaten als functiewijziging van bestaande gebouwen in het agrarisch gebied. Nieuwe inplantingen zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten is toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel L19.3.

 

Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:

 

- het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

- het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,

- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

- het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.

De in artikel L19.1. tot L19.2. genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

Lokale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor of de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de omgeving. Ze zijn klein van omvang en sluiten wat schaal betreft aan bij de omgeving. Voorbeelden zijn een lokaal conditioneringsbedrijf voor verse producten, lokale loonwerkers, kleinschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke lokale toeleverende en verwerkende uitbreiden en zich inplanten op lokale bedrijventerreinen. (RSV p. 397) In het agrarisch gebied kunnen ze enkel toegelaten worden als functiewijziging in bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies.

Regionale toeleverende en verwerkende bedrijven met een ruimtelijk-functionele relatie met de landbouw zijn bedrijven die de toelevering verzorgen van landbouwgrondstoffen noodzakelijk voor de verwerking van landbouwproducten afkomstig van de beroepslandbouwactiviteiten in de regio. Voorbeelden zijn veevoeder- en meststoffenfabrieken, slachthuizen, vleeswarenfabrieken, conservenbedrijven, groothandelsmarkten, grootschalige mestverwerking. In principe kunnen dergelijke regionale toeleverende en verwerkende bedrijven uitbreiden en nieuwe bedrijven zich inplanten op gemengde regionale bedrijventerreinen, op edrijventerreinen voor agro-industrie en op bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven. (RSV p. 398) Deze bedrijven zijn niet toegelaten in het agrarisch gebied, ook niet als functiewijziging in bestaande gebouwen.

 

 

 

bepalingen met betrekking tot waterbeheer

 

In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.

Handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding…

Handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling…

Handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden…

In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten handelingen.

Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden.

De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.

Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid.

 

Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, zijnde een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

natuurtechniek).

 

De eventuele herinrichting van de Noord-Zuid verbinding in uitvoering van het bekkenbeheerplan (structuurverbetering, natuurlijke inrichting,…) is toegelaten in de landbouwgebieden, daar conform het stedenbouwkundig voorschrift voor het agrarisch gebied de aanleg van afwateringsgrachten vergunbaar is.

 

[image] (overdruk – aanduiding met symbool)

 

Dit gebied behoort tot 1 januari 2028 tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’ en vanaf 1 januari 2028 tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.

 

Artikel L19.4. nabestemming natuurgebied

 

In het gebied aangeduid in overdruk met bovenstaand symbool gelden tot 1 januari 2028 de bepalingen van de artikels L19.1. en L19.3. Ongeacht de bepalingen in artikel L19.1. zijn in het gebied aangeduid in overdruk met bovenstaand symbool nieuwe landbouwbedrijfszetels of aan de landbouw verwante bedrijven niet toegelaten.

 

Vanaf 1 januari 2028 treden de artikels L18.1. en L18.2. in werking en wordt het gebied natuurgebied.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien in 2028 blijkt dat de instandhouding van de speciale beschermingszone gewaarborgd is zonder dit gebied dan zal de Vlaamse regering een initiatief nemen (nieuwe rup-procedure) om de bestemming agrarisch gebied toch te behouden. Daarvoor baseert de Vlaamse regering zich op de monitoring van de instandhoudingsdoelstellingen zoals die gerapporteerd wordt aan de Europese Commissie.

 

[image] (overdruk – aanduiding met symbool)

 

Deze overdruk geldt vanaf 1januari 2028 en heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L19.5. nabestemming grote eenheid natuur

 

Het in overdruk aangeduide gebied is vanaf 1 januari 2028 een Grote Eenheid Natuur (GEN).

 

 

 [image]

 

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.

 

Artikel L20. gebied voor wonen, landbouw, landschapszorg en toeristisch-recreatieve activiteiten

 

Artikel L20.1.

 

Het gebied is bestemd voor wonen, landbouw, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten en aan het wonen verwante activiteiten. Onder aan het wonen verwante activiteiten wordt verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socioculturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.

Nieuwe landbouwbedrijfszetels of aan de landbouw verwante bedrijven zijn niet toegelaten. Bijkomende woningen zijn enkel toegelaten in het gebied aangeduid met de overdruk L20.3. kern Prosperdorp.

Nieuwe constructies of nieuwe gebouwen, andere dan woningen of landbouwbedrijfszetels, zijn, buiten het gebied aangeduid met de overdruk L20.3. kern Prosperdorp, enkel toegelaten als bijgebouw bij een bestaande woning of landbouwbedrijfszetel.

 

 

 

 

 

De handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving.

 

 

Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over adviesvragen met betrekking tot vergunningsaanvragen:

 

- Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

- De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

 

Artikel L20.2.

 

Bij vergunningsaanvragen voor een verkaveling of voor het bouwen van nieuwe woningen, nieuwe gebouwen of nieuwe constructies wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot de bestemming van het gebied

 

Dit is een gebied waarin wonen, landbouw en aan het wonen verwante activiteiten samen voorkomen.

De beoordeling van de overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening gebeurt zoals bepaald in artikel 4.3.1., §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Omdat het woongebied bijna volledig omringd is met natuurgebied (en niet met agrarisch gebied) zijn nieuwe landbouwbedrijven of aan de landbouw verwante bedrijven niet toegelaten.

De bestaande landbouwbedrijven kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Onder bestaande activiteiten worden verstaan: de activiteiten in vergelijkbare vorm, met inbegrip van de normale technologische evolutie van activiteiten. De omstandigheid dat het bedrijf verandert van eigenaar, kan op zichzelf niet beschouwd worden als een stopzetting van de huidige bedrijfsactiviteiten.

Om het kleinschalige karakter en de landschappelijke en historische kwaliteit van het polderdorp te bewaren, zijn enkel in de kern van het dorp ‘Prosperdorp’ bijkomende woningen, zijnde bijkomende woningen ten opzichte van het bestaande aantal woningen in het dorp, toegelaten.

Bijgebouwen bij een bestaande landbouwbedrijfszetel, bijvoorbeeld een stal of een schuur in de onmiddellijke nabijheid van de bestaande landbouwbedrijfszetel, zijn toegelaten.

 

 

 

 

Dit is een overgangsbepaling voor vergunningsaanvragen voor Seveso-inrichtingen. Daarbij wordt een advies vereist van de dienst VR teneinde na te gaan of een bepaalde vergunning geen ongewenste weerslag kan hebben op de ontwikkelingen in de omgeving. Het is een overgangsbepaling omdat er momenteel nagegaan wordt hoe de adviesverplichting zou kunnen gereglementeerd worden zodat niet alle aanvragen moeten voorgelegd worden aan de dienst VR maar enkel deze aanvragen waar het advies een meerwaarde kan hebben.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bepalingen met betrekking tot het maken van een inrichtingsstudie

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

voorschriften voor het gebied.

 

De inrichtingsstudie geeft aan:

- hoe de landschappelijke inbedding in de aangrenzende natuurgebieden, het polderlandschap, de nederzettingsstructuur en het maritiem-industriële landschap gerealiseerd wordt;

- hoe de verwevenheid tussen landbouw en wonen behouden wordt.

 

In de inrichtingsstudie wordt aangegeven op welke manier de aanvraag tot verkavelingsvergunning of stedenbouwkundige vergunning voldoet aan de bepalingen in artikel L20. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.

 

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

 

[image] (overduk)

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

Artikel L20.3. kern Prosperdorp

 

In het gebied aangeduid in overdruk is het toegelaten nieuwe woningen, nieuwe constructies of nieuwe gebouwen, andere dan nieuwe landbouwbedrijfszetels, te bouwen. Nieuwe bebouwing kan toegelaten worden, voor zover de functie van de nieuwe bebouwing betrekking heeft op:

- wonen;

- kantoor- of dienstenfunctie die aan een landbouwbedrijf of wonen complementair is, tot een maximum van 100 m², en waarbij de landbouw- of woonfunctie een grotere oppervlakte beslaat dan de complementaire functie;

- aan het wonen complementaire toeristisch-recreatieve verblijven tot een maximum van acht verblijfseenheden;

- de opslag van allerhande materialen of materieel;

- een stal of een schuur bij een bestaand landbouwbedrijf;

- een café of restaurant, jeugdlogies, kinderboerderij of instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen.

 

In het gebied aangeduid in overdruk wordt een parking voorzien zo dicht mogelijk bij de toekomstige toegang tot het dorp.

 

 

 [image]

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’

 

Artikel L21. gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen

 

Het gebied is bestemd voor lokale kleine-en middelgrote bedrijven. Afvalwerverking is niet toegelaten.

 

 

 

Een deel van de percelen van een bestaand bedrijf, met name het perceel met kadastraalnummer 794, is in het gewestelijk rup ‘Waaslandhaven fase 1’ destijds verkeerdelijk omgezet van ‘gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s’ volgens het gewestplan naar ‘koppelingsgebied’, terwijl dit niet de bedoeling was. Het bedrijf bracht de bevoegde overheid pas op de hoogte nadat het gewestelijk rup reeds definitief was vastgesteld. Er is afgesproken met het bedrijf om naar aanleiding van het rup ‘afbakening zeehavengebied Antwerpen’ het betreffende perceel opnieuw te herbestemmen.

Het gemeentelijk rup ‘koppelingsgebieden Verrebroek-Kieldrecht’ is niet strijdig met voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan en geeft een verfijnde bestemming voor het perceel. Het gemeentelijk rup blijft onverminderd van kracht.

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’

 

Artikel L22. koppelingsgebied

 

Het gebied is bestemd voor een buffering ten opzichte van de omgevende gebieden of vormt een overgang tussen de omgevende gebieden.

De volgende handelingen en inrichtingen zijn toegelaten:

- herbouwen, verbouwen, uitbreiden van bestaande gebouwen en constructies is toegelaten.

Nieuwe woningen zijn niet toegelaten.

Aanleg of inrichting van nieuwe infrastructuur voor de ontsluiting van het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven is niet toegelaten.

- Nieuwe inplantingen van recreatieve activiteiten, gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen en inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel voor zover aan de volgende voorwaarden voldaan is:

- de functies zijn complementair met de bestemmingen van de omgevende gebieden;

- ze doen geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgevende gebieden;

- ze doen geen afbreuk aan de functie van overgang tussen bestemmingen

- Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten.

- Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, op natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer.

- Het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en leidingen.

 

De gemeente kan een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken voor een verdere ordening van het gebied.

 

Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoet:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het koppelingsgebied is een overgangsgebied tussen de zeehaven en de omliggende bestemmingen, het vormt een buffer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De gemeente kan het koppelingsgebied verder differentiëren.

 

Dit is een overgangsbepaling waarbij een adviesvereiste voor de Seveso-inrichtingen opgenomen is. Deze bepaling is van toepassing tot er een generieke bepaling bestaat voor het regelen van de adviesvereisten voor stedenbouwkundige vergunningen in de buurt van Seveso-inrichtingen.

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften - LINKEROEVER

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

- Het gaat over handelingen voor een woning binnen een groep van minimum vijf niet onteigende woongelegenheden of voor een ziekenhuis, een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied;

- De geplande handelingen zijn gelegen binnen een straal van 2 km van een een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Deze adviesvraag wordt behandeld in overeenstemming met, naar gelang het geval, artikel 4.7.16 dan wel artikel 4.7.26, § 4, lid 1, 2°Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en heeft de gevolgen zoals bepaald in artikel 4.3.3 en artikel 4.3.4 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.

 

 

 [image]

 

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.

 

Artikel L23. gebied voor woonuitbreiding

 

Het gebied voor woonuitbreiding is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante voorzieningen. Onder aan het wonen verwante voorzieningen worden verstaan: winkels voor dagelijkse aankopen, horeca, kleine bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen en diensten, parkeer- en openbaar vervoervoorzieningen, sociaal-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen, voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Het gebied kan ontwikkeld worden nadat de noodzaak tot aansnijding ervan werd aangetoond in een woonbehoeftestudie en het bestemd wordt voor de aanleg van woonwijken die als een stedenbouwkundig geheel zijn opgevat.

 

Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoet:

 

- Het gaat over handelingen voor een woning binnen een groep van minimum vijf niet onteigende woongelegenheden of voor een ziekenhuis, een school of een verzorgingsinstelling of een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied;

- De geplande handelingen zijn gelegen binnen een straal van 2 km van een een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 21 juni 1999 betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Deze adviesvraag wordt behandeld in overeenstemming met, naar gelang het geval, artikel 4.7.16 dan wel artikel 4.7.26, § 4, lid 1, 2°Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en heeft de gevolgen zoals bepaald in artikel 4.3.3 en artikel 4.3.4 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De gebieden voor woonuitbreiding kunnen worden ontwikkeld nadat de noodzaak tot aansnijding ervan werd aangetoond in een woonbehoeftestudie (zie omzendbrief RO/2002/03, dd. 25 oktober 2002, in verband met het opmaken van een gemeentelijke woonbehoeftestudie en het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden met of zonder woonbehoeftestudie) of in een evenwaardige programmatie uit een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

 

 

 

Dit is een overgangsbepaling waarbij een adviesvereiste voor aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen in de buurt van Seveso-inrichtingen opgenomen is. Deze bepaling is van toepassing tot er een generieke bepaling bestaat voor het regelen van de adviesvereisten voor stedenbouwkundige vergunningen voor aanvragen in de buurt van Seveso-inrichtingen.

 

 

 

 

 

 

7.4 Op te heffen voorschriften

 

In dit onderdeel wordt aangegeven welke stedenbouwkundige voorschriften worden opgeheven door middel van voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

De delen van de hieronder opgesomde plannen die overlappen met voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan worden herbestemd. Bijgevolg worden de stedenbouwkundige voorschriften horende bij deze delen opgeheven:

- delen van het gewestplan Sint-Niklaas Lokeren (Koninklijk Besluit van 07/11/1978 en latere wijzigingen);

- delen van het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 03/10/1979 en latere wijzigingen);

- delen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ (meer bepaald een beperkt deel van de afbakeningslijn);

- delen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘ Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ (met uitzondering van de symbolisch aangeduide overdrukken);

- delen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Liefkenshoek spoortunnel’ (meer bepaald de westelijke tak van de ‘sporendriehoek’ aan het logistiek park en niet de overdruk voor gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur);

- een deeltje van het BPA ‘Bomenbank’ (MB 26/6/2006) in Berendrecht;

- Het BPA ‘Uitbreiding Industriegebied kerncentrale Doel’ (MB 15/10/1986);

- Het BPA ‘Tweede Uitbreiding Industriegebied kerncentrale Doel’ (MB 18/7/1989);

- Het volledige BPA ‘nr. 102-havenweg’.

- Het volledige BPA ‘nr. 103 Nautilis ‘

- het BPA ‘nr. 60 De Zoute ‘