3 Toelichtingsnota

 

3.1 Situering

Het plangebied bevindt zich in het centrum van Antwerpen, ten zuiden van het Centraal Station. Het gebied sluit aan op het Kievitplein, dat ingericht is als kiss & ride-zone, en de gerealiseerde kantoorontwikkeling Kievit fase I uit het bestaand ruimtelijk uitvoeringsplan. Oostelijk sluit het gebied aan op een dens woonweefsel bestaande uit gesloten bouwblokken met voornamelijk rijhuizen. Het gebied wordt in het zuiden doorsneden door de Plantin en Moretuslei, een belangrijke invalsweg naar de Leien en het centrum van de stad, welke aansluiting geeft op het op- en afrittencomplex van de ring rond Antwerpen. Het deel van het plangebied dat van de rest wordt gescheiden door de invalsweg sluit aan op het zuidelijk gelegen woonweefsel. Het gebied wordt ten slotte in het westen geflankeerd door de historische spoorwegberm die de fysieke scheiding vormt tussen het plangebied en de Diamantwijk.

Kaart 0: Situering plangebied

3.2 Juridische en beleidscontext

 

3.2.1 Relatie met het grootstedelijk gebied Antwerpen

Delen van de gemeenten Aartselaar, Antwerpen, Boechout, Borsbeek, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Zwijndrecht maken deel uit van het grootstedelijk gebied Antwerpen.

In stedelijke gebieden wordt een stedelijk gebiedbeleid gevoerd waar ontwikkeling, concentratie en verdichting uitgangspunten zijn, maar steeds met respect voor de draagkracht van het stedelijk gebied. Dit betekent een beleid gericht op het creëren van een aanbod aan bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving, het kwantitatief en kwalitatief voorzien van ruimte voor economische activiteiten, het versterken van het stedelijk functioneren door diensten, gemeenschapvoorzieningen, stedelijke voorzieningen en dergelijke, en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Dit ‘aanbodbeleid’ in het stedelijk gebied is essentieel om verdere uitzwerming, lintbebouwing en wildgroei van allerhande activiteiten in het buitengebied te vermijden. Om aan te duiden in welke delen van de geselecteerde gemeenten dit (stedelijk gebied)beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is, worden de stedelijke gebieden in ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend in overleg met het betrokken bestuursniveau.

Het afbakeningsproces voor het grootstedelijk gebied Antwerpen werd afgerond in 2005 en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ dat daarop volgde, werd op 19 juni 2009 definitief vastgesteld. Het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ is gelegen binnen het grootstedelijk gebied Antwerpen, maar er worden binnen het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van de afbakening evenwel geen bestemmingswijzigingen voorgesteld in de omgeving van de Kievitzone, aangezien er reeds een ruimtelijk uitvoeringsplan was.

3.2.2 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

 

3.2.3 Relatie met andere beleidsplannen

 

3.3 Voorafgaande relevante planningsprocessen en studies

 

3.3.2 Stadsontwerp

Het gerealiseerde deel van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ werd door buurtbewoners en actiegroepen gecontesteerd en gaf aanleiding tot polemiek. De stad Antwerpen besliste een nieuw stadsontwerp op te maken voor de delen van het plangebied die nog niet ontwikkeld werden.

 [image]

Bron: stadsontwerp voor Kievit fase 2, Stad Antwerpen

 

Het nieuwe stadsontwerp houdt een bouwprogramma in dat bestaat uit vier nieuwe bouwzones. Het plan voorziet een vaste verdeelsleutel per bouwzone ten einde een gedegen functieverweving van woningen en kantoren te garanderen. Daarbij worden eveneens de contouren van het openbaar domein vastgelegd.

Ten opzichte van de mogelijkheden zoals voorzien in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’, werd een belangrijke schaalbeperking doorgevoerd. De nieuwe bebouwing moest een reële overgang betekenen tussen het bestaande woonweefsel en de ontwikkelingen in zone A. De bebouwde oppervlakte, schaal en bouwdensiteit werd beperkt. De ruimte bestemd als openbaar domein werd aanzienlijk vergroot. Een indicatieve weergave van de schaalbeperking wordt weergegeven in tabel 1, waarbij de referentiesituatie de situatie is wanneer noch het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ noch het nieuwe stadsontwerp wordt uitgevoerd.

Tabel 1: Indicatieve wijzigingen in terreinbezetting

 

Bouwzones (m²)

Openbaar domein (m²) =

Waterdoorlatend (m²) +

Verhard (m²)

Referentiesituatie

5 459

18 819

10 728

8 091

RUP ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’

14 740

9 436

3 645

5 791

Stadsontwerp

9 092

15 086

5 402

9 684

 

Een verbrede Van Immerseelstraat zal volledig ingericht worden als ‘parktuinstructuur’. De groenstructuur, of ‘parktuin’, waarin de bouwblokken worden ingeplant, wordt ingevuld met tuinen op maat van activiteiten ten behoeve van de buurt. Mogelijke activiteiten zijn sport en spel, zitruimte, bloementuinen en dergelijke meer. De creatie van een nieuwe doorsteek doorheen de historische spoorwegberm verbindt deze nieuwe, publieke groenstructuur in de Kievitwijk met de aangrenzende wijken. Er wordt uitgegaan van een sterke functieverweving van functies als wonen, kantoren en publiek toegankelijke inrichtingen.

 

 [image] [image]

 

Bron: stadsontwerp voor Kievit fase 2, Stad Antwerpen

 

3.4 Aandachtspunten als gevolg van sectorale regelgeving

In dit onderdeel van het ruimtelijk uitvoeringsplan zal kort worden ingegaan

- of er voor het voorgenomen plan een passende beoordeling vereist is conform het natuurdecreet;

- op (de procedure van) het onderzoek tot milieueffectenrapportage;

- op de watertoets;

- op elementen van de externe veiligheid

- op elementen van archeologie

3.4.1 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden

Het plangebied ligt niet in de onmiddellijke omgeving van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied. De dichtstbijzijnde gebieden zijn het Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (op ca. 2 kilometer), de bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen (op ca. 7 kilometer) en de historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat (op ca. 5 kilometer), allen Speciale Beschermingszones in toepassing van de Habitatrichtlijn. Tussen het plangebied en deze gebieden is bebouwing en industrie aanwezig. Er bestaat met andere woorden geen directe relatie tussen het plangebied en de beschermde gebieden. Hierdoor is een passende beoordeling niet noodzakelijk.

3.4.2 Onderzoek tot milieueffectrapportage

In uitvoering van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) is voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een onderzoek tot milieueffectenrapportage gevoerd.

Uit de beschrijving van het voorgenomen plan en de inschatting van de mogelijke milieueffecten werd afgeleid dat het ruimtelijk uitvoeringsplan geen aanzienlijke negatieve milieueffecten zal genereren en bijgevolg niet onderworpen moet worden aan een plan-MER in de zin van het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. De discipline bouwkundig erfgoed kreeg een negatieve waardering, gezien de historische spoorwegberm van doorsteken werd voorzien. Op basis van deze waardering wordt er in het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ uitgegaan van één doorsteek in het verlengde van de Somersstraat/Jacob Jacobsstraat en één logistieke doorsteek welke ook dienst doet als evacuatieweg voor de stedelijke functie in de spoorwegberm.

Bij dit onderzoek tot milieueffectrapportage werden de besturen en instanties zoals bepaald in artikel 3 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage van plannen en programma's, geraadpleegd op 3 maart 2010.

Conform de bepalingen van artikel 4.2.6 van het DABM werden het ‘onderzoek tot milieueffectrapportage’ en de uitgebrachte adviezen overgemaakt aan de dienst Mer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Op 5 augustus 2010 keurde de dienst Mer de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek goed, zodat bijgevolg geen plan-MER moet opgemaakt worden.

De resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage kunnen geraadpleegd worden op (nummer screeningsdossier ).

3.4.3 Watertoets

In het kader van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003 dient de overheid die over een ruimtelijk uitvoeringsplan beslist, er zorg voor te dragen dat er geen schadelijk effect op het watersysteem ontstaat of zoveel mogelijk beperkt wordt of als dat niet mogelijk is dat het schadelijk effect op het watersysteem ten gevolge van dit plan wordt hersteld. Dit kan door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of in gevallen van verminderde infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor watersystemen door te voorzien in compensatie.

Het plangebied is gelegen in het bekken van de Benedenschelde, deels in het deelbekken Bovenschijn en deels in het deelbekken Scheldehaven. Het bekkenbeheerplan Benedenscheldebekken met inbegrip van het deelbekkenbeheerplan Bovenschijn werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 30 januari 2009 1 . Er is geen deelbekkenbeheerplan Scheldehaven opgenomen in het bekkenbeheerplan Benedenschelde.

Het zuidelijke deel van het plangebied is volgens de watertoetskaarten, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied, het noordoostelijk deel in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Heel het plangebied is gelegen in gebied zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Het plangebied is niet gelegen in infiltratiegevoelig gebied. Het plangebied bevindt zich in een stedelijke omgeving waarin quasi geen onverharde oppervlakte voorkomt. De afwatering van de omgeving gebeurt via de rioleringen en de ruien naar de Schelde of naar de collector intra muros die langs singel is gelegen en via het zuiveringsstation Schijnpoort loost in de overwelfde kokers van het Groot Schijn. Momenteel wordt werk gemaakt van een verbetering van de ongunstige hydraulische omstandigheden in het gebied (acties 1.2.14 e en f uit het bekkenbeheerplan). De ingekokerde Schijn wordt momenteel omgeleid naar het noorden en watert af naar de Schelde via pompstation Rode Weel. Bij piekdebieten kunnen twee noodpompen een deel van het debiet overpompen naar het Lobroekdok. In de toekomst zou het volledige debiet van Klein en Groot Schijn via een nieuw pompstation, momenteel in opbouw, overgepompt worden naar het Lobroekdok. In de nieuwe situatie wordt een betere hydraulische situatie gecreëerd, waardoor verwacht wordt dat de kans op overstromingen in de omgeving afneemt. Het bestaande gemengde rioleringstelsel wordt systematisch vervangen door een gescheiden stelsel waarbij het afvalwater afzonderlijk naar het zuiveringsstation wordt geleid en het hemelwater naar de Schelde en het Groot Schijn.

Het aandeel verharde ruimte op het terrein, welk bestaat uit de bouwzone en het verhard openbaar domein, bedraagt 13 550 m² in de referentie- of bestaande toestand. Het aandeel niet-verharde ruimte op het terrein, welk bestaat uit de bouwzone en het onverhard openbaar domein, bedraagt 10 728 m², eveneens in de referentietoestand. Op de braakliggende terreinen van het voormalig rangeerstation kan het water infiltreren. Voor het overige deel van het plangebied gebeurt de afwatering kunstmatig. Voor de afvoer of buffering van water zijn geen specifieke maatregelen getroffen. Ten slotte kan gesteld dat in het binnengebied momenteel geen activiteiten aanwezig zijn die de waterkwaliteit beïnvloeden.

De potentiële afname van waterberging en de beperking van de infiltratie van hemelwater in de bodem kan voldoende gecompenseerd worden omwille van de mogelijkheid tot rechtstreekse afwatering in het Lobroekdok na aanpassing van het afwateringssysteem. De gewestelijke stedenbouwkundige hemelwaterverordening blijft van toepassing bij individuele vergunningsaanvragen, naast de individuele watertoets. Indien uit de individuele watertoets blijkt dat er onvoldoende afwatering zonder het verhogen van het overstromingsrisico kan bekomen worden, kan een groter buffervolume opgelegd worden dan in de gewestelijke stedenbouwkundige vergunning voorzien.

Voor de bouw van de ondergrondse parking dient een deel van de grond te worden uitgegraven. Het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt echter gekenmerkt door de aanwezigheid van verstoorde bodems. Bijkomende effecten van bemaling, zoals een verstoring van de grondwatertafel of zetting op de bodems in het studiegebied, worden daarom ook niet verwacht. Afhankelijk van de ondergrondse constructies en de gekozen bemalingsmethode, is het mogelijk dat negatieve effecten ontstaan op het grondwaterstromingspatroon, waardoor er in een latere fase bijkomende bepalingen opgelegd kunnen worden door de VMM – afdeling Operationeel Waterbeheer. Dit kan bekeken worden naar aanleiding van de vergunningsaanvraag.

Wat grondwaterverontreiniging betreft, kan naar analogie met de grondverontreiniging gesteld worden dat het uitvoeringsplan geen bodemvervuilende activiteiten toelaat. Er zijn dan ook geen verontreinigende effecten naar het grondwater toe te verwachten.

Terwijl de verharde ruimte in het nulalternatief 20 531 m² zou bedragen, is dit teruggebracht naar 18 776 m² in het geplande alternatief. Wat de niet-verharde ruimte betreft, zou dit 3 645 m² zijn in het nulalternatief en 5 402 in de geplande toestand volgens voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan. Er is dus een aanzienlijk groter aandeel van het grondoppervlak dat potentieel waterdoorlatend is. Ten opzichte van de bestaande terreinsituatie, zijnde braakliggende gronden in het centrumgebied, zal er vanzelfsprekend meer ingericht en verhard worden. De grootteorde van deze oppervlaktes is echter beperkt. Het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ betekent zodoende een verbetering ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Ook worden de daken van de nieuwe bebouwing verplicht ingericht als groendak (of dakterras), wat eveneens bijdraagt aan een vermindering van de belasting op het rioleringsnet.

De binnengebieden zullen onderbouwd zijn met een ondergrondse parking. Een groot deel van het openbaar domein wordt ingericht als groene ruimte en, indien verhard, voorzien van waterdoorlatend materiaal. Het hemelwater zal conform de gewestelijke verordening zoveel mogelijk hergebruikt worden. Het deel hemelwater dat niet herbruikbaar is, zal kunnen infiltreren via het openbaar domein dat, waar niet onderbouwd, waterdoorlaatbaar ingericht wordt.

Voor het bufferen van hemelwater worden de bepalingen van de gewestelijke verordening als minimum gehanteerd om een bijkomende capaciteit op het terrein te creëren. In de aanleg van het openbaar domein wordt een buffering voorzien volgens de geldende verordening. Het ontwerp hiervan kan samen met het ontwerp van het openbaar domein gebeuren.

Ten einde de waterkwaliteit te verbeteren of op zijn minst te bestendigen, worden bij de vergunningverlening verplichtingen opgelegd die de waterkwaliteit ten goede komen, zoals de afvoer van regenwater, de volgens de geldende stedenbouwkundige verordening verplichte aanwending van hemelwaterputten en het niet toestaan van vervuilende activiteiten. Gezien de toekomstige functies in het plangebied, voornamelijk wonen en kantoren, zijn er geen effecten op de waterkwaliteit te verwachten.

Conclusie

Gezien de bestaande toestand van het plangebied met een reeds verstoorde bodem, is er door uitgraving en bemaling in functie van de bouw van de ondergrondse parkeergarage geen effect te verwachten op de grondwatertafel. Bij ontstentenis van vervuilende activiteiten in de geplande toestand, alsook de inspanningen die zullen worden geleverd om zoveel als mogelijk hemelwater te bufferen, te laten infiltreren en te hergebruiken, kan het effect op de grondwatertafel en de kwaliteit ervan als niet-significant worden beschouwd (beoordeling ‘0’). Ten opzichte van het nulalternatief beslaat de voorgenomen ontwikkeling ten slotte minder te verharden oppervlakte met meer mogelijkheid tot buffering en infiltratie van hemelwater, wat een duidelijke meerwaarde is van het voorgenomen plan ‘Kievit fase II’ ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘’.

Gezien de bodem reeds ernstig verstoord is –zo is er bijvoorbeeld reeds een ondergrondse parkeergarage aangebracht– zal geen schadelijk effecten op het watersysteem te verwachten zijn op de grondwatertafel. Ook zijn er geen vervuilende activiteiten in het nieuwe ruimtelijk uitvoeringsplan toegelaten en worden er inspanningen geëist om bedachtzaam met hemelwater om te springen (bufferen, infiltreren en hergebruik).

Om die reden kan geconcludeerd worden dat het plan geen schadelijk effect zal hebben op het watersysteem en de watertoets bijgevolg positief is. Blijft uiteraard dat aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen onderworpen blijven aan de bepalingen van de watertoets en indien nodig op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden.

3.4.4 Externe veiligheid

De Dienst Veiligheidsrapportering van het Departement Leefmilieu, Nauur en Energie, afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid besliste op 14 december 2010 dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden. Deze beslissing volgt uit de vaststelling dat:

  • volgens de gegevens van de dienst VR in het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig zijn

  • in het plangebied geen Seveso-inrichtingen mogelijk zijn

  • in het plangebied een aandachtsgebied (gebied voor stedelijke activiteiten) gepland is;

  • volgens de gegevens van de dienst VR binnen een perimeter van 2 rond het plangebied geen Seveso-inrichting aanwezig is.

3.4.5 Archeologie

In het kader van de het Europees verdrag houdende de bescherming van het archeologisch erfgoed (Valetta/Malta, 1992) wordt het algemeen principe onderschreven om tijdig het noodzakelijk onderzoek te verrichten. Dit maakt evenwel geen voorwerp uit van een ruimtelijk uitvoeringsplan, maar zal bij de vergunningsaanvraag en de projectrealisatie aan bod komen.

3.5 Bestaande feitelijke en juridische toestand

 

3.5.1 Bestaande feitelijke toestand

De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaart.

Kaart 1 : Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen

Het plangebied is gelegen in het hart van de stad Antwerpen en sluit in het noorden aan op het Centraal Station. De Plantin en Moretuslei, een belangrijke invalsweg tot de Leien en het centrum, doorkruist het plangebied in het zuiden.

[image]
Foto: spoorwegberm Stationsstraat t.h.v. J. Jacobstraat

[image]
Foto: spoorwegviaduct t.h.v. Plantin en Moretuslei

[image]
Foto: spoorwegberm Stationsstraat

 
[image]
Foto: spoorwegberm Baron Joostenstraat

 

Het plangebied omvat de spoorwegberm, beschermd als monument tussen het Centraal Station en de Zurenborgstraat. De spoorwegberm vormt, van noord naar zuid, de fysieke scheiding tussen de Diamantwijk en het plangebied. De gelijkgrondse ruimten tussen de spoorniveaus +1 en de ondergrondse spoorniveaus worden momenteel gebruikt als parking en als technische ruimte bij de spoorweginfrastructuur. Het plangebied paalt aan het beschermd stadsgezicht gevormd door de gebouwen gelegen in de Plantin en Moretuslei nummer 66-90 en 55-91 en de aansluitende bebouwing in de Van Immerseelstraat en de Baron Joostensstraat. Deze buurt ten oosten van het gebied, een dens woonweefsel van gesloten blokken met veelal rijwoningen en enkele grootschalige gebouwen zoals kantoren en dergelijke, is sterk verloederd en heeft nood aan een opwaardering.

 [image] [image]

Foto’s: braakliggend terrein

 

 [image]

Foto: evacuatiegebouw

Een groot deel van het plangebied wordt momenteel niet gebruikt. Het betreft het voormalige, afgegraven rangeerstation en het nog resterende talud ten zuiden van de Plantin en Moretuslei. De funderingsmuur van de voormalige spoorwegbedding is nog aanwezig.

 [image] [image]

Foto: Van Immerseelstraat richting Plantin en Moretuslei Foto: Van Immerseelstraat richting ontwikkeling Kievit fase I

[image]
Foto: tunnelmond Van Immerseelstraat

 

In de Van Immerseelstraat bevindt zich de tunnel die toegang biedt tot de ondergrondse parking van zowel het HST-station als tot de parking van de reeds gerealiseerde ontwikkeling uit het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Aan de funderingsmuur grenst een Joodse synagoge, een lagere jongensschool en particuliere woningen.

In het meest noordelijke bouwblok is de nationale zetel van Scouts & Gidsen Vlaanderen ondergebracht met hun scoutsshop, Scoutel en kantoren. Hiernaast bevindt zich een lagere en middelbare meisjesschool en een aantal particuliere woningen.

De ruimten onder de spoorwegbedding worden momenteel gebruikt als parking en als technische ruimte bij de spoorweginfrastructuur.

3.5.2 Bestaande juridische toestand

De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel en grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota.

Tabel 2: Bestaande juridische toestand

Plan

In het gebied

Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

Gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979)

 

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ (definitieve vaststelling BVR 19/6/2009)

 

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen en omgeving Kievitplein’ (definitieve vaststelling BVR 24/10/2003)

Beschermde monumenten

Spoorwegberm met inbegrip van bruggen (MB 16/09/1994)

Gewestwegen

Plantin en Moretuslei (N184)

Spoorwegen

O.m. spoorweg Antwerpen-Mechelen-Brussel

 

In het plangebied zijn géén provinciale ruimtelijk uitvoeringsplannen, gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen of gemeentelijke plannen van aanleg, beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen, vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebieden, ramsargebieden, gebieden van het duinendecreet, gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON), grondwaterbeschermingsgebieden, erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten. Er bevinden zich geen (on)bevaarbare waterlopen in het plangebied.

Wel zijn in de omgeving van het plangebied beschermde monumenten aanwezig, naast de historische spoorwegberm die zich deels in het plangebied bevindt. Dit betreft het Centraal Station (K.B. 12/03/1975), de onderbouw van het Centraal Station (K.B. 14/10/1976) en de Zoo (M.B. 22/06/1983). Deze laatstgenoemde is ook opgenomen als beschermd landschap.

Er zijn ook beschermde stads-en dorpsgezichten in de nabije omgeving van het plangebied terug te vinden. Dit betreft de gebouwen op de Plantin en Moretuslei 66-90 en 55-91 en de aansluitende bebouwing in de Van Immerseelstraat (M.B. 01/09/1994).

Er loopt een gewestweg (N184) alsook een belangrijke spoorwegverbinding (o.m. de verbinding tussen Brussel over Antwerpen met Amsterdam) doorheen het plangebied.

De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota.

Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen

Kaart 3 : Bestaande juridische toestand: andere plannen

 

 

3.6 Visie

 

3.6.1 Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven

 

 

 [image]

 

 

Nieuwe stedelijke structuur

De bebouwing wordt georganiseerd in bouwblokken met een maximale bouwenveloppe die parallel aan de spoorwegberm ingepland worden. Deze ontwikkeling onderscheidt zich van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ en de daaruit voorkomende ontwikkeling van Kievit fase I waar een bebouwing in stroken loodrecht op de spoorwegberm gerealiseerd is. De bebouwing van Kievit fase II maakt aansluiting op het bestaande woonweefsel en neemt afstand van de gerealiseerde densiteit van Kievit fase I. De eerste vier bouwlagen, de sokkel van de bouwblokken, dienen overal gerealiseerd te worden. De maximale contour en hoogte worden voor elke bouwblok afzonderlijk vastgelegd. De bebouwing presenteert zich langs alle zijden evenwaardig en als één ruimtelijk geheel. Er wordt uitgegaan van kwalitatieve en hoogstaande architectuur.

 

 

 [image]

Parktuin

De nieuwe stedelijke stempels of bouwblokken worden ingebed in een open en groene ruimtestructuur, de parktuin. Deze parktuin wordt opgeladen met en krijgt vorm door verschillende functies en tuinen, zoals speel- en sportplekken, groene zitruimten, bloementuin, enzovoort. De rooilijn van de Van Immerseelstraat wordt in dit licht verlegd. Plaatselijk verkeer zal maar in één richting meer mogelijk zijn langs de zijde van de bestaande huizenrij. Het aandeel openbaar domein wordt in het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan uitgebreid ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’.

 

 

 

 

 [image]

Verhoging van de doorwaadbaarheid van de spoorwegberm

Binnen het originele concept van de spoorwegberm werden alle doorsteken elk op een monumentale en specifieke wijze uitgewerkt. Vanuit deze vaststelling is het geen evidentie om vanuit het oogpunt van de monumentenzorg bijkomende doorsteken te voorzien.

Naast de bestaande doorsteken aan de Kievitstraat, Plantin en Moretuslei voor gemotoriseerd verkeer wordt toch de mogelijkheid voorzien om een bijkomende doorsteek te maken in de spoorwegberm ter hoogte van de Jacob Jacobstraat, richting Somersstraat. Deze nieuwe doorsteek komt vooral voetgangers- en fietsverkeer ten goede en zal ervoor zogen dat de Diamantwijk en de Kievitwijk dichter tot elkaar gebracht worden. Door het benutten van de casco-ruimte in de spoorwegberm zal een nieuwe dynamiek (sociaal, ruimtelijk en economisch) tussen deze wijken worden gegenereerd. Bovendien wordt tussen bouwzones IIa en IIb en bouwzone III een nieuw stedelijk plein gecreëerd. De doorsteek is nodig om de ruimtelijke kwaliteit en een noodzakelijke (sociale) veiligheid van dit plein te waarborgen en is daarom essentieel bij de ontwikkeling van Kievit fase II. Vermits de spoorwegbedding eveneens beschermd is als monument is het vanzelfsprekend dat bij de realisatie van deze doorsteek dan ook veel belang gehecht moet worden aan de minutieuze integratie van deze ingreep in het monument.

 

 

 [image]

Casco ruimte in spoorwegberm

De casco ruimten onder de spoorwegberm worden voorbehouden voor reizigersondersteunende en publieke functies, en kunnen zowel openbaar als privaat zijn. Een stedelijke fuifzaal met ondersteunend programma is een mogelijkheid. Daarom wordt de spoorwegberm integraal in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opgenomen en valt deze binnen de contour van het plan. De casco ruimte wordt bereikt via de te realiseren doorsteek in het verlengde van de Somersstraat/Jacob Jacobsstraat. Deze doorsteek dient voldoende breed te zijn om redenen van leesbaarheid, ruimtelijke generositeit en sociale veiligheid.

Er worden tevens voorzien in evacuatiewegen en toegangen voor brandweer/hulpdiensten aan de zijde van de Van Immerzeelstraat.

 

3.7 Vertaling naar het grafisch plan

 

3.7.1 Algemene principes

Het stadsontwerp vormt een basis voor het intekenen van het grafisch plan. Naar aanleiding van de plenaire vergadering werd echter wel beslist om één van de bouwzones van het stadsontwerp (bouwzone 4) te schrappen o.a. ten voordele van het bestaande monument (spoorwegberm) en ten voordele van de inrichting van een parkgebied in functie van de buurt.

Zoals reeds in voorgaande reeds werd aangegeven betekent het voorliggende plan een schaalbeperking ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Een indicatieve weergave van deze schaalbeperking wordt weergegeven volgende tabel, waarbij de referentiesituatie de hypothetische situatie is wanneer noch het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ noch het nieuwe uitvoerinsplan ‘Gebied voor stedelijke activiteiten ‘Kievit fase II’’ wordt uitgevoerd en waarin het voormalige spoorwegemplacement volledig wordt meegerekend tot het openbaar domein.

 

Tabel 1: Indicatieve wijzigingen in terreinbezetting

 

Bouwzones (m²)

Openbaar domein (m²)

Referentiesituatie

5 459

18 819

RUP ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’

14 740

9 436

RUP ‘Gebied voor stedelijke activiteiten ‘Kievit fase II’’

8 146 m²

16 745 m²

 

Binnen het plangebied wordt het opmetingsplan van de stad Antwerpen gebruikt voor het intekenen van de bouwzones.

Het grootste deel van het plangebied wordt ingetekend als gebied voor stedelijke activiteiten. Binnen dit gebied worden bouwzones afgebakend. Er mag enkel gebouwd worden binnen deze bouwzones. De ruimte onder de spoorweg (casco-ruimten) kunnen eveneens ingericht worden. De rest van het plangebied wordt ingericht als groene openbare ruimte. Ondergrondse constructies (infrastructuur in functie van parking) kunnen wel voorzien worden buiten de aangeduide contouren van de bouwzones.

De contour van de aangeduide bouwzones is de verplichte bouwlijn voor de sokkel (4 bouwlagen hoog) van het gebouw. De bouwzones IIa, IIb en III worden ingetekend tot aan de buitenzijde van de kabelgoot (i.f.v. de spoorweg). De tunnel naar de ondergrondse parking onder het Kievitplein en de aanwezige kantoorgebouwen zal eveneens gebruikt worden ter ontsluiting van de ondergrondse parkings bij de nieuwe gebouwen.

Naast het gebied voor stedelijk activiteiten wordt eveneens een parkgebied afgebakend.

 

3.7.2 Ruimtebalans

De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is weergegeven in volgende ruimtebalans.

Tabel 3: Ruimtebalans

Bestemmingscategorie

Bestemmingen in gewestplan en gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’

Bestemmingen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’

Verschil

Wonen

- 1,6 ha

+ 3,3 ha

+1,7 ha

Recreatie

/

/

/

Reservaat en natuur

/

/

/

Overig groen

- 0,4 ha

+ 0,3 ha

-0,1 ha

Bos

/

/

/

Landbouw

/

/

/

Industrie

/

/

/

Overige bestemmingen

- 1,6 ha

0 ha

-1,6 ha

 

Ter verduidelijking: de bestemmingscategorie ‘overige bestemmingen’ bevat de gebieden voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut (gewestplan), wegeninfrastructuur en parkgebied (beide uit het RUP ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein).

3.7.3 Op te heffen voorschriften

Koninklijk Besluit 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979):

- zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.

 

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ (B.V.R. 24/10/2003):

  • zone voor stedelijke ontwikkeling;

  • parkgebied;

  • gebied voor lokale wegenis.

3.8 Onteigeningsplan

Het onteigeningsplan maakt deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Om de realisatie van cruciale onderdelen van de stedelijke ontwikkeling Kievit fase II en bij uitbreiding de ontwikkeling van het gehele ruimtelijk uitvoeringsplan op korte termijn te garanderen is een onteigeningsplan toegevoegd voor delen van het plangebied.

 

3.9 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften

 

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Het gebied voor stedelijke activiteiten is een multifunctioneel gebied waar verweving van functies het uitgangspunt is. Er wordt een verweving beoogd van wonen, kantoren, bedrijven, handel, maatschappelijk programma, recreatie en cultuur en horeca.

Onder kantoren wordt verstaan: bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’.

Artikel 1. Gebied voor stedelijke activiteiten

Artikel 1.1. Het gebied is bestemd voor wonen, kantoren en diensten, handel, bedrijven, horeca, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen.

De activiteiten in het gebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal, ruimtelijke impact en architecturale uitstraling betreft. De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Gezien de ligging van het gebied in de directe nabijheid van de spoorweg(berm), die ook beschermd is als monument, is in aanloop van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning intensief overleg noodzakelijk met de beheerder van de spoorweg (NMBS-holding, INFRABEL en/of NMBS) en de voor erfgoed bevoegde administratie.

Onder aanwezige functies wordt onder meer bedoeld:

  • woningen,

  • spoorweg(berm) en de noodzakelijke bereikbaarheid ervan

  • evacuatie- en pompgebouwen

  • slibwanden

  • ontluchtingsschouw

  • leidingen

Artikel 1.2 Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:

  • de impact op het in het gebied of in de omgeving gelegen onroerend erfgoed

  • de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;

  • de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;

  • de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid.

 

Gezien de ligging van de bouwzones in de onmiddellijke omgeving van de spoorweg al elke bouwaanvraag op voorhand met de NMBS-holding/ Infrabel moeten worden doorsproken in kader van de te respecteren ruimtelijke randvoorwaarden betreffende de bouwafstanden, overbouwingen e.a.

 

 

 [image]

Aanduiding in overdruk: behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur

Artikel 1.3. In het gebied worden 4 bouwzones aangeduid. Met uitzondering van het gebied zoals aangeduid volgens artikel 1.9 kan er binnen het aangeduide gebied voor stedelijke activiteiten enkel gebouwd worden binnen deze bouwzones.

 

De stedenbouwkundige voorschriften voor de bouwzones zijn zo opgevat dat de gebouwen zich langs alle zijden evenwaardig zullen ontplooien. Elke gevel zal worden behandeld als ware het de voorgevel. Er dient bijzondere aandacht uit te gaan naar de esthetiek en kwaliteit van de architectuur van het gebouwde. Alle daken worden uitgewerkt als plat dak, als dakterras of groen dak.

Elke bouwzone wordt als geheel ontwikkeld, met uitzondering van bouwzone IIa. Het stadsontwerp gaat initieel immers uit van het behoud van delen van de bestaande bebouwing en functies in bouwzone IIa. Verbouwingen, uitbreidingen en vervanging van delen van delen van deze bebouwing (binnen deze bouwzone) zijn dan ook mogelijk.

De eerste 4 bouwlagen in bouwzones I, IIa, IIb en III vormen een sokkel die verplicht moet gerealiseerd worden. Dit betekent dat om een kwalitatieve ontwikkeling van bouwzones IIa en IIb mogelijk te maken een deel van de keermuur van de spoorwegberm (die momenteel geen dienst meer doet als keermuur) zal moeten worden gesloopt.

De invulling van alle ruimten op het gelijkvloerse niveau van de bouwzones I, IIa en IIb en III ten noorden van de Plantin en Moretuslei, palend aan het openbaar domein, dient bij te dragen aan een levendig publiek domein. Elke gevel op het gelijkvloers moet een zo groot mogelijk aandeel publiek toegankelijke ruimten bevatten. Mogelijke invullingen zijn:

  • commerciële ruimte;

  • publieke voorzieningen;

  • maatschappelijke functies

  • lobbyruimte bij kantoren/bedrijven;

  • baliefuncties;

  • recreatie en cultuur;

  • inkompartijen tot woningen

  • voetgangerstoegangen tot ondergrondse parkeerruimte;

Een maatschappelijk programma heeft betrekking op dienstverlening op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, woonzorg, kinderopvang, religie, onderwijs en educatie.

De maximale hoogte van de bouwblokken in bouwzones I, IIa, IIb en III wordt bepaald op 46 m. Er wordt hierbij voldoende rekening gehouden te worden met de bestaande bebouwing in de Van Immerseelstraat (hoogte nieuwe bebouwing in relatie met de afstand tot de bestaande bebouwing).

Er wordt een gedifferentieerd woningaanbod gecreëerd (mix van kleine en grote woningen). Een gemiddelde netto vloeroppervlakte van 90m², gemiddeld berekend per bouwzone, geldt daarom als richtcijfer.

Een commerciële ruimte kan detailhandel, dienstverlening of horeca omvatten.

Van de maximum 1600 parkeerplaatsen die in het GRUP ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ werden voorzien konden 400 parkeerplaatsen voorzien worden in zone D, de zone die deel uitmaakt van het voorliggend uitvoeringsplan. Aangezien de densiteit werd verlaagd ten opzichte van het vroegere plan, wordt het aantal parkeerplaatsen evenredig aangepast. In plaats van 400 parkeerplaatsen kunnen in functie van de ontwikkeling binnen het gebied voor stedelijke activiteiten maximaal 250 parkeerplaatsen voorzien worden. Deze parkeerplaatsen worden verdeeld over de verschillende bouwzones, evenredig met de ontwikkelbare vloeroppervlakte..

Het is wenselijk langs de zijde van de spoorwegbundel enkel kantoren te ontwikkelen. De woningen worden dan gesitueerd aan de kant van de Van Immerseelstraat (geluidsoverlast spoorweg).

Artikel 1.3.1. Met het oog op ruimtelijke kwaliteit worden verder volgende kwaliteitsprincipes vooropgesteld in bouwzones I, IIa, IIb en III, ten noorden van de Plantin en Moretuslei:

  • elke bouwzone wordt als geheel ontwikkeld, met uitzondering van bouwzone IIa;

  • de contour van de bouwzones vormt de verplichte bouwlijn voor de eerste 4 bouwlagen;

  • de maximale bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 46 meter.

  • de maximaal te realiseren bruto vloeroppervlakte (BVO), met uitzondering van de ondergrondse constructies, bedraagt 16.500 m² voor bouwzone I, 4.000 m² voor bouwzone IIa en 12.500 m² voor bouwzone IIb en 15.000 m² voor bouwzone III.

  • elke gevel wordt ontworpen als zijnde een voorgevel;

  • palend aan de spoorweg mogen in bouwzone IIa, bouwzone IIb en bouwzone III geen opengaande delen noch terrassen voorzien worden;

  • er wordt bijzondere aandacht besteed aan de esthetiek en kwaliteit van de architectuur;

  • per bouwzone moet minimaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van gebouwen voorzien worden voor woningen, met inbegrip van aanhorigheden. Minimaal 50% van de bruto vloeroppervlakte van de bouwzone moet worden voorzien voor kantoren. Ondergrondse parkeeroppervlaktes worden niet meegerekend in de bruto vloeroppervlakte. In bouwzone IIa kunnen deze minimumpercentages in functie van kantoren worden opgeheven ten voordele van een maatschappelijk programma; de eventuele ruimte naast dit maatschappelijk programma omvat minimum 30% woningen;

  • minimaal 50% van de gelijkvloerse bruto vloeroppervlakte van gebouwen moet voorzien worden voor publieke toegankelijke inrichtingen die bijdragen aan de levendigheid van het straatbeeld. In de meest noordelijk gelegen bouwzone wordt in afwijking hiervan minimaal 50 % van de gelijkvloerse bruto vloeroppervlakte voorzien als commerciële ruimte. In bouwzone IIa kunnen deze minimumpercentages worden opgeheven ten voordele van een maatschappelijk programma;

  • er wordt een gedifferentieerd woningaanbod gecreëerd;

  • commerciële ruimten met meer dan 1.000 m² bruto vloeroppervlakte zijn niet toegelaten;

  • er worden maximaal 250 parkeerplaatsen voorzien. Deze parkeerplaatsen worden gelijkmatig verdeeld over de verschillende bouwzones evenredig met de maximaal voorziene bruto-vloeroppervlakte per bouwzone, volledig ondergronds aangelegd en ontsloten via de bestaande in- en uitrit van de ondergrondse parking in de Van Immerseelstraat;

  • bij de bouwaanvraag voor bouwzone IIb dient rekening gehouden te worden met de evacuatie van de casco ruimte en de toegankelijkheid tot de casco ruimtes voor brandweer en hulpdiensten.

Ondergrondse constructies worden ook toegestaan buiten de contouren van de bouwzones, maar beperkt tot 50%. In artikel 1.4.1. wordt immers opgelegd dat minstens de helft van het gebied dat niet werd aangeduid als bouwzone als groene zone moet worden aangelegd.

1.3.2. Ondergrondse constructies kunnen worden toegestaan buiten de contouren van bouwzones I, IIa en IIb en III. In de zone zoals aangegeven in artikel 1.4. worden de ondergrondse constructies beperkt tot 50% van deze zone.

De rooilijn van de Van Immerseelstraat wordt verschoven om plaats te creëren voor een brede groenstructuur. Deze open ruimte- of groenstructuur, of ‘parktuin’, biedt plaats aan activiteiten voor de buurt, zoals sport- en speelvelden, zitruimten, bloementuinen, … Door de verbreding van het openbaar domein wordt meer bezonning van zowel het openbaar domein als de bebouwing gegarandeerd. De parktuin zal ook voor een verkeersveilige verbinding met de omliggende wijken zorgen.

Noodzakelijke ontsluitingsmogelijkheden van het spoorwegemplacement dienen op hoogwaardige wijze geïntegreerd te worden.

 

Artikel 1.4. De delen van het gebied voor stedelijke activiteiten die niet worden opgenomen als bouwzone, zoals aangegeven in artikel 1.2, en ook niet worden aangeduid als gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur, zoals aangegeven in artikel 1.9, worden ingericht als groene publieke ruimte. In deze publieke ruimte zijn volgende functies mogelijk:

  • groenaanleg;

  • wegen en paden in functie van langzaam verkeer;

  • pleinen;

  • speelruimten;

  • ruimte voor laad- en losbewegingen;

  • terrassen;

  • bestaande wegen

  • noodzakelijke evacuatiewegen;

Het voorzien van bovengrondse parkeergelegenheid is niet toegelaten.

 

Artikel 1.4.1. De publieke ruimte worden als één geheel ontworpen. Minimum 50 percent van gebied zoals beschreven in artikel 1.4 heeft een doorwortelbare laag van minstens 1,5 meter en wordt ingericht als groene publieke ruimte.

Aanpassingen aan bestaande wegen, zoals onder meer de Plantin en Moretuslei en Van Immerseelstraat, zijn mogelijk.

 

Artikel 1.4.2. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van bestaande wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

Artikel 1.5. In afwachting van een bouwproject voor de bouwzones in het gebied zijn verbouwingen van hoofdzakelijk vergunde constructies toegelaten.

Om te vermijden dat kostbare ruimte in het gebied tijdelijk niet gebruikt zou kunnen worden, kunnen alle bouwzones in afwachting van een bouwproject ook ingericht worden als openbare ruimte.

Artikel 1.6. In afwachting van een bouwproject voor de bouwzones in het gebied kunnen de bouwzones eveneens worden ingericht als openbare ruimte.

Het benodigd aantal parkeerplaatsen moet in de inrichtingsstudie gestaafd worden. Hiervoor kunnen de richtcijfers maximum 1pp. per 150m2 kantoor –of handelsruimte en maximum 1pp. per woongelegenheid gebruikt worden. Zoals aangegeven in artikel 1.3.1 kan in het totaal maximum 250 parkeerplaatsen voorzien worden.

Artikel 1.7. Zoals aangegeven in de voorgaande artikelen worden de bouwzones en de groene publieke ruimte als één geheel ontworpen. Bij vergunningsaanvragen in functie van de ontwikkeling van een gehele bouwzone of van de publieke ruimte wordt een inrichtingsstudie gevoegd.

De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

Voor werken die uit een watertoets voortvloeien. Door de bouwmogelijkheden wordt meer oppervlakte verhard. Om wateroverlast te voorkomen, is aandacht voor het waterbergend vermogen noodzakelijk. Deze noodzaak vormt een opportuniteit in functie van een kwalitatieve inrichting en groenaanleg van het terrein (zie hierboven). Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 1.8. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt en voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Op gronden die palen aan het domein van de spoorweg zal steeds rekening gehouden worden met de aanwezigheid van de spoorweginfrastructuur in overeenstemming met de vigerende wetgeving.

 [image]

Aanduiding in overdruk. Behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur

Artikel 1.9. Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur

Artikel 1.9.1. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse spoorweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn werken, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten.

De casco ruimten in de spoorwegberm op gelijkvloers niveau worden voorbehouden voor reizigersondersteunende en publieke functies, en kunnen zowel openbaar als privaat zijn. Een stedelijke fuifzaal met ondersteunend programma is een mogelijkheid.

Reizigersondersteunende functies kunnen eveneens commerciële functies zijn. Voorbeelden zijn: een krantenwinkel, een kleine supermarkt, een bank, een snackbar,…

Artikel 1.9.2. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de spoorweginfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht. In afwijking van de in artikel 1.1. aangegeven bestemmingen, wordt de ruimte onder de spoorweg voorbehouden voor reizigersondersteunende en publieke functies. Commerciële ruimten met meer dan 1.000 m² bruto vloeroppervlakte zijn niet toegelaten

Gelet op het originele concept van de spoorwegberm waarvan de doorsteken elk op een monumentale en specifieke wijze zijn uitgewerkt zijn bijkomende doorsteken geen evidentie vanuit het oogpunt van de monumentenzorg. Overwegende de aspiraties van de stedenbouwkundige ontwikkeling is één doorsteek aanvaardbaar op voorwaarde van een minutieuze integratie in het monument.

 [image]

Symbolische aanduiding

Artikel 1.9.3. Naast de bestaande doorsteken aan de Lange Kievitstraat en de Plantin en Moretuslei wordt één bijkomende doorsteek door de spoorwegberm voorzien in functie van langzaam verkeer in het verlengde van de Somersstraat en Jacob Jacobsstraat.

 

Er wordt in de spoorwegberm een logistieke doorsteek voorzien die uitgeeft op de zijde van de Van Immerseelstraat. Deze logistieke doorsteek dient tevens als evacuatieweg voor de toekomstige stedelijke functies in de casco ruimten. Ten einde de opname van de nodige evacuatiewegen en toegangen voor brandweer of hulpdiensten te garanderen, dient voorafgaand aan iedere stedenbouwkundige aanvraag advies van de brandweer gevraagd te worden.

 

 [image]

Symbolische aanduiding

Artikel 1.9.4. In de spoorwegberm wordt op de aangeduide plaatsen een evacuatieweg en toegang voor brandweer/ hulpdiensten voorzien.

Het plangebied ten zuiden van de Plantijn en Moretuslei wordt aangeduid als een publiek park. Daarnaast wordt eveneens de restruimte bovenop de spoorwegbrug over de Plantijn en Moretuslei wordt eveneens ingericht als park.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen.

Artikel 2. Parkgebied

Park moet hier voornamelijk in de betekenis van het bosdecreet (artikel 4 bis) geïnterpreteerd worden, zijnde “groene ruimten waarbij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig andere functies kunnen worden vervuld, zoals recreatieve, educatieve, economische, cultuurhistorische, landschappelijke, wetenschappelijke, ecologische, fauna- en florabeschermende en milieubeschermende functies. Zij bestaan naast open gedeelten, waaronder waterpartijen, grasvelden, bloemperken, wandelwegen en andere infrastructuren, uit een afwisseling van bosgedeelten en/of gedeelten begroeid met bomen, heesters en kruidachtige gewassen.”

De sociale functie verwijst in deze context in hoofdzaak naar de publieke toegankelijkheid van openbare parken en de betekenis die deze gebieden hebben als (randstedelijke) groenvoorziening.

Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.

Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.

Artikel 2.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een publiek toegankelijk park of parken.

Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten.

Alle handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische erfgoedwaarden, de horticulturele waarden, de landschapswaarden en de natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie ervan niet geschaad wordt.

 

De ontsluiting van het spoorwegemplacement wordt voorzien in dit gebied. De ontsluiting wordt op een hoogwaardige manier geïntegreerd in het ontwerp voor het park.

Artikel 2.2. De ontsluiting van het spoorwegemplacement wordt op een hoogwaardige manier geïntegreerd in het parkgebied.

 

 [image]

Aanduiding in overdruk. Behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur

Artikel 2.3.

De restruimte bovenop de bestaande spoorwegbrug over de Plantijn en Moretuslei is eveneens bestemd als parkgebied. Artikel 2.1. en 2.2. gelden hier eveneens.