3 Toelichtingsnota | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Situering Het plangebied bevindt zich in het centrum van Antwerpen, ten zuiden van het Centraal Station. Het gebied sluit aan op het Kievitplein, dat ingericht is als kiss & ride-zone, en de gerealiseerde kantoorontwikkeling Kievit fase I uit het bestaand ruimtelijk uitvoeringsplan. Oostelijk sluit het gebied aan op een dens woonweefsel bestaande uit gesloten bouwblokken met voornamelijk rijhuizen. Het gebied wordt in het zuiden doorsneden door de Plantin en Moretuslei, een belangrijke invalsweg naar de Leien en het centrum van de stad, welke aansluiting geeft op het op- en afrittencomplex van de ring rond Antwerpen. Het deel van het plangebied dat van de rest wordt gescheiden door de invalsweg sluit aan op het zuidelijk gelegen woonweefsel. Het gebied wordt ten slotte in het westen geflankeerd door de historische spoorwegberm die de fysieke scheiding vormt tussen het plangebied en de Diamantwijk. Kaart 0: Situering plangebied 3.2 Juridische en beleidscontext 3.2.1 Relatie met het grootstedelijk gebied Antwerpen Delen van de gemeenten Aartselaar, Antwerpen, Boechout, Borsbeek, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Zwijndrecht maken deel uit van het grootstedelijk gebied Antwerpen. In stedelijke gebieden wordt een stedelijk gebiedbeleid gevoerd waar ontwikkeling, concentratie en verdichting uitgangspunten zijn, maar steeds met respect voor de draagkracht van het stedelijk gebied. Dit betekent een beleid gericht op het creëren van een aanbod aan bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving, het kwantitatief en kwalitatief voorzien van ruimte voor economische activiteiten, het versterken van het stedelijk functioneren door diensten, gemeenschapvoorzieningen, stedelijke voorzieningen en dergelijke, en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Dit ‘aanbodbeleid’ in het stedelijk gebied is essentieel om verdere uitzwerming, lintbebouwing en wildgroei van allerhande activiteiten in het buitengebied te vermijden. Om aan te duiden in welke delen van de geselecteerde gemeenten dit (stedelijk gebied)beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is, worden de stedelijke gebieden in ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend in overleg met het betrokken bestuursniveau. Het afbakeningsproces voor het grootstedelijk gebied Antwerpen werd afgerond in 2005 en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ dat daarop volgde, werd op 19 juni 2009 definitief vastgesteld. Het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ is gelegen binnen het grootstedelijk gebied Antwerpen, maar er worden binnen het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van de afbakening evenwel geen bestemmingswijzigingen voorgesteld in de omgeving van de Kievitzone, aangezien er reeds een ruimtelijk uitvoeringsplan was. 3.2.2 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 3.2.3 Relatie met andere beleidsplannen 3.3 Voorafgaande relevante planningsprocessen en studies 3.3.2 Stadsontwerp Het gerealiseerde deel van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ werd door buurtbewoners en actiegroepen gecontesteerd en gaf aanleiding tot polemiek. De stad Antwerpen besliste een nieuw stadsontwerp op te maken voor de delen van het plangebied die nog niet ontwikkeld werden. Bron: stadsontwerp voor Kievit fase 2, Stad Antwerpen
Het nieuwe stadsontwerp houdt een bouwprogramma in dat bestaat uit vier nieuwe bouwzones. Het plan voorziet een vaste verdeelsleutel per bouwzone ten einde een gedegen functieverweving van woningen en kantoren te garanderen. Daarbij worden eveneens de contouren van het openbaar domein vastgelegd. Ten opzichte van de mogelijkheden zoals voorzien in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’, werd een belangrijke schaalbeperking doorgevoerd. De nieuwe bebouwing moest een reële overgang betekenen tussen het bestaande woonweefsel en de ontwikkelingen in zone A. De bebouwde oppervlakte, schaal en bouwdensiteit werd beperkt. De ruimte bestemd als openbaar domein werd aanzienlijk vergroot. Een indicatieve weergave van de schaalbeperking wordt weergegeven in tabel 1, waarbij de referentiesituatie de situatie is wanneer noch het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ noch het nieuwe stadsontwerp wordt uitgevoerd. Tabel 1: Indicatieve wijzigingen in terreinbezetting
Een verbrede Van Immerseelstraat zal volledig ingericht worden als ‘parktuinstructuur’. De groenstructuur, of ‘parktuin’, waarin de bouwblokken worden ingeplant, wordt ingevuld met tuinen op maat van activiteiten ten behoeve van de buurt. Mogelijke activiteiten zijn sport en spel, zitruimte, bloementuinen en dergelijke meer. De creatie van een nieuwe doorsteek doorheen de historische spoorwegberm verbindt deze nieuwe, publieke groenstructuur in de Kievitwijk met de aangrenzende wijken. Er wordt uitgegaan van een sterke functieverweving van functies als wonen, kantoren en publiek toegankelijke inrichtingen.
Bron: stadsontwerp voor Kievit fase 2, Stad Antwerpen 3.4 Aandachtspunten als gevolg van sectorale regelgeving In dit onderdeel van het ruimtelijk uitvoeringsplan zal kort worden ingegaan - of er voor het voorgenomen plan een passende beoordeling vereist is conform het natuurdecreet; - op (de procedure van) het onderzoek tot milieueffectenrapportage; - op de watertoets; - op elementen van de externe veiligheid - op elementen van archeologie 3.4.1 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden Het plangebied ligt niet in de onmiddellijke omgeving van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied. De dichtstbijzijnde gebieden zijn het Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (op ca. 2 kilometer), de bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen (op ca. 7 kilometer) en de historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat (op ca. 5 kilometer), allen Speciale Beschermingszones in toepassing van de Habitatrichtlijn. Tussen het plangebied en deze gebieden is bebouwing en industrie aanwezig. Er bestaat met andere woorden geen directe relatie tussen het plangebied en de beschermde gebieden. Hierdoor is een passende beoordeling niet noodzakelijk. 3.4.2 Onderzoek tot milieueffectrapportage In uitvoering van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) is voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een onderzoek tot milieueffectenrapportage gevoerd. Uit de beschrijving van het voorgenomen plan en de inschatting van de mogelijke milieueffecten werd afgeleid dat het ruimtelijk uitvoeringsplan geen aanzienlijke negatieve milieueffecten zal genereren en bijgevolg niet onderworpen moet worden aan een plan-MER in de zin van het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. De discipline bouwkundig erfgoed kreeg een negatieve waardering, gezien de historische spoorwegberm van doorsteken werd voorzien. Op basis van deze waardering wordt er in het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ uitgegaan van één doorsteek in het verlengde van de Somersstraat/Jacob Jacobsstraat en één logistieke doorsteek welke ook dienst doet als evacuatieweg voor de stedelijke functie in de spoorwegberm. Bij dit onderzoek tot milieueffectrapportage werden de besturen en instanties zoals bepaald in artikel 3 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage van plannen en programma's, geraadpleegd op 3 maart 2010. Conform de bepalingen van artikel 4.2.6 van het DABM werden het ‘onderzoek tot milieueffectrapportage’ en de uitgebrachte adviezen overgemaakt aan de dienst Mer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Op 5 augustus 2010 keurde de dienst Mer de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek goed, zodat bijgevolg geen plan-MER moet opgemaakt worden. De resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage kunnen geraadpleegd worden op (nummer screeningsdossier ). 3.4.3 Watertoets In het kader van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003 dient de overheid die over een ruimtelijk uitvoeringsplan beslist, er zorg voor te dragen dat er geen schadelijk effect op het watersysteem ontstaat of zoveel mogelijk beperkt wordt of als dat niet mogelijk is dat het schadelijk effect op het watersysteem ten gevolge van dit plan wordt hersteld. Dit kan door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of in gevallen van verminderde infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor watersystemen door te voorzien in compensatie. Het plangebied is gelegen in het bekken van de Benedenschelde, deels in het deelbekken Bovenschijn en deels in het deelbekken Scheldehaven. Het bekkenbeheerplan Benedenscheldebekken met inbegrip van het deelbekkenbeheerplan Bovenschijn werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 30 januari 2009 1 . Er is geen deelbekkenbeheerplan Scheldehaven opgenomen in het bekkenbeheerplan Benedenschelde. Het zuidelijke deel van het plangebied is volgens de watertoetskaarten, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied, het noordoostelijk deel in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Heel het plangebied is gelegen in gebied zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Het plangebied is niet gelegen in infiltratiegevoelig gebied. Het plangebied bevindt zich in een stedelijke omgeving waarin quasi geen onverharde oppervlakte voorkomt. De afwatering van de omgeving gebeurt via de rioleringen en de ruien naar de Schelde of naar de collector intra muros die langs singel is gelegen en via het zuiveringsstation Schijnpoort loost in de overwelfde kokers van het Groot Schijn. Momenteel wordt werk gemaakt van een verbetering van de ongunstige hydraulische omstandigheden in het gebied (acties 1.2.14 e en f uit het bekkenbeheerplan). De ingekokerde Schijn wordt momenteel omgeleid naar het noorden en watert af naar de Schelde via pompstation Rode Weel. Bij piekdebieten kunnen twee noodpompen een deel van het debiet overpompen naar het Lobroekdok. In de toekomst zou het volledige debiet van Klein en Groot Schijn via een nieuw pompstation, momenteel in opbouw, overgepompt worden naar het Lobroekdok. In de nieuwe situatie wordt een betere hydraulische situatie gecreëerd, waardoor verwacht wordt dat de kans op overstromingen in de omgeving afneemt. Het bestaande gemengde rioleringstelsel wordt systematisch vervangen door een gescheiden stelsel waarbij het afvalwater afzonderlijk naar het zuiveringsstation wordt geleid en het hemelwater naar de Schelde en het Groot Schijn. Het aandeel verharde ruimte op het terrein, welk bestaat uit de bouwzone en het verhard openbaar domein, bedraagt 13 550 m² in de referentie- of bestaande toestand. Het aandeel niet-verharde ruimte op het terrein, welk bestaat uit de bouwzone en het onverhard openbaar domein, bedraagt 10 728 m², eveneens in de referentietoestand. Op de braakliggende terreinen van het voormalig rangeerstation kan het water infiltreren. Voor het overige deel van het plangebied gebeurt de afwatering kunstmatig. Voor de afvoer of buffering van water zijn geen specifieke maatregelen getroffen. Ten slotte kan gesteld dat in het binnengebied momenteel geen activiteiten aanwezig zijn die de waterkwaliteit beïnvloeden. De potentiële afname van waterberging en de beperking van de infiltratie van hemelwater in de bodem kan voldoende gecompenseerd worden omwille van de mogelijkheid tot rechtstreekse afwatering in het Lobroekdok na aanpassing van het afwateringssysteem. De gewestelijke stedenbouwkundige hemelwaterverordening blijft van toepassing bij individuele vergunningsaanvragen, naast de individuele watertoets. Indien uit de individuele watertoets blijkt dat er onvoldoende afwatering zonder het verhogen van het overstromingsrisico kan bekomen worden, kan een groter buffervolume opgelegd worden dan in de gewestelijke stedenbouwkundige vergunning voorzien. Voor de bouw van de ondergrondse parking dient een deel van de grond te worden uitgegraven. Het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt echter gekenmerkt door de aanwezigheid van verstoorde bodems. Bijkomende effecten van bemaling, zoals een verstoring van de grondwatertafel of zetting op de bodems in het studiegebied, worden daarom ook niet verwacht. Afhankelijk van de ondergrondse constructies en de gekozen bemalingsmethode, is het mogelijk dat negatieve effecten ontstaan op het grondwaterstromingspatroon, waardoor er in een latere fase bijkomende bepalingen opgelegd kunnen worden door de VMM – afdeling Operationeel Waterbeheer. Dit kan bekeken worden naar aanleiding van de vergunningsaanvraag. Wat grondwaterverontreiniging betreft, kan naar analogie met de grondverontreiniging gesteld worden dat het uitvoeringsplan geen bodemvervuilende activiteiten toelaat. Er zijn dan ook geen verontreinigende effecten naar het grondwater toe te verwachten. Terwijl de verharde ruimte in het nulalternatief 20 531 m² zou bedragen, is dit teruggebracht naar 18 776 m² in het geplande alternatief. Wat de niet-verharde ruimte betreft, zou dit 3 645 m² zijn in het nulalternatief en 5 402 in de geplande toestand volgens voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan. Er is dus een aanzienlijk groter aandeel van het grondoppervlak dat potentieel waterdoorlatend is. Ten opzichte van de bestaande terreinsituatie, zijnde braakliggende gronden in het centrumgebied, zal er vanzelfsprekend meer ingericht en verhard worden. De grootteorde van deze oppervlaktes is echter beperkt. Het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Kievit fase II’ betekent zodoende een verbetering ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Ook worden de daken van de nieuwe bebouwing verplicht ingericht als groendak (of dakterras), wat eveneens bijdraagt aan een vermindering van de belasting op het rioleringsnet. De binnengebieden zullen onderbouwd zijn met een ondergrondse parking. Een groot deel van het openbaar domein wordt ingericht als groene ruimte en, indien verhard, voorzien van waterdoorlatend materiaal. Het hemelwater zal conform de gewestelijke verordening zoveel mogelijk hergebruikt worden. Het deel hemelwater dat niet herbruikbaar is, zal kunnen infiltreren via het openbaar domein dat, waar niet onderbouwd, waterdoorlaatbaar ingericht wordt. Voor het bufferen van hemelwater worden de bepalingen van de gewestelijke verordening als minimum gehanteerd om een bijkomende capaciteit op het terrein te creëren. In de aanleg van het openbaar domein wordt een buffering voorzien volgens de geldende verordening. Het ontwerp hiervan kan samen met het ontwerp van het openbaar domein gebeuren. Ten einde de waterkwaliteit te verbeteren of op zijn minst te bestendigen, worden bij de vergunningverlening verplichtingen opgelegd die de waterkwaliteit ten goede komen, zoals de afvoer van regenwater, de volgens de geldende stedenbouwkundige verordening verplichte aanwending van hemelwaterputten en het niet toestaan van vervuilende activiteiten. Gezien de toekomstige functies in het plangebied, voornamelijk wonen en kantoren, zijn er geen effecten op de waterkwaliteit te verwachten. Conclusie Gezien de bestaande toestand van het plangebied met een reeds verstoorde bodem, is er door uitgraving en bemaling in functie van de bouw van de ondergrondse parkeergarage geen effect te verwachten op de grondwatertafel. Bij ontstentenis van vervuilende activiteiten in de geplande toestand, alsook de inspanningen die zullen worden geleverd om zoveel als mogelijk hemelwater te bufferen, te laten infiltreren en te hergebruiken, kan het effect op de grondwatertafel en de kwaliteit ervan als niet-significant worden beschouwd (beoordeling ‘0’). Ten opzichte van het nulalternatief beslaat de voorgenomen ontwikkeling ten slotte minder te verharden oppervlakte met meer mogelijkheid tot buffering en infiltratie van hemelwater, wat een duidelijke meerwaarde is van het voorgenomen plan ‘Kievit fase II’ ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘’. Gezien de bodem reeds ernstig verstoord is –zo is er bijvoorbeeld reeds een ondergrondse parkeergarage aangebracht– zal geen schadelijk effecten op het watersysteem te verwachten zijn op de grondwatertafel. Ook zijn er geen vervuilende activiteiten in het nieuwe ruimtelijk uitvoeringsplan toegelaten en worden er inspanningen geëist om bedachtzaam met hemelwater om te springen (bufferen, infiltreren en hergebruik). Om die reden kan geconcludeerd worden dat het plan geen schadelijk effect zal hebben op het watersysteem en de watertoets bijgevolg positief is. Blijft uiteraard dat aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen onderworpen blijven aan de bepalingen van de watertoets en indien nodig op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden. 3.4.4 Externe veiligheid De Dienst Veiligheidsrapportering van het Departement Leefmilieu, Nauur en Energie, afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid besliste op 14 december 2010 dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden. Deze beslissing volgt uit de vaststelling dat:
3.4.5 Archeologie In het kader van de het Europees verdrag houdende de bescherming van het archeologisch erfgoed (Valetta/Malta, 1992) wordt het algemeen principe onderschreven om tijdig het noodzakelijk onderzoek te verrichten. Dit maakt evenwel geen voorwerp uit van een ruimtelijk uitvoeringsplan, maar zal bij de vergunningsaanvraag en de projectrealisatie aan bod komen. 3.5 Bestaande feitelijke en juridische toestand 3.5.1 Bestaande feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaart. Kaart 1 : Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Het plangebied is gelegen in het hart van de stad Antwerpen en sluit in het noorden aan op het Centraal Station. De Plantin en Moretuslei, een belangrijke invalsweg tot de Leien en het centrum, doorkruist het plangebied in het zuiden.
Het plangebied omvat de spoorwegberm, beschermd als monument tussen het Centraal Station en de Zurenborgstraat. De spoorwegberm vormt, van noord naar zuid, de fysieke scheiding tussen de Diamantwijk en het plangebied. De gelijkgrondse ruimten tussen de spoorniveaus +1 en de ondergrondse spoorniveaus worden momenteel gebruikt als parking en als technische ruimte bij de spoorweginfrastructuur. Het plangebied paalt aan het beschermd stadsgezicht gevormd door de gebouwen gelegen in de Plantin en Moretuslei nummer 66-90 en 55-91 en de aansluitende bebouwing in de Van Immerseelstraat en de Baron Joostensstraat. Deze buurt ten oosten van het gebied, een dens woonweefsel van gesloten blokken met veelal rijwoningen en enkele grootschalige gebouwen zoals kantoren en dergelijke, is sterk verloederd en heeft nood aan een opwaardering. Foto’s: braakliggend terrein
Foto: evacuatiegebouw Een groot deel van het plangebied wordt momenteel niet gebruikt. Het betreft het voormalige, afgegraven rangeerstation en het nog resterende talud ten zuiden van de Plantin en Moretuslei. De funderingsmuur van de voormalige spoorwegbedding is nog aanwezig. Foto: Van Immerseelstraat richting Plantin en Moretuslei Foto: Van Immerseelstraat richting ontwikkeling Kievit fase I
In de Van Immerseelstraat bevindt zich de tunnel die toegang biedt tot de ondergrondse parking van zowel het HST-station als tot de parking van de reeds gerealiseerde ontwikkeling uit het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Aan de funderingsmuur grenst een Joodse synagoge, een lagere jongensschool en particuliere woningen. In het meest noordelijke bouwblok is de nationale zetel van Scouts & Gidsen Vlaanderen ondergebracht met hun scoutsshop, Scoutel en kantoren. Hiernaast bevindt zich een lagere en middelbare meisjesschool en een aantal particuliere woningen. De ruimten onder de spoorwegbedding worden momenteel gebruikt als parking en als technische ruimte bij de spoorweginfrastructuur. 3.5.2 Bestaande juridische toestand De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel en grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota. Tabel 2: Bestaande juridische toestand
In het plangebied zijn géén provinciale ruimtelijk uitvoeringsplannen, gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen of gemeentelijke plannen van aanleg, beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen, vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebieden, ramsargebieden, gebieden van het duinendecreet, gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON), grondwaterbeschermingsgebieden, erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten. Er bevinden zich geen (on)bevaarbare waterlopen in het plangebied. Wel zijn in de omgeving van het plangebied beschermde monumenten aanwezig, naast de historische spoorwegberm die zich deels in het plangebied bevindt. Dit betreft het Centraal Station (K.B. 12/03/1975), de onderbouw van het Centraal Station (K.B. 14/10/1976) en de Zoo (M.B. 22/06/1983). Deze laatstgenoemde is ook opgenomen als beschermd landschap. Er zijn ook beschermde stads-en dorpsgezichten in de nabije omgeving van het plangebied terug te vinden. Dit betreft de gebouwen op de Plantin en Moretuslei 66-90 en 55-91 en de aansluitende bebouwing in de Van Immerseelstraat (M.B. 01/09/1994). Er loopt een gewestweg (N184) alsook een belangrijke spoorwegverbinding (o.m. de verbinding tussen Brussel over Antwerpen met Amsterdam) doorheen het plangebied. De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota. Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3 : Bestaande juridische toestand: andere plannen
3.6 Visie 3.6.1 Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven
3.7 Vertaling naar het grafisch plan 3.7.1 Algemene principes Het stadsontwerp vormt een basis voor het intekenen van het grafisch plan. Naar aanleiding van de plenaire vergadering werd echter wel beslist om één van de bouwzones van het stadsontwerp (bouwzone 4) te schrappen o.a. ten voordele van het bestaande monument (spoorwegberm) en ten voordele van de inrichting van een parkgebied in functie van de buurt. Zoals reeds in voorgaande reeds werd aangegeven betekent het voorliggende plan een schaalbeperking ten opzichte van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’. Een indicatieve weergave van deze schaalbeperking wordt weergegeven volgende tabel, waarbij de referentiesituatie de hypothetische situatie is wanneer noch het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ noch het nieuwe uitvoerinsplan ‘Gebied voor stedelijke activiteiten ‘Kievit fase II’’ wordt uitgevoerd en waarin het voormalige spoorwegemplacement volledig wordt meegerekend tot het openbaar domein.
Tabel 1: Indicatieve wijzigingen in terreinbezetting
Binnen het plangebied wordt het opmetingsplan van de stad Antwerpen gebruikt voor het intekenen van de bouwzones. Het grootste deel van het plangebied wordt ingetekend als gebied voor stedelijke activiteiten. Binnen dit gebied worden bouwzones afgebakend. Er mag enkel gebouwd worden binnen deze bouwzones. De ruimte onder de spoorweg (casco-ruimten) kunnen eveneens ingericht worden. De rest van het plangebied wordt ingericht als groene openbare ruimte. Ondergrondse constructies (infrastructuur in functie van parking) kunnen wel voorzien worden buiten de aangeduide contouren van de bouwzones. De contour van de aangeduide bouwzones is de verplichte bouwlijn voor de sokkel (4 bouwlagen hoog) van het gebouw. De bouwzones IIa, IIb en III worden ingetekend tot aan de buitenzijde van de kabelgoot (i.f.v. de spoorweg). De tunnel naar de ondergrondse parking onder het Kievitplein en de aanwezige kantoorgebouwen zal eveneens gebruikt worden ter ontsluiting van de ondergrondse parkings bij de nieuwe gebouwen. Naast het gebied voor stedelijk activiteiten wordt eveneens een parkgebied afgebakend. 3.7.2 Ruimtebalans De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is weergegeven in volgende ruimtebalans. Tabel 3: Ruimtebalans
Ter verduidelijking: de bestemmingscategorie ‘overige bestemmingen’ bevat de gebieden voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut (gewestplan), wegeninfrastructuur en parkgebied (beide uit het RUP ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein). 3.7.3 Op te heffen voorschriften Koninklijk Besluit 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979): - zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.
Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’ (B.V.R. 24/10/2003):
3.8 Onteigeningsplan Het onteigeningsplan maakt deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Om de realisatie van cruciale onderdelen van de stedelijke ontwikkeling Kievit fase II en bij uitbreiding de ontwikkeling van het gehele ruimtelijk uitvoeringsplan op korte termijn te garanderen is een onteigeningsplan toegevoegd voor delen van het plangebied. 3.9 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften
|