BIJLAGE A: Watertoets
Het plangebied Binnenstad is het oudste bebouwde deel van de stad, hier is de stad ontstaan. Ten westen van het projectgebied loopt de Schelde. Overstromingsgevaar vanuit de Schelde wordt tegengegaan door de waterkering langs de Schelde. De waterkering wordt in het kader van het geactualiseerd sigmaplan verhoogd. Alle watertoetskaarten werden geraadpleegd: de hellingenkaart, de kaart met erosiegevoelige gebieden, de winterbed-kaart, de kaart met overstromingsgevoelige gebieden, de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden en de kaart met infiltratiegevoelige bodems. De meest relevante watertoetskaarten voor het studiegebied worden hieronder besproken. Uit de kaart met overstromingsgevoelige gebieden kan worden afgeleid dat het plangebied niet overstromingsgevoelig is.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200071.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200071.jpg)
Legende:
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200072.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200072.jpg)
De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Voor de watertoets, die onder meer van belang is voor het evalueren van geplande bouwwerken, gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord door ondergrondse constructies: tunnels, schachten, kelders, ondergrondse garages, damwanden, kwelschermen en dergelijke. Voor dergelijke constructies zijn meestal ook uitgravingen nodig, en vaak gaat de aanleg of de instandhouding ervan ook gepaard met het onttrekken van grondwater door drainering, tijdelijke bemaling of permanente bemaling. Ingevolge de vele watervlakken in de nabijheid van het projectgebied is het volledige projectgebied gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor rondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Bij de oprichting en constructie van de gebouwen en gerelateerde ondergrondse constructies (parkings) dient extra aandacht uit te gaan naar deze (grond) waterproblematiek. Het risico is reëel dat men zeer sterk moet bemalen waardoor verzakkingen in de omgeving kunnen optreden. Het opstellen van een retour-bemaling is hiervoor een mogelijke oplossing. Dit wordt reeds opgelegd in de stedenbouwkundige verordening ‘Bouwcode’ die vandaag de goedkeuringsprocedure doorloopt.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200073.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200073.jpg)
Legende:
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200074.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200074.jpg)
De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied niet infiltratiegevoelige bodems. Dit wil zeggen dat ze niet geschikt zijn voor infiltratie. De reden voor hun ongeschiktheid voor infiltratie ligt waarschijnlijk in het feit dat het plangebied bijna volledig verhard en/of bebouwd is.
Vandaag is het plangebied voorzien van zowel een gescheiden als een gemengd rioleringsstelstel. Dit wordt bepaald bij de heraanleg van elke straat. Er wordt steeds gekozen voor een gescheiden stelsel, en hier wordt enkel vanaf geweken als er te weinig ruimte is of het water niet kan afvloeien. Dit maakt geen deel uit van het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan en is een bevoegdheid van Aquafin nv.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200075.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200075.jpg)
Legende:
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200076.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200076.jpg)
A.1 Het plan
De realisatie van het RUP brengt geen noemenswaardige toename van de verharde oppervlakte met zich mee (het plangebied is bijna volledig verhard). Goedkeuring van het RUP zal ervoor zorgen dat de zones gelegen in de zone voor groen (gr) wordt onbebouwd gelaten. Er wordt zoveel mogelijk getracht deze ruimte niet overdekt te laten en met waterdoorlatende materialen op te bouwen. Ook is er in de algemene stedenbouwkundige voorschriften een voorschrift voor open ruimte, tuinen en terrassen. Dit voorschrift zorgt ervoor dat de schaarse bestaande open ruimte in de binnenstad bewaard moet blijven. Deze voorschriften komen uit het bestaande BPA Binnenstad, ze zijn iets anders geformuleerd en duidelijker gesteld. Toch zal er op het terrein weinig veranderen.
A.2 Beschrijving en beoordeling effecten
Conform artikel 8 van het decreet inzake integraal waterbeleid moet het RUP in het kader van de planvorming en het vergunningenbeleid getoetst worden op de watergerelateerde aspecten.
A.3 Watertoets op planniveau
Een eerste toetsing gebeurt op het planningsniveau. Zoals reeds gesteld ligt het plangebied niet in een recent overstroomd gebied of in een risicogebied voor overstromingen. Het volledige plangebied is gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor grondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied niet infiltratiegevoelige bodems. Dit wil zeggen dat de bodem in het plangebied niet geschikt is voor infiltratie.
In deze fase kan reeds gesteld dat in de geplande situatie:
-
De verharde oppervlakte niet toeneemt (voorschrift op open ruimte);
-
Hemelwater afkomstig van gebouwen deels zal aangewend worden voor hergebruik (hemelwaterputten), en voor het overige vertraagd afgevoerd worden (vb. door aanleg groendaken).
-
Hemelwater en afvalwater op termijn zoveel mogelijk gescheiden zal worden.
-
Er wordt niet verwacht dat het plan in negatieve effecten zal resulteren voor wat de waterhuishouding betreft.
BIJLAGE B: MER screening
-
Screening mogelijke effecten
-
Inleiding
Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieueffecten zouden kunnen resulteren, werd uitgevoerd. In dit hoofdstuk is een samenvatting te vinden van de verschillende relevante thema’s waarover binnen de screening uitspraken gevraagd worden.
Referentiesituatie: Het plangebied is het oudste bebouwde deel van Antwerpen. Het loopt ongeveer samen met de vroegere Spaanse omwalling, die vanaf de 16de eeuw de scheiding tussen de stad en haar omgeving vormde. De jongste wijk in het plangebied is de stadswijk “’t Zuid” die in 1875 gepland werd en kort daarna gebouwd. De bestaande bebouwde context in het plangebied is over het algemeen dus meer dan 100 jaar oud en de punctuele veranderingen en vernieuwingen werden sinds 1980 geregeld door het BPA Binnenstad in het oudste gedeelte en het BPA Antwerpen-Zuid-binnen de Leien in de wijk “’t Zuid”.
Geplande situatie: Alle juridische instrumenten in het plangebied zullen vervangen worden door het ruimtelijk uitvoeringsplan Binnenstad. Dit plan is zowel inhoudelijk als naar vorm gebaseerd op het bestaande BPA Binnenstad. Bij de volgende beschrijving van de milieueffecten zal dus voornamelijk gekeken worden naar de verschillen tussen deze twee instrumenten, nl. het BPA Binnenstad en het RUP Binnenstad.
-
-
Beschrijving van referentiesituatie, geplande situatie en milieueffecten
-
Bodem en grondwater
Structuur ondergrond
Toestand grondwatertafel
Bodem- en grondwaterverontreiniging
Structuur afwatering
-
-
De belangrijkste waterloop die grenst aan het plangebied is de Schelde. In het plangebied zelf zijn er geen waterlopen. In het verleden waren hier wel grachten aanwezig die voornamelijk gelinkt waren aan de verdediging van de stad. Dit zijn vandaag de ruien die onder de Binnenstad doorlopen.
-
De afwatering in het plangebied wordt niet gewijzigd in het RUP. Het sigmaplan wordt uitgevoerd bij de heraanleg van de Scheldekaaien en deze liggen buiten het plangebied.
-
Beoordeling score
Waterkwaliteit
Afvoer en buffering van regenwater
-
-
-
Geluid en trillingen
Algemene geluidskwaliteit
Verkeersgeluid
Geluid en trillingen in aanlegfase
-
-
-
Lucht
Algemene luchtkwaliteit / verkeersemissies lucht
Geur- en stofhinder
-
-
-
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Structurele en perceptieve kenmerken landschap
Erfgoedwaarde
Archeologie
-
-
-
Fauna en flora
Ecologische kwaliteit
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200081.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200081.jpg)
Verstoring avifauna
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200082.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200082.jpg)
-
-
-
Mens – ruimtelijke en sociale aspecten
Gebruikswaarde
Beeld- en belevingswaarde
Leefbaarheid en woonkwaliteit
Verkeersstructuur / bereikbaarheid
Intensiteit en doorstroming autoverkeer
Veiligheid en comfort van zwakke weggebruikers
Aanbod en doorstroming openbaar vervoer
-
Argumentatie waarom geen plan-MER opgemaakt dient te worden
Gelet op de beperkte veranderingen die het ruimtelijk uitvoeringsplan zal doorvoeren tegenover de bestaande (juridische) situatie van de bijzondere plannen van aanleg die gelden in de Binnenstad, is er geen extra impact te verwachten op de omgeving. Gelet op de afwezigheid van risico’s voor menselijke gezondheid en veiligheid en op de relevante milieuproblemen zoals beschreven in vorig hoofdstuk, en aangezien geen grensoverschrijdende effecten verwacht kunnen worden, zijn we van mening dat geen plan-MER dient opgemaakt te worden.
BIJLAGE C: Bereik en tekortzones
Tekorten (in aantal of hectare) worden afgebeeld in grafieken. Er is een tekort als er minder (in aantal of hectare) voorziening(en) zijn per bevolkingsdichtheid in vergelijking met een norm of een stadsgemiddelde. In wijken met meer inwoners zullen er meer voorzieningen moeten zijn dan in wijken met minder inwoners. Deze wijken zijn de SWO-wijken (SWO = stedelijk wijkoverleg). Het stedelijk wijkoverleg werd opgericht als informatie- en communicatiekanaal voor het bestuur en om de inspraak voor de bewoners te bevorderen. De 9 districten werden opgedeeld in een aantal wijken van een 10.000 à 15.000-tal inwoners. De afbakening van deze wijken houdt ook rekening met barrières (een wijk kan niet doorkruist worden door een barrière bv. Ring, Leien,…). De binnenstad heeft drie wijken: Stadhuis-Sint Jacob-Hessenhuis, Sint Andries-Bourla en Zuid-Museum.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200083.png [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200083.png)
Een wijk kan dus minder dan gemiddeld of lager dan de norm scoren voor een bepaalde voorziening en heeft hiervoor dus een tekort. Maar inwoners willen niet enkel genoeg voorzieningen in de wijk, men wil deze ook binnen een aanvaardbare loopafstand.
Naargelang het niveau van de voorziening heeft deze voorziening een andere loopafstand :
- niveau buurt: loopafstand van 400m (10 min wandelen)
- niveau wijk: loopafstand van 800m (20 min wandelen)
- niveau stadsdeel: loopafstand van 1.600m (10 min fietsen)
De loopafstandsanalyse houdt ook rekening met barrièrewerking en doorgangen. Zo kan de niet-bereikte bevolking in tekortzones gelokaliseerd worden en een evenwichtige spreiding op basis van loopafstand nagestreefd worden. Via het afbakenen van tekortzones -dit zijn dus de woonzones die buiten het bereik van een bepaalde voorziening vallen- kan nagegaan worden of een bepaalde site binnen of buiten bereik ligt.
De onderstaande tabel geeft aan welke normen van toepassing zijn en welke de stadsgemiddelden zijn. Verder worden ook de bereiken van de verschillende voorzieningen opgelijst. Dit zijn de afstanden die men wenst te overbruggen voor een bepaalde voorziening.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200084.png [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200084.png)
Met de onderstaande analyse van de tekorten en de tekortzones werd de heraanleg van de Scheldekaaien niet in rekening gebracht. Op het tijdstip van de analyse wist men de exacte invulling van deze Scheldekaaien niet. Op welke plekken wordt het een groene ruimte, op welke plekken zal het een plein worden? Dit zal een ander beeld geven in de tekorten en de tekortzones. Wel zullen de Scheldekaaien een enorme positieve impact hebben op de tekorten en tekortzones van de open ruimte voorzieningen. Het volledige onderzoek werd niet bijgevoegd bij deze toelichtingsnota, enkel de samenvattende tabellen voor de drie wijken. Dit onderzoek werd uitgevoerd in 2008 en maakt gebruik van de gegevens die toen beschikbaar waren.
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200085.png [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200085.png)
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200086.png [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200086.png)
![i_RUP_11002_214_10008_00001_200087.png [image]](i_RUP_11002_214_10008_00001_200087.png)
BIJLAGE D: Voetnoten
1
Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 369
2
Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 370
3
Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 367
4
Strategisch Ruimtelijk Structuurplan: Antwerpen Ontwerpen. Richtinggevend gedeelte, p. 97
5
Decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 28 februari 2003.
|