1.2 Inrichting

Harmonieregel
In een omgeving waar de bestaande bebouwing homogene kenmerken vertoont, moeten de op te richten of de te verbouwen gebouwen zodanig worden ontworpen dat ze in harmonie zijn met de kenmerken van de omgeving. Bij toepassing van de harmonieregel kijkt men naar de aangrenzende gebouwen, naar de straatwand of naar een ander ruimtelijk geheel. Men bekijkt het gebouw steeds vanuit een logisch geheel in de omgeving waar een harmonische samenhang merkbaar is. Indien het gebouw of delen ervan niet behouden dienen te worden, geldt de harmonieregel voor het bepalen van de bouwhoogte, de kroonlijsthoogte, de vrije hoogte, de terreinbezetting, de plaatsing van de gebouwen en de bouwdiepte.

Aan de zijde van de Schelde is de bouwhoogte beperkt tot 45m. Op de hoek met de Adriaan Brouwerstraat neemt deze hoogte af, rekening houdende met de plaatselijk beperkte wegbreedte. Voor de bouwhoogte van de gevels gericht naar de Adriaan Brouwerstraat en de Brouwersvliet geldt de harmonieregel waarbij men kijkt naar de bebouwing in deze straten en niet naar de hoekgebouwen aan de Tavernierkaai.

 

Bouwdiepte
De bouwdiepte wordt in de eerste plaats bepaald door de harmonieregel.

 

Draagstructuur

De draagstructuur van het gebouw moet erop voorzien worden om flexibel ingevuld te kunnen worden.

Open ruimte

Minimaal 15% van de oppervlakte van het perceel of de percelen moet als niet-overbouwde open ruimte voorzien worden. Deze open ruimte kan zowel op het gelijkvloers als op de eerste verdieping gerealiseerd worden.