8.5 Andere beleidsplannen

 

8.5.1 Masterplan Scheldekaaien

 

Het Masterplan Scheldekaaien beoogt de totale heraanleg van de Scheldekaaien van Droogdokkeneiland tot en met Petroleum Zuid. Het masterplan spreekt zich uit over het toekomstig gebruik van de kaaien en bevat krijtlijnen om de ruimtelijke samenhang te garanderen.

 

Ontwerphouding

 

De ontwerphouding zet op conceptueel niveau een richting uit voor het Masterplan Scheldekaaien. Via globale bewoordingen en aftastende kaaibeelden worden de ambities voor de volledige heraanleg van de kaaien benoemd:

  • De kaaien vormen een dynamisch stedelijk landschap

  • De kaaien zijn van niemand en iedereen

  • De kaaien zijn het portaal van de stad naar de rivier

  • De kaaien zijn het belangrijkste publiek domein van Antwerpen

  • De kaaien zijn maatstaf en uitstalraam voor de stad

 

Krijtlijnen

 

De krijtlijnen worden uitgezet over de totale omvang van het projectgebied en bepalen de ruimtelijke structuur van het geheel. De ruimtelijke beslissingen zijn gebundeld in 6 thematische lagen:

  • Actieve haven

  • Historisch erfgoed en archeologie

  • Waterkering

  • Mobiliteit

  • Publieke ruimte en beeldkwaliteit

  • Kaaiprogramma’s

  

8.5.2 Visienota Durven dromen van een Groene Rivier

Met de goedkeuring van de synthesenota “Durven dromen van een Groene Rivier” beschikt de stad, sinds september 2009, over een stedelijke visie op de ontwikkeling van de ruimte tussen binnen- en buitenstad. De nota vormt een verfijning van het s-RSA. Daarin wordt de ambitie naar voor geschoven om de onderbenutte en gefragmenteerde ruimte tussen binnen- en buitenstad om te vormen tot een nieuwe centraliteit voor de stad, open en groen en de verbinding tussen de vijf parken rond de stad.

Het basisconcept is het concept van de Groene Rivier, waarbij de stad ervoor kiest om de eigenheid van de ruimte te versterken en om te buigen tot een kwaliteit en “nieuwe centraliteit” voor Antwerpen. Dit betekent dat zowel de infrastructuur, het landschap als de bebouwing binnen de Groene Singel anders zal zijn dan in de binnen- en buitenstad.

 

Dit zijn de elf ontwikkelde concepten op een rijtje, gegroepeerd per type:

  • Basisconcept: Groene Rivier

  • Infrastructuurconcepten: Multiway-Boulevard; Groene en Grijze Bruggen; Yellow Brick Road

  • Landschapsconcepten: Bermenlandschap; Waterlandschap; Parkverbindingen; Parels

  • Bebouwingsconcepten: Randbebouwing; Keien; Bermgebouwen.

Uitgaande van de schaal van de ringruimte, de beperkte publieke middelen en de afwezigheid van grootschalige subsidieprogramma’s zal de realisatie van de visie gebeuren door elk project in deze ruimte aan te grijpen als een opportuniteit. De uitvoering van een dergelijke ontwikkelingsstrategie vraagt jarenlange doorgedreven beleidsaandacht waarbij elk project, hoe klein of van welke initiatiefnemer ook, moet worden uitgewerkt als visitekaartje voor de grotere visie. Vandaag wordt deze strategie al toegepast in de verschillende deelprojecten. Het ambitieniveau van de projecten wordt systematisch opgekrikt, zonder daarbij noodzakelijkerwijze bijkomende financiële middelen in te zetten, maar door in de eerste plaats de reeds voorziene middelen anders aan te wenden.

8.5.3 Beeldkwaliteitplan Groene Singel

Het Beeldkwaliteitplan Groene Singel vormt een verfijning van de stedelijke visienota “Durven dromen van een Groene Rivier” (2009). Het is een handboek met ontwerprichtlijnen voor ontwerpers van allerhande deelprojecten binnen de strategische ruimte Groene Singel. Het beeldkwaliteitplan beschrijft de spelregels voor landschap, infrastructuur en bebouwing en volgt daarmee dezelfde opbouw als de 11 concepten uit de stedelijke visienota. Het beeldkwaliteitplan heeft als doelstelling om meer eenheid te brengen in de gefragmenteerde ruimte tussen binnen- en buitenstad, en beeldkwaliteit in een ruimte waarvan de Antwerpenaar vindt: “Het is normaal dat het hier lelijk is” (belevingsonderzoek Groene Singel 2011). Op 13 juli 2012 keurde het college de principenota beeldkwaliteitplan Groene Singel goed.

Uitgangspunten van het aangestelde ontwerpteam voor het beeldkwaliteitplan zijn:

  • Groen: Dit uitgangspunt past bij de ambitie van het s-RSA voor de Groene Singel en de leefbaarheidsdoelstellingen van het bestuur. Groen heeft een positief effect op het leefklimaat, is aantrekkelijk en een heldere leidraad voor beeldkwaliteit. Bovendien kan beeldkwaliteit creëren vanuit een groene insteek meteen starten.

  • Ecologisch: Een hogere biodiversiteit heeft een hogere beeldwaarde en creëert bijgevolg een sterkere identiteit. Bovendien heeft het beeldkwaliteitplan een lagere onderhoudskost en een grotere slaagkans wanneer het vooropgestelde landschap past bij de aanwezige geologische en hydrologische condities. Een ecologisch landschap, zoals bedoeld in het beeldkwaliteitplan, is er niet enkel voor fauna en flora maar gaat ook over toegankelijkheid, bruikbaarheid en connectiviteit voor de mens. Het beeldkwaliteitplan is gericht op het uitbouwen van een sterke groene onderlegger. En bereidt op die manier de ‘kolonisatie’ van de strategische ruimte Groene Singel voor die samengaat met de verbetering van de milieukwaliteit in de Ringzone.

  • Slim: De voorgestelde richtlijnen zijn passend bij de grote schaal en complexiteit van de strategische ruimte Groene Singel. Er worden strategieën ter verbetering van de beeldkwaliteit uitgewerkt die rekening houden met beperkte middelen en die kunnen worden toegepast zonder dat alle lopende planprocessen (zoals de uitwerking van het Masterplan 2020, …) volledig uitgeklaard moeten zijn.

Het beeldkwaliteitplan beschrijft de spelregels voor landschap, infrastructuur en bebouwing in de strategische ruimte Groene Singel.

  • Landschap: Het huidige bermenlandschap is zeer gefragmenteerd in eigendom, inrichting, beeld en beheer en wordt in hoge mate gedomineerd door autoverkeer. Het beeldkwaliteitplan biedt streefbeelden en beheerrichtlijnen aan in functie van een transformatie van het landschap naar een Rivierduinenlandschap rond de zuidelijke knoop, een Bosschagelandschap in het centrale deel van de Ring en een Havenlandschap in aansluiting op het Eilandje.

  • Infrastructuur: Ook de verschillende infrastructuren in de strategische ruimte Groene Singel zijn vandaag opgebouwd uit een mix van profielen, materialen, ... Het beeldkwaliteitplan ontwikkelt strategieën voor de verschillende infrastructuurlijnen zoals de Singel, het Ringfietspad, ... zodat deze kunnen uitgroeien tot lineaire structuren met een eenduidige beeldkwaliteit over de volledige lengte van de strategische ruimte Groene Singel.

  • Bebouwing: Naast een open en groene ambitie worden er vanuit de stedelijke visie ook belangrijke bouwprogramma's geprojecteerd op de strategische ruimte Groene Singel. Het beeldkwaliteitplan voorziet richtlijnen voor de bebouwing zodat ontwikkelingskansen worden geboden zonder dat de groene en ecologische onderlegger wordt opgeheven.

 

8.5.4 Masterplan Antwerpen 2020

In 1997 werd het Masterplan Antwerpen opgesteld om een oplossing te bieden aan de toenemende mobiliteitsproblemen die een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de Antwerpse agglomeratie en haven. Het betreft geen globaal mobiliteitsplan maar een oplossingsgerichte aanpak. De doelstellingen zijn het verminderen van de files, de bereikbaarheid verhogen en de verkeersleefbaarheid en –veiligheid vergroten.

In 2010 werd het Masterplan Antwerpen, zoals goedgekeurd in 2005 uitgebreid tit het Masterplan 2020. Ondermeer de heraanleg van de spaghettiknoop werd toegevoegd.

 

8.5.5 Sigmaplan

Voor het deel van de Schelde dat onderhevig is aan getijdenwerking werd het Sigmaplan opgemaakt. Dit werd opgesteld in 1977 en staat in voor de bescherming van mensen en goederen tegen overstromingen. Ondertussen zijn de fysische omstandigheden gewijzigd (met name de stijging van de zeewaterspiegel, de verdieping van de Schelde en de veralgemeende indijking en de klimaatswijzigingen) en zijn nieuwe inzichten gegroeid over de manier waarop bescherming tegen overstromingen moet worden gerealiseerd.

 

Daarom werd het Sigmaplan geactualiseerd en op 22 juli 2005 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het niveau van 8,35 meter TAW van de huidige waterkeringsmuur op rechteroever is volgens dit nieuw plan onvoldoende. In uitzonderlijke omstandigheden van stormspringtij wordt Antwerpen bedreigd door een reëel overstromingsgevaar. Daarom moet de waterkering op 9,25 meter TAW worden gebracht. Dit is meer dan twee meter boven de ‘blauwe steen’ van de kaaimuur en 90cm hoger dan de huidige waterkering.

8.5.6 Groenplan

Groen draagt bij tot de leefbaarheid van een stad. Het brengt rust en ruimte in een dynamische stad, maar bevordert ook samenhang en sociale contacten. De stad wil het groen in de stad versterken en werkt daarom aan een plan dat bepaalt hoe het groen zich kan ontwikkelen in de toekomst.

Groen zorgt voor een kwalitatieve en aangename leefomgeving. Zeker in een dichtbebouwd gebied zoals Antwerpen is er daarom een samenhangende groenstrategie nodig.

 

De stad werkt aan een overkoepelende visie op het groen in de stad. Het gaat om parken, natuurgebieden, bossen, buffergroen, plantsoenen, straatbomen, enz.

Een ‘bovenlokaal’ groenplan is in opmaak. Daarin zal de gewenste groenstructuur staan en een aantal algemene principes die stadsbreed toepasbaar zijn. Het bovenlokale groenplan vormt een beleidskader en de basis voor de lokale groenplannen, die in een volgende stap voor elk district en voor de haven worden uitgewerkt.

 

Op 19 april 2013 keurde het college de 6 analysenota's goed. Deze analysenota's zijn als eerste stap in het planproces opgemaakt. Het gaat om volgende nota’s :

  • deel 1: Methodiek, basisstructuur en context

  • deel 2: Ecologische functie

  • deel 3: Milieufunctie

  • deel 4: Historische functie

  • deel 5: Gebruiksfunctie

  • deel 6: Flankerende functie

Op 8 november 2013 keurde het college de visienota goed.

 

8.5.7 Hoogbouwnota

De Hoogbouwnota Antwerpen is een beleidskader omtrent de visie over hoogbouw in de stad Antwerpen. De HBN integreert en synthetiseert het hoogbouwbeleid en is opgebouwd op basis van zes vragen: Wat, Waarom, Waar, Hoe, Wie en Nog?

 

Wat?

Uit een grondige analyse van de bouwhoogtes van alle bestaande bebouwing in Antwerpen blijkt dat gebouwen met een hoogte vanaf 50 à 60 meter mee vorm geven aan het silhouet of de skyline van de stad.

Met de HBN beschikt de stad over een generiek, stadsbreed beleidskader om vanuit een specifieke visie over hoogbouw ruimtelijke voorwaarden te formuleren voor de locatie of de kwaliteit van nieuwe torengebouwen. De omgang met hoogbouw bleef eerder ad hoc en gebiedsgericht. Projecten worden vergunningsmatig beoordeeld op basis van het gewestplan, de bouwcode, ruimtelijke uitvoeringsplannen of bijzondere plannen van aanleg. Een generieke visie ontbrak en het vigerende juridische kader is planologisch ontoereikend voor hoogbouw.

De Hoogbouwnota zorgt voor de nodige specifieke uitspraken over hoogbouw. In gebieden waar hoogbouw wenselijk is, maar er geen RUP van kracht is, zal het nieuwe RUP worden opgemaakt aan de hand van de visie en criteria van de Hoogbouwnota. Daar waar er reeds een vigerend planologisch kader van kracht is (RUP of BPA, voorschriften uit het gewestplan) zal de Hoogbouwnota aanvullend werken. De criteria gelden dan in de mate van toepasbaarheid en bieden bijkomend ruimtelijk inzicht en een extra garantie op kwaliteit.

Ten tweede is het vigerende juridische en planologische instrumentarium ontoereikend voor hoogbouw. De besproken instrumenten (RUP, BPA, harmonieregel) werken gebiedsgericht. De Hoogbouwnota zal de implementatie van een stadsbrede visie en een samenhangend beleid rond hoogbouw verzekeren.

 

Waarom?

waarom een hoogbouwbeleid voeren? Hoogbouw kan een aantal stedenbouwkundige en stedelijke vraagstukken helpen oplossen, onder andere rond spaarzaam ruimtegebruik en de (grootschalige) toepassing van duurzame technieken. Bij stedenbouwkundigen en architecten is er een dan ook een heropleving van de interesse in de bouwtypologie. Daarnaast is er ook een toegenomen marktvraag. Hoogbouw is een beeldbepalende bouwvorm die uitstraling kan verlenen aan de bedrijven of bewoners die het gebouw gebruiken.

In het licht van deze hernieuwde belangstelling en het ontbreken van specifieke ruimtelijke instrumenten en kaders, is de doelstelling van de Hoogbouwnota vooral om vanuit een samenhangende visie te sturen hoe de hoogbouw die binnen het huidige planningskader mogelijk is, er mag komen.

Het betreft alvast een positief beleid, dat er van uitgaat dat hoogbouw specifieke voordelen kan hebben die andere bouwtypologieën niet – of niet op dezelfde schaal – kunnen hebben. Maar de grotere schaal waarop hoogbouw effecten sorteert op de omgeving en de stad werkt in beide richtingen. De Hoogbouwnota is er enerzijds op gericht om het positieve potentieel van hoogbouw ten volle uit te spelen. Anderzijds worden de potentiële negatieve effecten van hoogbouw aangepakt. Meer zelfs, de initiatiefnemer wordt gemotiveerd om potentieel negatieve effecten (bv windval, geluidsoverlast …) om te buigen tot troeven (bv windenergie, geluidsbuffering …).

 

Waar?

Een belangrijke vraag die zich stelt bij de uitwerking van een hoogbouwbeleid, is of er een locatiebeleid zal gevoerd worden. Zijn er met andere woorden plaatsen in de stad waar we hoogbouw willen weren, dan wel stimuleren? Hoogbouw kan vandaag overal in Antwerpen, mits niet strijdig met relevante planningscontext. De Hoogbouwnota betekent geen breuk met deze planningscontext en kiest ook niet voor een strak locatiebeleid.

De Hoogbouwnota opteert voor een genuanceerde benadering. Enerzijds worden de technische, sectorale richtlijnen gerespecteerd en worden bepaalde historische plekken en zichtassen beschermd. Anderzijds worden kansen benut voor de realisatie van belangrijke ambities uit het s-RSA. Maar tot slot worden ook alle kansen open gelaten voor een weloverwogen ontwikkeling van hoogbouw binnen een overkoepelend kwaliteitsbeleid.

  • … waar hoogbouw principieel niet kan
    Het zijn vooral enkele van de sectorale richtlijnen die beperkingen of zelfs een verbod opleggen voor hoogbouw in bepaalde gebieden. Het gaat met name om de aanvliegroute van het vliegveld van Deurne en de transmissievrije ruimte van de VRT. Daarnaast bouwt de Hoogbouwnota een bescherming in van zichtassen op het historische stadscentrum en wordt de historische binnenstad zelf gevrijwaard van hoogbouw.

  • … waar hoogbouw gemakkelijker te motiveren is vanuit de visie op stadsontwikkeling
    De gebieden waar hoogbouw ‘makkelijker te motiveren’ is, zijn aan dezelfde criteria onderworpen als de andere. Een hoogbouwinitiatief kan hier wel de facto vlotter te motiveren zijn in het kader van een aantal belangrijke ambities uit het s-RSA. Hoogbouw kan volgens het structuurplan een belangrijke rol spelen in de versterking van de skyline en het herstel van de band met de rivier. Het s-RSA benoemt in deze context uitdrukkelijk het Eilandje, Nieuw Zuid en de top- en kantoorlocaties in de Groene Singel.

  • … waar hoogbouw uitzonderlijk overwogen kan worden
    Hoogbouw hoeft niet enkel en exclusief gemotiveerd te worden in termen van de aanvulling van de skyline en de versterking van de band van de stad met de rivier. Er kunnen ook argumenten zijn in termen van concentratie en menging van functies, weloverwogen verdichting, vrijwaring van open ruimte, optimalisering van mobiliteitsstromen, innovatieve woontypologieën, gebruik van duurzame technieken … Buiten de zones waar hoogbouw principieel niet kan, is hoogbouw in theorie dan ook overal mogelijk. Maar een initiatief zal elders altijd grondiger en anders gemotiveerd moeten worden dan in de gebieden ‘waar het vanuit de visie op stadsontwikkeling gemakkelijker te motiveren is’.

Hoe?

Cruciaal in de opmaak van een hoogbouwbeleid, is de vraag naar de vertaling en implementatie van het hoogbouwbeleid in een werkbaar instrument. In de benchmarkingfase bleek dat veel Europese steden werken met een checklist van criteria. In Nederland bleek men veelal een hoogbouw-effectenrapportage te hanteren, waarin voornamelijk de lokale effecten op de onmiddellijke omgeving worden behandeld (windeffect, schaduwwerking …). De rapportage wordt ingediend samen met de vergunningsaanvraag. Zij doet geen uitspraken over de stedenbouwkundige effecten (nabijheid openbaar vervoer, publieksgerichte functies …) en over de esthetische inpassing (gezichtsveld inpassingen met 3D simulaties, fotomontages …). Een hoogbouw-effectenrapportage biedt daarom als instrument op zich minder garanties op ruimtelijke kwaliteit dan een checklist.

Omwille van de nadruk die de stad legt op de ruimtelijke kwaliteit van eigen en private projecten op haar grondgebied, kiest de HBN voor een checklist. Deze bevat twee sets van criteria die corresponderen met twee fasen in de beoordeling van een initiatief. Aan de hand van de eerste set van criteria wordt de locatie voor het initiatief beoordeeld. Dit houdt een verantwoording en beoordeling in van het voorgenomen project op een stedenbouwkundige schaal. De tweede set laat toe om de architectuur van het gebouw te motiveren en te evalueren.

De initiatiefnemer van het hoogbouwproject stelt een hoogbouwrapport op, waarin hij aantoont hoe het project rekening houdt met of inspeelt op de verschillende criteria. Eventuele afwijkingen of alternatieve oplossingen worden in het hoogbouwrapport verantwoord. Samen met de criteria vormt het rapport het afwegingskader voor de beoordeling van het voorstel.

FASE 1: Criteria voor de locatiegeschiktheid

ß

à

FASE 2: Criteria voor de architecturale geschiktheid

Stedelijk functioneren

Ruimtelijke draagkracht en structuur

Meerwaarde voor stads- en buurtleven

Stadsbeeld

Impact op stads- en wijkniveau

Impact op de privacy

Mobiliteit

Openbaar vervoer

Mobiliteitstoets

Milieueffecten

Windhinder en windgevaar

Lucht en geluid

Licht- en zonnetoetreding

Energie

ß

àà

ß

à

ß

à

ß

à

ß

à

ß

à

ß

à

ß

à

ß

à

Beeldkwaliteit

Verblijfskwaliteit

Basis

Plint

Adressering

Terrassen

Openbaar domein

Beheer van gebouw en omgeving

Relatie tussen binnen en buiten

Keuze-architectuur en modal split

Duurzaamheid

Flexibele structuren

Comfort en kwaliteit van binnen- en buitenruimten

Duurzaam grondstoffengebruik

 

Wie?

Tot slot dient zich de vraag aan wie er allemaal betrokken moet worden in de beoordelingsfase. Hier heeft de HBN zeer bewust gekozen voor een traject in dialoog met de initiatiefnemer. De aanpak is vergelijkbaar met de voorbespreking die de stad hanteert voor ‘gewone’ stedenbouwkundige vergunningsaanvragen.

Het betreft een beoordelingstraject voorafgaand aan de eigenlijke indiening van de vergunningsaanvraag. De initiatiefnemer kan zich hier optimaal op voorbereiden aan de hand van de HBN en de bijbehorende documenten. Het hoogbouwrapport dat de initiatiefnemer opstelt aan de hand van de criteria uit de HBC, dient als ‘levend’ beoordelings- en besprekingsdocument.