13 BIJLAGE 8: WATERTOETS

 

13.1 Algemeen

Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd.

Artikel 8 van dat decreet luidt:

"Art. 8. § 1. De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.

Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen".

In artikel 8 § 5 van het decreet integraal waterbeleid werden specifiek de ruimtelijke uitvoeringsplannen onderworpen aan de watertoets bij wijziging van het decreet van 25 mei 2007.

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het ontwerp van uitvoeringsbesluit over de watertoets definitief goed. Het besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Het besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2006 (Nr. 350 - pag 58326), trad in werking op 1 november 2006.

Op 14 oktober 2011 werd het uitvoeringsbesluit gewijzigd. Dit besluit trad in werking op 1 maart 2012. De belangrijkste wijzigingen zijn het omzetten van de aanbeveling tot advies naar de adviesplicht en het wijzigen van de kaart van overstromingsgevoelige gebieden.

 [image]

Watertoetskaart (bron: geovlaanderen)

 

13.2 Deelgebied Scheldekaaien

 

Het deelplangebied grenst aan de Schelde. De amplitude van de getijdegolf bedraagt ongeveer 5 meter.

Het plangebied vormt volgens de watertoetskaart geen risicozone voor overstromingen. De waterkering langs de Schelde zal ter hoogte van Nieuw Zuid bovendien verhoogd tot de vereiste Sigma-hoogte van 9,25 meter verhoogd worden. De bodem in het hele deelplangebied is verhard.

Vlakbij ligt de Antwerpse Ring in een diepe uitsnijding. Die wordt droog gehouden middels een permanente bemaling. Voor de Ring ter hoogte van het plangebied (inclusief Kennedytunnel) wordt het regen- en drainagewater van de bemaling via een gemengde buisleiding afgevoerd naar een laaggelegen punt met pompstation aan de Desguinlei vanwaar een persleiding het water naar een ondergrondse collector aan de Ledeganckkaai brengt, alwaar het bij laag getij de Schelde in stroomt. Dit bassin is voorzien van terugslagkleppen om te vermijden dat rivierwater bij hoogwater het stelsel in kan stromen.

De omgeving is gevoelig voor grondwaterstromingen.

Het deelplangebied betreft momenteel geen risicozone voor overstromingen. Gezien de waterkering langs de Schelde ter hoogte van Nieuw Zuid verhoogd zal worden in het kader van het Sigmaplan, worden er voor de toekomst ook geen problemen verwacht.

In de bestaande situatie is de zone kaai volledig verhard. In de nieuwe situatie wordt voor de kaaien ter hoogte van het plangebied RUP gedeeltelijk een stedelijk park voorgesteld waarin een aantal paden en paviljoenen voorkomen. De infiltratiekarakteristieken van de bodem van de kaaien wijzigen bijgevolg. Hemelwater wordt minder snel afgevoerd, en kan hier deels in de bodem dringen en vertraagd afgevoerd worden. Het Masterplan kaaien voorziet een licht verlaagde zone om een vochtiger gebied te creëren om onder meer het water van de Kaaiweg te bufferen. De run off van water dat op de kaaien terecht komt, wordt hierdoor vertraagd tov de huidige situatie, wat vanuit waterhuishoudkundig oogpunt gezien als positief beschouwd wordt. Er worden geen negatieve cumulatieve effecten verwacht van andere (deel)plannen in de omgeving.

Het plan wil voorzien dat ondergrondse parkings toegelaten zijn in de kaaizone. Op projectniveau of bij het detailontwerp dient dan eerst aangetoond te worden dat de nodige maatregelen getroffen worden zodat negatieve effecten op de grondwaterstroming vermeden worden.

Het deelplan kaai resulteert niet in betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline water.

 

13.3 Deelgebied Parking Jan Van Gentstraat

Het plangebied vormt volgens de watertoetskaart geen risicozone voor overstromingen. Er bevindt zich geen waterloop.

De omgeving is gevoelig voor grondwaterstromingen.

Dit deelgebied ligt niet in overstromingsgevoelig gebied.

Het plan wil voorzien dat kleine ondergrondse parkings toegelaten zijn in functie van de toekomstige functies op deze plaatsen. Er wordt niet verwacht dat dit in belangrijke negatieve effecten op de grondwaterstroming resulteert.

De deelzone Parking Jan Van Gentstraat resulteert niet in betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline water.

 

13.4 Deelgebied projectgebied Nieuw Zuid

Aangrenzend aan het plangebied stroomt de Schelde.

De zone waar de nieuwe stadswijk is gepland, is niet overstromingsgevoelig. Aan de Kennedytunnel wordt de ring als effectief overstromingsgevoelig ingekleurd.

De natuurlijke grondwaterstroming in de Antwerpse agglomeratie gebeurt in de richting van de Schelde en naar de lager gelegen rivierdalen en polders toe. Het natuurlijke grondwaterstromingspatroon heeft echter ingrijpende wijzigingen ondergaan door ophogingen in de haven enerzijds en door een permanente bemaling voor het droog houden van de lagergelegen ring anderzijds. De invloedszone van de bemaling bedraagt 150 meter aan weerszijden van de Ring.

In het kader van het Sigmaplan zal de bestaande waterkering op de kaaien verhoogd worden.

Verschillende klimaatscenario’s wijzen voor de toekomst op een verdroging en watertekorten door een daling van de gemiddelde zomerneerslag, maar tegelijkertijd op een toename van het aantal extreme zomeronweders waardoor de kansen op wateroverlast algemeen kunnen toenemen.

 

De effecten op het waterbergend vermogen van het gebied zijn verwaarloosbaar. Het Masterplan voorziet infiltratie van hemelwater, en dit met een veiligheidsniveau van 20 jaar. Er wordt maw een groter veiligheidsniveau beoogd dan opgelegd wordt door de geldende regelgeving. Binnen het RUP moet dit mogelijk blijven. In het projectgebied (zuidoostelijke gedeelte) en in de Konijnenwei is alvast voldoende ruimte om dergelijke wadi’s te voorzien. Op basis van de doelstellingen van het masterplan resulteert het plan in een beperkt negatief effect voor wat de wijziging van afvoer- en infiltratiekarakteristieken betreft: de totale oppervlakte aan verhardingen neemt toe, maar er wordt ruimschoots aan de geldende regelgeving voldaan.

Aanvullend op het masterplan wordt voorgesteld om minstens voor eengezinswoningen, openbare gebouwen, scholen en kantoorgebouwen in hergebruik van hemelwater te voorzien.

Gezien de aard van de ondergrond en het feit dat verschillende ondergrondse parkeergarages voorzien worden die onderling van elkaar gescheiden zijn, worden er geen problemen verwacht voor wat de grondwaterstromingen betreft. Het grondwater zal zijn weg zoeken langsheen de verschillende ondergrondse constructies heen (beperkt negatief effect).

Bij volledige invulling van het project dient het bestaande rioleringssysteem verlegd te worden. In het Masterplan wordt hiertoe een suggestie gedaan, waarbij ook een suggestie gedaan wordt voor een alternatieve locatie van het pompstation van Aquafin. Het is raadzaam om hieromtrent tijdig overleg te plegen met de betrokken diensten, ic. Aquafin.

Aangezien de inrichting van het projectgebied autogebruik eerder wil ontmoedigen, de maximale snelheid op de wegenis binnen het projectgebied beperkt is tot 30 km/u enparkeren gebundeld in ondergrondse parkeergarages voorzien wordt, zijn de risico’s op verontreiniging van het afstromend (weg)water eerder beperkt.

In globo zal er niet meer water infiltreren binnen het projectgebied dan momenteel het geval is. Er wordt niet verwacht dat het plan zal interfereren met de permanente bemaling van de ring.

Momenteel is het plangebied geen risicogebied voor overstromingen. Gezien de waterkering ter hoogte van Nieuw Zuid verhoogd zal worden in het kader van het Sigmaplan worden er ook voor de toekomst geen problemen verwacht.

Het Masterplan streeft een veiligheidsniveau van 20 jaar na. Hiermee wordt deels geanticipeerd op het feit dat er ondanks een tendens van verdroging in de toekomst meer extreme zomeronweders verwacht worden.

De meeste klimaatscenario’s tonen een daling van de gemiddelde zomerneerslag voor Vlaanderen wat in combinatie met een hogere verdamping de kansen op ernstig watertekort doet stijgen. Hierop kan deels geanticipeerd worden door in hergebruik van hemelwater te voorzien.

In het nulalternatief komt het plan Nieuw Zuid er niet, maar zullen andere autonome en geplande ontwikkelingen wel plaats vinden. Zo kunnen binnen het plangebied ontwikkelingen plaatsgrijpen cf. de geldende bestemmingen.

In het nulalternatief kan er in het projectgebied Nieuw Zuid, dat momenteel als woongebied bestemd is, ook een nieuwe stadswijk komen. Voorliggend plan wil evenwel de garanties bieden dat deze invulling op duurzame wijze gebeurt. Daar het plan op het vlak van waterhuishouding verder gaat dan het nemen van maatregelen die strikt noodzakelijk zijn volgens de geldende wetgeving, kunnen in het nulalternatief niet dezelfde garanties gegarandeerd worden.

Bij het detailontwerp voor de uitwerking van het noodoverstort via dewelke water afgevoerd wordt naar het verzamelbekken onder de kaaien dient bekeken op welke manier dit het best gebeurt (al dan niet via rechtstreekse aansluiting op het verzamelbekken, dan wel via aantakking op bestaande installaties zoals het pompstation voor het verpompen van bemalingswater van de ring). Ook moet via modellering nagegaan worden welke dimensionering vereist is voor de noodoverstort-doorvoerleiding en op welke manier aansluiting op het verzamelbekken haalbaar is. Momenteel wordt met Aquafin bekeken of deze aansluiting op het bekken onder de kaaien kan. Een alternatief is een rechtstreekse aansluiting op de Schelde. Er zal hoe dan ook niet aangesloten worden op het rioleringsstelsel dat afvalwater afvoert.