RUP_BEGRIPPENLIJST

De definities aangeduid met * zijn definities die ook terugkomen in de bouwcode.

 

TERMINOLOGIE

 

1 Afsluiting

Constructie of voorziening die ervoor zorgt dat de toegang gecontroleerd wordt.

1.1 Open afsluiting

Externe wetgeving :besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 8°

[afsluiting in draad of draadgaas]
zie
1 Afsluiting

2 Afvoer

 

2.1 Droogweerafvoer (DWA) *

Leiding voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater.

zie 2 Afvoer

2.2 Hemelwaterafvoer (RWA) *

Leiding voor het afvoeren van hemelwater.

zie 2 Afvoer

3 Afwegingskader

Een richtinggevend toetsingskader voor de kwalitatieve toets bij de vergunningverlening, zonder bindend te zijn.

4 Atelier

Werkruimte waar als hoofdactiviteit creatieve processen worden verricht (mode, cultuur, design, media, beeldende kunsten,…).

5 Autobergplaats

Ruimte die nodig is voor het plaatsen van een auto.

 

5.1 Autostalplaats en autoparkeerplaats *

Plaats bestemd om een auto van een bewoner of werknemer te stallen. Gericht op langere duur.

zie 5 Autobergplaats

5.2 Autoparkeerplaats *

Plaats bestemd om een auto van een bezoeker te parkeren. Gericht op kortere duur.

zie 5 Autobergplaats

6 Autochtone boom- of struiksoort

Externe wetgeving Bosdecreet, art. 4, 2bis

[boom- of struiksoort die, sinds zijn spontane vestiging na de laatste ijstijd, zich ter plaatse altijd slechts natuurlijk heeft verjongd of kunstmatig verjongd is met strikt lokaal uitgangsmateriaal];

7 Bebouwingswijze

 

7.1 Gesloten bebouwing *

Of aaneengesloten bebouwing of rijbebouwing.

Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw minstens twee gemene muren of wachtgevels of een combinatie van beide heeft.

zie 7 Bebouwingswijze

7.2 Half-open bebouwing

Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw slechts één gemene muur of wachtgevel heeft.

zie 7 Bebouwingswijze

7.3 Open bebouwing

Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw geen gemene muur of wachtgevel heeft.

zie 7 Bebouwingswijze

8 Bed and breakfast

Of gastenkamers.

Toeristische logies die over maximum drie kamers en bijhorende accommodatie beschikt.

9 Bedrijf

Activiteiten van een vennootschap of een eenmanszaak beperkt tot handel, dienstverlening, uitoefenen van een ambacht of industriële activiteiten.

9.1 Bedrijfsgebouw

Gebouw dat bestemd en geschikt is om onderdak te bieden aan een bedrijf.

zie 9 Bedrijf

9.2 Bedrijfsverzamelgebouw

Gebouw dat bestemd en geschikt is om onderdak te bieden aan verschillende bedrijven in één samenhangend gebouw.

zie 9 Bedrijf

10 Beeldkwaliteit

De kwaliteit van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving of het samenstel daarvan. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, enz.) en anderzijds door ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.).

11 Beeldkwaliteitsplan

Samenhangend pakket van intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en/of verbeteren van de beeldkwaliteit in een welbepaald gebied. Het beeldkwaliteitsplan geeft in woord en beeld voor verschillende schaalniveaus de uitgangspunten aan voor de architectonisch, stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwikkelingen. Het is een gebiedsgericht referentiekader voor de kwaliteitsbewaking van stedenbouwkundige plannen.

12 Beheerder van een terrein

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, art. 2, 56°
De eigenaar of mede-eigenaar, de houder van andere zakelijke rechten of de houder van een persoonlijk recht die belast is met het beheer van een terrein;

13 Beplanting

Gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en bladeren, zoals grassen, struiken, kruidachtigen en bomen.

14 Bergplaats

Ruimte waar iets wordt opgeborgen, bewaard, met uitsluiting van constante activiteiten.

15 Beschermd cultuurhistorisch landschap

Externe wetgeving :Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, art. 2.1 14°

[een cultuurhistorisch landschap dat voorlopig of definitief beschermd is]

16 Beschermd goed

Externe wetgeving : Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, art. 2.1 15°

[een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht]

17 Beschermd monument

Externe wetgeving : Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, art. 2.1 16°

[een monument dat voorlopig of definitief beschermd]

18 Beschermd stads- of dorpszicht

Externe wetgeving : Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, art. 2.1 17°

[een stads- of dorpsgezicht dat voorlopig of definitief beschermd is]

19 Beschermde archeologische site

Externe wetgeving :Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, art. 2.1 18°

[een archeologische site die voorlopig of definitief beschermd]

20 Beschoeien *

Het aanbrengen van een oever- of bodemversteviging in de baangracht om afkalving, uitspoeling en instorting tegen te gaan.

21 Bodemverstoring

Elke ingreep in de bodem.

22 Bomendreef

Een weg met bomen langs weerszijden.

 

23 Bouwblok

Een overwegend bebouwde ruimte die bestaat als een verzameling van aan elkaar grenzende percelen, omringd door straten en/of natuurlijke grenzen.

24 Bouwblokproject

Strategisch, stedenbouwkundig instrument ter ondersteuning van stadsontwikkeling, waarbij, op basis van ontwerpmatig onderzoek, wordt gestreefd naar een ruimtelijke, economische en sociale verbetering van het bouwblok door de opstart van een traject/proces met het oog op een (gefaseerde) uitvoering.

25 Bouwdiepte *

Afstand vanaf de voorgevelbouwlijn waar over de gehele diepte is of mag worden gebouwd, inclusief afdaken en uitbouwen, exclusief de niet-overdekte terrassen.

26 Bouwhoogte *

Hoogte gemeten vanaf het laagste straatniveau grenzend aan het perceel waarop het gebouw staat, tot aan het hoogste punt van het gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers … De bouwhoogte kan verschillen van de kroonlijsthoogte.

27 Bouwlaag *

Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van het gelijkvloers, bewoonbare kelders of bewoonbare lagen onder het dak.

28 Bouwlijn *

Lijn waarachter een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden; de grens van de bouwperimeter.

29 Bouwperimeter

Omtrek die de grens vormt van een terrein waarbinnen mag worden gebouwd.

30 Bouwvolume *

Externe wetgeving :Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Art. 4.1.1, 2°

[het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld]

 

30.1 Toegelaten bouwvolume *

Theoretisch volume waarbinnen een constructie zich moet bevinden.

zie 30 Bouwvolume *

31 Bouwvrije zone

Zone die niet bebouwd mag worden.

32 Bouwzone

Zone waarbinnen mag worden gebouwd.

33 Bovenbouw

Bovengrondse bouwlagen met uitsluiting van het gelijkvloers.

34 Bovenlokale voorziening

Voorziening waarvan het wervingsbereik het districtsniveau overstijgt. Bij bovenlokale voorzieningen zoals de kantoorlocaties, de bovenlokale (publieke) voorzieningen, retail, … spelen vooral bereikbaarheid en ambities een grote rol.

35 Buffervoorziening

Externe wetgeving Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 4°

[een voorziening voor het bufferen van hemelwater eventueel uitgerust met een vertraagde afvoer en een noodoverlaat]

35.1 Buffervolume van de buffervoorziening

Externe wetgeving Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 3°

[het nuttige volume tussen overloop en uitlaat]

zie 35 Buffervoorziening

35.2 Buffervolume van de infiltratievoorziening :

Externe wetgeving Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 5°

[het nuttige volume tussen overloop en gemiddelde grondwaterstand]

zie 35 Buffervoorziening

36 Buitenruimte *

Toegankelijke ruimte in open lucht, bedoeld om mensen op een kwalitatieve manier te laten verpozen. Zowel de onbebouwde ruimte van het perceel op het gelijkvloers als de terrassen op de verdiepingen. Parkeerplaatsen, open opslagplaats, … zijn niet gericht om er te verpozen en vallen bijgevolg buiten deze definitie.

37 Celwand

De celwand is de verzameling van gebouwen langs de straat. Ze vormt de buitenwand van het bouwblok.

38 CHE - gebied *

Cultureel, historisch en/of esthetisch waardevol gebied zoals aangeduid in het gewestplan, bijzondere plannen van aanleg en in ruimtelijke uitvoeringsplannen.

39 Collectief

Gemeenschappelijk toegankelijk voor een specifieke groep.

40 Constructie

Externe wetgeving Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Art. 4.1.1,

[een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds]

40.1 Niet-overdekte constructie

Externe wetgeving : besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 6°

[constructies zonder bouwvolume waarvan de hoogte beperkt is tot 1,5 meter boven het maaiveld]

zie 40 Constructie

41 Cultuurhistorische waarde *

De selectie van het bouwkundig erfgoed (object, gebouw, terrein of structuur) gebeurt omwille van zijn archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde. Deze waarden worden niet afzonderlijk beschouwd – het is het globale oordeel dat het uitgangspunt vormt voor de cultuurhistorische waardestelling.

42 Dak

 

42.1 Afdak

Of luifel.

Dak tegen een muur of gebouw, aangebracht boven een open ruimte.

zie 42 Dak

42.2 Dakkapel

Uitspringend raam of deurgeheel met dak dat het dakvlak onderbreekt.

zie 42 Dak

42.3 Dakvlak

Buitenzijde van het dak, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten.

zie 42 Dak

42.4 Groendak

Een dak bedekt met vegetatie en een aantal onderliggende lagen die nodig zijn voor de ontwikkeling van deze vegetatie en de opslag van regenwater. Een rieten dak wordt niet beschouwd als groendak.

zie 42 Dak

42.5 Intensief groendak of daktuin

Een intensief groendak is een betreedbare, groene ruimte die bestaat uit grassen, kruiden, struiken en/of bomen. De intensieve begroeiing van dergelijk dak vraagt om een voldoende dikke substraatlaag en vergt ook een aangepaste constructie. De bergingscapaciteit van de diverse lagen waaruit een groendak is opgebouwd, moet een bufferend vermogen hebben van 50 liter water per 1m² dakoppervlakte (1mm water = 10m³/ha).

zie 42 Dak

42.6 Extensief groendak of vegetatiedak

Een extensief groendak is een dak begroeit met mossen, vetplanten en/of kruiden. De substraatlaag moet in overeenstemming zijn met het bufferend vermogen. De draineerlaag moet een waterbergend vermogen van minstens 35 liter water per m² hebben. Een dergelijk dak vergt geen of weinig onderhoud en is niet toegankelijk als verblijfsruimte.

zie 42 Dak

42.7 Lessenaarsdak

Dak bestaande uit één hellend dakvlak.

zie 42 Dak

42.8 Mansardedak

Een Mansardedak is een variant op een zadeldak, waarbij het onderste deel van het zadeldak of schilddak steiler is dan het bovenste deel, waardoor een geknikte vorm ontstaat.

zie 42 Dak

42.9 Plat dak

Een bedaking, dat een gebouw afdekt en een helling heeft die kleiner is dan of gelijk is aan 10%.

zie 42 Dak

42.10 Vrijstaand dak

Of vrijstaand afdak.

Een dak op palen dat niet aanleunt bij een muur of een gebouw.

zie 42 Dak

42.11 Waterdak

Bij een waterdak blijft het regenwater tijdelijk op het dak staan. Het water wordt vertraagd afgevoerd door een geknepen afvoer, zodat er voor een volgende bui weer genoeg opslagcapaciteit is. Bij een waterdak wordt een laag water gebufferd doordat de overstort hoger geplaatst is. Het regenwater stroomt vervolgens geleidelijk af door een extra geknepen afvoer. Dit wordt een statisch waterdak genoemd. Een dynamisch waterdak is voorzien van een besturingssysteem dat op basis van weersvoorspellingen zorgt dat het water geloosd wordt voor een bui. Hierdoor is de opslagcapaciteit maximaal. Dat betekent ook dat bij de constructie van het dak rekening gehouden moet worden met een hogere belasting.

zie 42 Dak

43 Detailhandel

 

43.1 Kleinschalige detailhandel

Detailhandel met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 400m².

zie 43 Detailhandel

43.2 Middelgrote detailhandel

Detailhandel met een netto vloeroppervlakte tussen 400m² en bruto vloeroppervlakte van 1.500 m².

zie 43 Detailhandel

43.3 Grootschalige detailhandel

Detailhandel met een bruto vloeroppervlakte groter dan 1.500m².

zie 43 Detailhandel

44 Doorwaadbaar

Een terrein is doorwaadbaar wanneer er meerdere doorgangen zijn in verschillende richtingen door het terrein.

45 Duurzaam (bouwen)

Duurzaam bouwen is energie- en waterbesparend bouwen met zo weinig mogelijk chemische en/of schadelijke materialen en stoffen in en rond de constructie. Er moet tijdens het proces rekening gehouden worden met de draagkracht van de aarde, de behoeftes van huidige en toekomstige generaties wereldwijd en hun financiële draagkracht, wat moet leiden tot een goede levenskwaliteit en leefomgeving. Hierbij dient een integrale aanpak nagestreefd te worden waarbij alle aspecten aan bod komen:

  • Ruimte: rationeel ruimtegebruik, goede ruimtelijke ordening, aantrekkelijke en ‘groene’ omgeving;

  • Energie: energiezuinige installaties, goede isolatie, ventilatie, inzetten op hernieuwbare energiebronnen,…;

  • Water: rationeel watergebruik, regenwatergebruik binnen de constructie, infiltratie van regenwater in de bodem, gepaste waterzuivering,…;

  • Materialen: rationeel en bouwfysisch verantwoord materiaalgebruik, het voorkomen van onnodig materiaalgebruik, milieuvriendelijke (hernieuwbare) materialen uit onuitputtelijke grondstoffen, beoordeling van materialen gedurende heel hun levenscyclus, op alle milieugevolgen en sociale aspecten,…

 

46 Duurzaam energiegebruik

Toepassing van het ‘trias ecologica’-principe bij de uitwerking van het energieconcept.

47 Duurzaam materiaal *

Bouwfysisch verantwoord en bestendig materiaal. Het gebruik en de productie van het materiaal voldoen bovendien in voorkeursvolgorde aan volgende principes:

  1. het voorkomen van onnodig materiaalgebruik

  2. het gebruik van gezonde en milieuvriendelijke materialen uit onuitputtelijke grondstoffen

  3. het gebruik van materialen uit eindige grondstoffen die goed scoren op vlak van milieu en gezondheid

48 Duurzaam watergebruik

Maximale beheersing van alle waterstromen nastreven door het toepassen van de ‘trias ecologica’.

49 Duurzame ontwikkeling

Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

50 Erfgoedwaarde

Externe wetgeving :Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed,, art. 2.1 26°

[de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische waarde, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan onroerende goederen en de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken hun huidige of toekomstige maatschappelijke betekenis ontlenen]

51 Erker

Gesloten uitbouw aan een gevel die zich over één of meerdere verdiepingen strekt en niet uit de grond opgaat.

52 Fietsenbergplaats

Ruimte voor het plaatsen van een fiets.

52.1 Fietsstalplaats *

Plaats bestemd om een fiets van een bewoner of een werknemer te stallen. Gericht op langere duur.

zie 52 Fietsenbergplaats

52.2 Fietsparkeerplaats *

Plaats bestemd om een fiets van een bezoeker te parkeren. Gericht op kortere duur.

zie 52 Fietsenbergplaats

53 Footprint

Bebouwde oppervlakte inclusief de terrassen. Grondoppervlakte van een gebouw of projectie van de grondoppervlakte in geval het een gebouw betreft dat zich boven het maaiveld bevindt.

54 Functie

Externe wetgeving : Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Art. 1.1.2, 5°

Het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een gedeelte daarvan.

54.1 Hoofdfunctie

Alle functies, onbeperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied.

zie 54 Functie

54.2 Nevenfunctie

Ondergeschikte hoofdfunctie in een gebouw bij aanwezigheid van verschillende hoofdfuncties. Alle functies, beperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. De specifieke beperkingen van de nevenfuncties moeten samen met de nevenfuncties vermeld worden.

zie 54 Functie

55 Garage *

Bergplaats voor de auto die regen- en winddicht is.

56 Gassen *

 

56.1 Schadelijke gassen *

Gassen afkomstig van verwarmings- of verbrandingstoestellen, dampen afkomstig uit horeca-keukens, dampen afkomstig uit industriële wasdrogers, dampen afkomstig uit mechanische ventilatiesystemen en dampen afkomstig uit de verluchting van afvalbergingen. Ook kunnen hier dampen afkomstig uit verluchtingspijpen van rioleringen onder vallen, voor zover de verluchtingspijpen niet afgesloten zijn door een beluchter.

zie 56 Gassen *

56.2 Niet-schadelijke gassen *

Dampen die afgezogen worden door een huishoudelijke dampkap, dampen afkomstig uit droogkasten.

zie 56 Gassen *

57 Gebouw *

Elke constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte vormt, omsloten door buiten- en/of scheimuren, een fundering en een dak, en niet als doel heeft om als vaste woonplaats te dienen en niet als dusdanig wordt gebruikt.

 

58 Gelijkvloers *

Onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas van het maaiveld.

59 Gescheiden riolering *

Dubbel stelsel waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor het infiltreren, het bufferen en afvoeren van hemelwater.

60 Gesloten horecaconstructie

Een volledig afgesloten aanbouw aan de (voor)gevel van een horecazaak met een toegangsdeur en een dak of luifel, gebruikt als verbruiksruimte voor de horecazaak.

61 Gevel

Buitenmuur van een gebouw met uitzondering van de scheimuur.

61.1 Achtergevel

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 1°

[gevel die geen voorgevel of zijgevel is;]

zie 61 Gevel

61.2 Gevelbreedte *

Breedte van de voorgevel gemeten in een horizontale rechte lijn tussen de twee hoeken gevormd door de voorgevel en de zijgevel(s)/scheidingsmu(u)r(en). De gevelbreedte van een hoekgebouw wordt per straat afzonderlijk gemeten.

zie 61 Gevel

61.3 Gevelgeleding

Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, materiaalgebruik, verspringingen of andere gevelkenmerken of -detailleringen.

zie 61 Gevel

61.4 Gevelvlak *

Buitenzijde van de gevel, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten.

zie 61 Gevel

61.5 Voorgevel

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 11°

[elke gevel gericht op de voorliggende weg, met uitzondering van garagewegen of voetwegen;]

zie 61 Gevel

61.6 Wachtgevel

Gedeelte van de scheidingsmuur waartegen het gebouw op het aangrenzende perceel aangebouwd kan worden.

zie 61 Gevel

61.7 Zijgevel

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 15°

[gevel aan de zijkant van het hoofdgebouw]

zie 61 Gevel

62 Groen terrein

Onverharde, waterdoorlatende, onbebouwde en met vegetatie begroeide oppervlakte.

63 Groene ruimte *

Onverhard, waterdoorlatend, onbebouwd en begroeid oppervlakte.

64 Groepsaccommodatie

Een constructie die men tijdelijk huurt in groepsverband voor recreatieve doeleinden en niet als doel heeft om als vaste woonplaats te dienen en niet als dusdanig wordt gebruikt. Een groepsaccommodatie bestaat ten minste uit verschillende slaapplaatsen, al dan niet in aparte kamers. Andere voorzieningen zoals sanitair, keuken, worden typisch gemeenschappelijk voorzien, hetzij in de groepsaccommodatie zelf, hetzij in een ander gebouw.

65 grootschalig kantoorgebouw

Kantoorgebouw waarvan de bruto-vloeroppervlakte groter of gelijk is aan 1500 m².

66 Haag

Lijnvormige aanplanting van houtige gewassen met compacte structuur. Hagen worden met een korte omlooptijd geschoren of geknipt, in tegenstelling tot heggen die breed uitgroeien.

67 Harmonische samenhang

Bestaan van een klaarblijkelijk verband tussen gebouwenreeksen, gebouwen of delen van gebouwen, qua vorm, structuur, afmetingen, verdeling van gevelvlakken, materialen.

68 Heg

Lijnvormige aanplanting waarin struweelsoorten overheersen. Heggen groeien breed uit in tegenstelling tot hagen.

69 Hemelwaterput *

Reservoir voor het opvangen, opslaan en hergebruiken van hemelwater.

70 Herbouw *

Een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken en/of het verwijderen van de vloerplaten, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen.

71 Hoekgebouw

Gebouw opgericht op een perceel dat gelegen is op de kruising van meerdere straten.

72 Hoekperceel

Een hoekperceel is een perceel gelegen op de hoek van een bouwblok, daar waar twee straten samen komen.

73 Hoofdgebouw

Gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een perceel kan worden beschouwd. Het wordt onderscheiden van het bijgebouw.

74 Hoogbouw

Gebouw met een kroonlijsthoogte van 50 meter. Puntvormige objecten zoals technische constructies, installaties, schouwen, … vallen niet onder hoogbouw.

75 Hoogstammige boom *

Boom die op 1m boven het maaiveld een stamomtrek heeft van minstens 100cm.

76 Horecaterras *

Terras gebruikt als gebruiksruimte voor de horecafunctie waartoe het behoort.

76.1 Open horecaterras *

Een terras dat minimum bestaat uit losse tafels en/of stoelen, maar dat mogelijk ook terrasschermen, parasols, … bevat, voor zover deze elementen eenvoudig weg te nemen zijn en deze constructief geen geheel vormen.

zie 76 Horecaterras *

76.2 Gesloten horecaconstructie *

Een terras met overdekte constructie waarvan de terraselementen tot één constructief geheel zijn samengevoegd, dat als uitbreiding van de aanpalende horecazaak dient, al dan niet met verhoogde vloer, en dat volledig afgesloten kan worden.

zie 76 Horecaterras *

77 Houtkant

Strook grond, inbegrepen taluds en beekoevers, die met bomen, struiken en kruiden begroeid is en waarvan de exploitatie bestaat uit een periodiek kappen van de houtige gewassen tot aan de grond.

78 Individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) *

Een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) is een lekvrije installatie die huishoudelijk zwart en grijs afvalwater zuivert tot de vooropgestelde normen. Het zuiveringsproces van een IBA gebeurt meestal in drie stappen, namelijk de voorbehandeling, de biologische zuivering en de nabehandeling.

79 Infiltratievoorziening *

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 9°

[Voorziening voor het doorsijpelen van hemelwater in de bodem.]

79.1 Infiltratie

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 9°

[het insijpelen van hemelwater in de bodem]

zie 79 Infiltratievoorziening *

79.2 Infiltratiebekken

Een onverharde verlaging in het terrein met een diepte van meer dan 30cm waarin hemelwater kan worden opgevangen en geïnfiltreerd.

zie 79 Infiltratievoorziening *

79.3 Infiltratiegracht

Een lijnvormige infiltratievoorziening, waarbij het hemelwater infiltreert doorheen een goed doorlatende bodem.

zie 79 Infiltratievoorziening *

79.4 Infiltratiekom of –veld

Een onverhard terrein, waar hemelwater kan worden opgevangen en geïnfiltreerd over een diepte van maximaal 30cm.

zie 79 Infiltratievoorziening *

79.5 Infiltratiesleuf

Een lijnvormige infiltratievoorziening, waarbij het hemelwater infiltreert doorheen een goed doorlatende steenslagkoffer.

zie 79 Infiltratievoorziening *

79.6 Wadi

Een infiltratiekom met een drainagekoffer en eventueel drainageleiding in de bodem voor infiltratie bij gronden die van zichzelf onvoldoende doorlatend zijn. Meestal is een wadi beplant met gras of biezen. Een wadi helpt verdroging van de bodem tegen te gaan, vormt een buffer bij overvloedige regenval en draagt bij tot de zuivering van het water.

zie 79 Infiltratievoorziening *

80 Inheemse beplanting

Gewas dat bestaat uit plantensoorten waarvan Vlaanderen in hun natuurlijke verspreidingsgebied ligt.

81 Inpandig

Inwendig in het bouwvolume, gesloten of open van aard (bv. een dakterras). Bijvoorbeeld een erker, of uitkragend balkon is niet inpandig.

82 Inrichtingsstudie

Bijkomend inlichtingsdocument bij het aanvraagdossier voor een vergunning in een groter gebied waarvan de inrichting nog niet gedetailleerd is in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

83 Insprong

Terugspringend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

84 inventaris onroerend erfgoed

Een oplijsting van onroerende goederen en gehelen van onroerende goederen met erfgoedwaarde.

85 Kampeerfunctie

Functie die inhoudelijk aanleunt bij het kampeerconcept. Voorbeelden van gemeenschappelijke kampeerfuncties zijn bv. receptie, administratie, sanitair, wasserette, fietsenstalling,… (niet-limitatieve opsomming).

 

86 Kelder *

Ruimte die volledig of gedeeltelijk onder het maaiveld ligt tussen de fundering en het gelijkvloers.

 

86.1 Bewoonbare kelder *

Kelder met een minimum plafondhoogte van 2,20 meter.

zie 86 Kelder *

86.2 Niet-bewoonbare kelder *

Kelder die niet voldoet aan de definitie van bewoonbare kelder.

zie 86 Kelder *

87 Kleinschalig kantoorgebouw

Kantoorgebouw waarvan de bruto-vloeroppervlakte kleiner is dan 1500 m².

88 Kleinschalige verkoopsruimte

Ruimte voor detailhandel, in het voorzieningengebouw, gericht op parkbezoekers en/of verblijfsrecreanten, waarvan de totale netto vloeroppervlakte kleiner is dan 400 m².

 

89 Kroonlijst

Horizontale gevelbeëindiging. De scheiding tussen gevel en dak.

90 Kroonlijsthoogte *

Hoogte van een gebouw die gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.

91 Landschap

Externe wetgeving : Decreet betreffende het onroerend erfgoed, dd. 12 juli 2013, art. 2.1, 33°

[een deel van het grondgebied, zoals dat door de menselijke bevolking wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke of menselijke factoren en de wisselwerking daartussen]

92 Lokale voorziening

Lokale (woonondersteunende) voorzieningen liggen in de nabijheid van de woning. Het gaat hierbij over groen, onderwijs, jeugd, sport, cultuur, handel, welzijn, … waarbij nabijheid en wandelafstand een grote rol speelt. Buurt-, wijk- en stadsdeelvoorzieningen worden onmiddellijk gekoppeld aan de wandelafstand:

  • Een buurtvoorziening krijgt een loopafstand van 400 meter vogelvlucht. Dit komt overeen met ongeveer 500 meter werkelijke afstand of 5 min. wandelen (aan 6 km/u).

  • Een wijkvoorziening krijgt een loopafstand van 800 meter vogelvlucht. Dit komt overeen met ongeveer 1.000 meter werkelijke afstand of 10 min. wandelen (aan 6 km/u).

  • Voorzieningen die op stadsdeel (district of postcode) functioneren, hebben een bereik van 1.600 meter vogelvlucht. Dit komt overeen met ongeveer 2.000 meter werkelijke afstand of 20 min. wandelen (aan 6 km/u) of 10 min. fietsen (aan 12 km/u).

93 Maaiveld

Bovenvlak van het huidige of toekomstige bouwterrein.

94 Maatschappelijke functie

Niet-commerciële voorzieningen van een publiekrechtelijke partij en/of instelling(en) die het algemeen nut dienen en geen winstbejag nastreven.

95 Materiaaleigen kleur

De oorspronkelijke kleur van betreffend materiaal (niet-geverfde of behandelde toestand).

96 Motiveringsnota

De motiveringsnota is een informatief document horend bij de vergunningsaanvraag dat de afwijking bij een aanvraag tot het bekomen van een omgevingsvergunning beschrijft en motiveert.

97 Natuurdomein

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, art. 2, 55°
[een terrein in beheer van het agentschap];

98 Nokhoogte

Hoogte van een bouwwerk met een hellend of gebogen dak die moet worden gemeten van het maaiveld tot de bovenkant van de nok van het hellend of gebogen dak.

99 Openbaar (adj)

Publiek toegankelijk en eigendom van een overheid.

100 Openbaar domein *

Elk goed dat aan een openbare rechtspersoon toebehoort en (hetzij omwille van zijn aard, d.i. het natuurlijk openbaar domein, hetzij wegens een bijzondere aanpassing, hetzij wegens het historisch of wetenschappelijk belang ervan) nodig is voor een openbare dienst of voor de tegemoetkoming aan een openbare noodwendigheid en dat in die functie door geen enkel ander kan vervangen worden.

101 Openbaar terrein

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, art. 2, 54°
[een terrein in eigendom of mede-eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon]

102 Openbare riolering

Het geheel van openbare leidingen en openluchtgreppels bestemd voor het opvangen en transporteren van afvalwater.

103 Openbare ruimte *

De wegen of pleinen die openstaan voor weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, voertuigen of ander verkeer.

104 Openbare wegen

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, art. 2, 57°
[de wegen die een bestemming hebben gekregen als openbare weg, meer bepaald de wegen die de administratieve overheid zelf daarvoor heeft bestemd en de wegen waarop na verjaring door dertigjarig gebruik een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang is gevestigd]

105 Oppervlakte

 

105.1 Bebouwde grondoppervlakte *

Bruto-vloeroppervlakte van het vloerniveau ter hoogte van het maaiveld (voetafdruk) op een perceel of terrein, inclusief de overdekte, niet-afgesloten terrassen.

zie 105 Oppervlakte

105.2 Bebouwing-terreinindex (B/T)

De verhouding tussen de bebouwde grondoppervlakte en de totale oppervlakte van het terrein.

zie 105 Oppervlakte

105.3 Bruto bovengrondse vloeroppervlakte (BBVO)

De som van de totale bruto-vloeroppervlakten van de bovengrondse vloeren. Ondergrondse constructies of kelderverdiepingen die niet meer dan 1,5 m boven het maaiveld uitkomen worden niet meegerekend in de totale oppervlakte van de bovengrondse vloeren.

zie 105 Oppervlakte

105.4 Bruto vloeroppervlakte (BVO) *

De bruto vloeroppervlakte is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus. Vloerniveaus zijn bij voorbeeld verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto vloeroppervlakte te worden gerekend.
Niet tot de bruto vloeroppervlakte worden gerekend de oppervlakten van:

  1. uitstekende delen van de buitenwand kleiner dan 0,50 vierkante meter;

  2. nissen aan de buitenzijde van het gebouw groter dan 0,50 vierkante meter;

  3. uitwendige vrijstaande kolommen kleiner dan 0,50 vierkante meter;

  4. schalmgaten en vides groter dan 4,00 vierkante meter;

  5. holle ruimten of kruipruimten tussen het maaiveld en de onderzijde van het gebouw;

  6. kruipkelders, tenzij deze volledig geconstrueerd zijn en deel uitmaken van het gebouw met een hoogte van ten minste 1,50 meter;

  7. (dak-)terrassen en daken;

  8. open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het gebouw.

zie 105 Oppervlakte

105.5 Constructieoppervlakte *

De constructieoppervlakte van een gebouw is de oppervlakte van de horizontale doorsnede van de verticale opgaande bouwdelen, bijvoorbeeld wanden, kolommen, borstweringen, niet toegankelijke schachten, e.d. De constructieoppervlakte moet uit de afwerkmaten ter hoogte van de vloer voor ieder vloerniveau afzonderlijk worden bepaald. De oppervlakte ingenomen door deuropeningen, incidentele nissen en uitsparingen dienen tot de constructieoppervlakte worden gerekend, indien zij kleiner dan 0,5 m² zijn. De oppervlakte ingenomen door plinten moet niet tot de constructie-oppervlakte worden gerekend.

zie 105 Oppervlakte

105.6 Dakoppervlakte *

Verticale projectie op een horizontaal vlak van de buitenafmetingen van het dak.

zie 105 Oppervlakte

105.7 Groen-terreinindex (G/T)

De verhouding tussen de oppervlakte groen terrein en de volledige terreinoppervlakte.

zie 105 Oppervlakte

105.8 Grondoppervlakte

De perceelsoppervlakte gelegen binnen de zone die mag bebouwd worden (verhardingen en dergelijke constructies, geen gebouw zijnde, niet inbegrepen).

zie 105 Oppervlakte

105.9 Maximale bebouwing-terreinindex (B/T max)

Getal dat de maximale bebouwbare oppervlakte aangeeft van een perceel of een terrein.

zie 105 Oppervlakte

105.10 Netto handelsoppervlakte

De oppervlakte van een handelszaak, uitgezonderd de opslagruimten, de bureelruimten en de sociale ruimten.

zie 105 Oppervlakte

105.11 Netto vloeroppervlakte *

De netto vloeroppervlakte is de vloeroppervlakte gemeten tussen de begrenzende bouwdelen. Ze wordt berekend als het verschil van de bruto vloeroppervlakte en de constructieoppervlakte.
Tot de netto vloeroppervlakte behoren ook:

  1. de vloeroppervlakten ingenomen door leidingen, radiatoren en andere verwarmingselementen, kastenwand en dergelijke;

  2. de oppervlakten ingenomen door deuropeningen, vensternissen, uitsparingen en nissen in de verticaal opgaande bouwdelen, zolang de vloeroppervlakte die ze creëren groter is dan 0,50 vierkante meter.

Niet tot de netto vloeroppervlakte behoren:

  1. de vloeroppervlakten ingenomen doorschouwen, kolommen, leidingkokers;

  2. niet bewoonbare kelder en -zolder.

zie 105 Oppervlakte

105.12 Vloer-terreinindex (V/T)

Verhouding tussen de som van de totale bruto-vloeroppervlakten van de bovengrondse vloeren en de betrokken terreinoppervlakte. Ondergrondse constructies of kelderverdiepingen die niet meer dan 1,5 m boven het maaiveld uitkomen worden niet meegerekend in de totale oppervlakte van de bovengrondse vloeren.

zie 105 Oppervlakte

106 Overige ruimte

Ruimte die geen verblijfsruimte is.

107 Pad

Verbinding voor langzaam verkeer.

107.1 Wandelpad

Openbare weg, maar ingericht voor het voetgangersverkeer en niet voor het ander verkeer.

zie 107 Pad

108 Paden

Verbinding voor langzaam verkeer (voetgangers, fietsers).

 

109 Parking

Ruimte die bestemd is voor het stallen van een voertuig,  langer dan nodig is voor het laten in- en uitstappen van passagiers of voor het laden en lossen van goederen.

109.1 Buurtparking

Off-street parking die ten dienste staat van de buurt.

zie 109 Parking

109.2 Gebouwgebonden parkeerplaats

Parkeerplaatsen die, naargelang de oppervlakte en de functies van een gebouw, voor de gebruikers worden voorzien.

zie 109 Parking

109.3 Off-street parkeren

Parkeren dat wordt ingericht buiten het openbaar domein.

zie 109 Parking

109.4 Park & Ride

Een off-street parkeervoorziening bij een halte of station die bedoeld is voor automobilisten die vervolgens met het openbaar vervoer verder reizen.

zie 109 Parking

109.5 Randparking

Off-street parking die werd voorzien om stedelijk bestemmingsverkeer aan de rand van de stad of het stadscentrum op te vangen.

zie 109 Parking

109.6 Rotatieparking

Een off-street parkeervoorziening die, eventueel tegen betaling, voor publiek toegankelijk is voor het parkeren van voertuigen.

zie 109 Parking

109.7 Straatparkeren (on-street parkeren)

Parkeren dat wordt ingericht op het openbaar domein.

zie 109 Parking

110 Parksetting

Vrijstaande inplanting van gebouwen in een groene ruimte of park.

111 Patio

Ommuurde buitenruimte in een gebouw.

112 Patiogebouw

Gebouw dat één of meerdere patio’s omsluit.

113 Penant

Geveldeel dat een verticale scheiding vormt tussen twee gevelopeningen.

114 Perceel *

Stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend.

115 Perceelsbreedte

Breedte gemeten langs de straatkant.

116 Perceelsgrens *

De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen.

117 POET-principe

Parkeren Op Eigen Terrein. Parkeerplaatsen die, naargelang de oppervlakte en de functies van een gebouw, voor de gebruikers en bewoners ervan worden voorzien. Dit om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein.

118 Portiek

Het portiek is een insprong van de gevel van een gebouw of gebouwencomplex op maaiveldniveau, gekoppeld aan de toegang tot een gebouw.

119 Privaat terrein

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, art. 2, 53°

[een terrein in eigendom van een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon]

120 Private buitenruimte

Buitenruimte die ter beschikking staat van de bewoners van één woning.

121 Private wegen

Externe wetgeving : Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, , art. 2, 58°
[de private toegangswegen of de wegen die door het publiek worden gebruikt maar waar niet door verjaring een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang op is gevestigd];

122 Profiel of gabarit

Omtreklijn van een gebouw of bouwdeel, zoals deze zich aftekent tegen de lucht, of tekening van de verticale doorsnede van een gebouw.

123 Publiciteitsinrichting *

Ieder visueel middel hoofdzakelijk gebruikt voor publicitaire doeleinden, zichtbaar vanaf het openbaar domein en aangebracht op de buitenzijde van een gebouw of constructie of op een verplaatsbare inrichting of rollend materiaal. Overheidsinformatie, aankondigingen van socio-culturele en educatieve aard en publiciteit bij straatmeubilair vallen niet onder deze definitie.

123.1 Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen *

Het betreft enkel reclame en naamvoering met betrekking tot de eigen zaak die uitgebaat wordt op het perceel van de aanvraag.

zie 123 Publiciteitsinrichting *

123.2 Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen *

De overige publiciteitsinrichtingen.

zie 123 Publiciteitsinrichting *

124 Publiek (adj)

Voor iedereen toegankelijk.

125 Publiek domein

Ruimte, die voor iedereen toegankelijk is.

126 Publieke ruimte

De openbare en niet-openbare gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn, met inbegrip van de praktijken voor vrije beroepen, de openbare en niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, alsook elk ander domein, infrastructuur, gebouw of plaats die voor het publiek toegankelijk is.

127 Publieke weg

Buitenruimte, die voor iedereen toegankelijk is.

128 Reca

Verzamelnaam voor cafés en restaurants.

 

129 Rooilijn *

Huidige of ontworpen scheidslijn tussen de openbare ruimte en de aangelande eigendommen. Zij heeft tot taak de openbare ruimte op een bepaalde breedte te handhaven of te brengen.

130 Sanitaire voorziening

Een constructie met toiletten en wasgelegenheid voor openbaar gebruik.

 

131 Scheidingsmuur *

Muur die twee eigendommen van elkaar scheidt. Scheidingsmuren kunnen ontkoppeld of enkelvoudig zijn.

131.1 Enkelvoudige scheidingsmuur *

Een muur uit één enkel blad dat de vloeren en daken van de beide aanpalende gebouwen draagt.

zie 131 Scheidingsmuur *

131.2 Ontkoppelde scheidingsmuur *

Een scheidingsmuur die is opgebouwd uit twee of meer afzonderlijk dragende bladen, gescheiden door een luchtspouw of door isolatiemateriaal. Elk blad draagt slechts de vloeren en daken van één gebouw.

zie 131 Scheidingsmuur *

132 Septische put *

Septische putten zorgen voor de voorbehandeling van normaal huishoudelijk afvalwater ter verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen. De septische put heeft ten minste twee compartimenten die met elkaar in verbinding worden gesteld door middel van in de scheidingsmuren aangebrachte openingen. De put moet bestand zijn tegen bepaalde zuren en gassen.

133 Socio-culturele voorzieningen

Museum, cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, ..

134 Sorteerstraat *

Brengpunt op publiek toegankelijk terrein voor selectieve afvalinzameling, bestaande uit een aantal inwerpzuilen waarin men huishoudelijk afval of hiermee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen aanbiedt.

135 Sorteerstraatzone *

Zone waar sorteerstraten aanwezig zijn en waar er geen stedelijke huis-aan-huisophaling van huishoudelijk afval of hiermee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen meer gebeurt. Deze zones worden concreet omschreven in de politiecodex van stad Antwerpen. De bedieningszone van een sorteerstraat is maximaal 150 meter in loopafstand vanaf de dichtstbijzijnde perceelgrens met hoofdtoegang(en) gelegen langs de straatkant tot de dichtstbijzijnde afvalcontainer voor restafval.

136 Sportieve voorzieningen

Ruimte waar in hoofdzaak evenementen van sportieve aard worden aangeboden.

137 Standplaatsgeschiktheid

De mate dat groenvoorzieningen aangepast zijn aan de standplaats (of groeiplaats). De standplaats of groeiplaats is het geheel van groeifactoren op een bepaalde plaats: de bodem, het klimaat, de waterhuishouding, de helling, de hoogteligging en alle biologische invloeden van buiten.

 

138 Stedelijke plint

Deel van een voorgevel ter hoogte van het gelijkvloers.

139 STOP-principe

  • zoveel mogelijk Stappen,

  • Trappen (fiets),

  • het Openbaar en collectief vervoer gebruiken, 

  • en daarna pas de Personenwagen inzetten.

140 Straatbeeld *

De verschijningsvorm van het geheel van de gebouwde omgeving die de begrenzing en zicht vormt van een publieke open ruimte.

141 Straatwand *

De samenvoeging van alle voorgevels tussen twee straathoeken.

142 Struweel

Een struweel is een vegetatie van struiken van 1 tot 5 meter hoog.

143 Technische installaties *

Installaties of zelfstandige onderdelen ervan die geen verblijfsfunctie hebben, zuiver utilitair zijn en bijdragen tot de technische werking van het gebouw, zoals HVAC (heating, ventilation, air-conditioning), liften,…

144 Technische ruimte *

Ruimte die enkel voor technische installaties wordt gebruikt.

145 Technische zone *

Zone voor technische installaties en/of technische ruimten.

146 Terras *

Toegankelijke verharde ruimte in openlucht, op of buiten een gebouw, aangelegd als verblijfs- of wandelplaats.

146.1 Dakterras *

Toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw (of een deel ervan) dat is aangelegd als een terras. Het is een niet-overdekt beloopbaar oppervlak dat wordt afgeschermd door een doorvalbeveiliging.

zie 146 Terras *

146.2 Daktuin

Toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw (of een deel ervan) dat is aangelegd met grondbedekking en groen of beplanting.

zie 146 Terras *

146.3 Inpandig terras

of Loggia

Terras dat zich binnen het bouwvolume bevindt.

zie 146 Terras *

146.4 Uitkragend terras

Of balkon.

Terras op de bovenliggende verdiepingen dat uitsteekt ten opzichte van het bouwvolume.

zie 146 Terras *

147 Toegankelijkheid

De mate waarin een gebied openstaat voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik.

148 Totem *

Publiciteitsdrager bestaande uit een paal waaraan publiciteitsborden bevestigd zijn/worden.

149 Trage weg

Pad of weg bestemd voor niet-gemotoriseerd verkeer. Wandelaars, fietsers zijn de belangrijkste gebruikers.

150 Trekkershut

Een houten constructie (een hut) dat men tijdelijk huurt voor recreatieve doeleinden, en niet als doel heeft om als vaste woonplaats te dienen en niet als dusdanig wordt gebruikt, voor een beperkt aantal personen, en dat ten minste bestaat uit een keukenblok en (een) bed(den).

 

151 Tuin *

Niet-openbare ruimte in de openlucht die zich situeert op de begane grond.

151.1 Achtertuin

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 2°

[tuingedeelte van het goed dat geen voortuin of zijtuin is]

zie 151 Tuin *

151.2 Voortuin

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016.. Art. 1.1, 13°

[gedeelte van het goed dat voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw ligt]

zie 151 Tuin *

151.3 Zijtuin

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016.. Art. 1.1, 16°

[gedeelte van het goed dat ter hoogte van een zijgevel ligt]

zie 151 Tuin *

152 Tuinhuis *

Constructie in een tuin, met als enige functie om iets in op te bergen.

153 Uitbreiden

Vergroten van een bestaande constructie, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering.

154 Uitkraging

Uitspringend bouwdeel, hoger dan het gelijkvloers. Een uitkraging wordt niet ondersteund en is bijgevolg niet verbonden met het maaiveld door muren en/of palen. Een uitkraging is een specifieke vorm van een uitsprong of een uitbouw.

155 Uitsprong *

Uitstekend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

156 Vakantieverblijf

Een constructie (een huis) dat men tijdelijk huurt voor recreatieve doeleinden en niet als doel heeft om als vaste woonplaats te dienen en niet als dusdanig wordt gebruikt, en ten minste bestaat uit een woonkamer, keuken, slaapkamer, een natte cel met wc en douche of bad.

 

157 Verblijfsruimte *

Ruimte voor het langdurig verblijven van mensen. Hieronder vallen, zonder limitatief te zijn: leefruimten, keukens, slaapkamers, kamers, kantoor/bureelruimten, onderwijslokalen.

158 Verdieping

Bouwlaag boven het gelijkvloers.

159 Verdiepingshoogte

Hoogteverschil tussen de vloerpas van de betreffende bouwlaag en de vloerpas van de bouwlaag die zich erboven bevindt.

160 Verharding *

Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die mogelijks de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.

160.1 Monoliete verharding

Waterondoorlatende verharding.

zie 160 Verharding *

160.2 Verhardingscoëfficient

Verhouding tussen de som van de verharde en bebouwde oppervlakte, en het totale terreinoppervlakte.

zie 160 Verharding *

160.3 Waterdoorlatende verharding *

Een verharding waardoor hemelwater naar de bodem kan infiltreren. Het geheel van verharding en fundering dient hierbij blijvend een even goede doorlatendheid te hebben als een reguliere infiltratievoorziening en er mag geen enkele vorm van versnelde afvoer van hemelwater van de verharding aanwezig zijn.

zie 160 Verharding *

160.4 Waterpasserende verhardingen

Waterpasserende verhardingen bevatten of creëren open gedeelten waarlangs het water kan infiltreren in de bodem.

zie 160 Verharding *

161 Verweven

Het in elkaars nabijheid brengen van functies en activiteiten zodat er ruimtelijke meerwaarden, vormen van synergie en complementariteit ontstaan.

162 Voetpad *

Gedeelte van de openbare ruimte bestemd voor voetgangers, dat duidelijk is afgebakend van de gedeelten bestemd voor het overige verkeer.

162.1 Theoretische voetpadbreedte *

In straten waar geen voetpaden zijn afgebakend, wordt de breedte theoretisch vastgelegd. De breedte wordt dan berekend in de veronderstelling dat in het midden van de straat een rijweg van 4 meter gelegen is. De theoretisch voetpadbreedte is dan: (straatbreedte-4 meter)/2.

zie 162 Voetpad *

163 Voorgevellijn

Gevel die zich richt naar de publieke weg waar het perceel aan grenst.

 

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse regering tot de bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is d.d. 15 juli 2016. Art. 1.1, 12°

[de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van het goed;]

164 Voorzieningengebouw

Een gebouw gericht op parkbezoekers en/of verblijfsrecreanten met volgende functies: reca, gemeenschappelijke kampeerfuncties (bv. receptie, administratie, sanitair, wasserette, fietsenstalling,…), gemeenschappelijke verblijfsruimten en een kleinschalige verkoopsruimte.

 

165 Vrije hoogte *

Netto hoogteverschil tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloerpas en de onderkant van het afgewerkt plafond of een dragende balkenstructuur.

166 Water

 

166.1 Afvalwater *

Water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet - verontreinigd hemelwater. Afvalwater is op te delen in grijs (afval)water en zwart (afval)water.

zie 166 Water

166.2 Grijs (afval)water *

Huishoudelijk afvalwater, ander dan zwart water, afkomstig van douche, bad, wastafel, keuken, wasmachine of dergelijke.

zie 166 Water

166.3 Hemelwater *

Externe wetgeving : Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, art. 1, 7°

[de verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater]

zie 166 Water

166.4 Zwart (afval)water *

Huishoudelijk afvalwater afkomstig van de spoeling van toiletten.

zie 166 Water

167 Waterkering

Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt.

168 Waterloop *

Open natuurlijk of kunstmatig afvoersysteem voor hemelwater. Kan onder andere eveneens dienst doen als buffering en infiltratie van hemelwater naar grondwater.

169 Wegzate

Bedding van de weg.

170 Werken van algemeen belang

Werken van openbaar nut, zoals bijvoorbeeld de aanleg van nutsleidingen, noodzakelijke infrastructuur van openbaar nut en/of de oprichting van noodzakelijke constructies van openbaar nut (niet-limitatieve opsomming).

 

171 Woning

Externe wetgeving : “Decreet houdende de Vlaamse wooncode”, art. 2 31°

[elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande]

171.1 Meergezinsgebouw *

Of appartementsgebouw.

Gebouw waarin minimum twee woningen zijn ondergebracht.

zie 171 Woning

171.2 Bijgebouw

Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

zie 171 Woning

171.3 Eengezinsgebouw *

Of huis. Of eengezinswoning

Gebouw bestaande uit één zelfstandige woning, al dan niet met een andere functie verenigbaar met het wonen, waarbij de woning samenvalt met het volledige gebouw.

zie 171 Woning

171.4 Gemengd gebouw *

Gebouw waarin meerdere hoofdfuncties ondergebracht zijn.

zie 171 Woning

171.5 Gestapelde woning

Woning in een meergezinsgebouw of gemengd gebouw met private toegang tot het maaiveld.

zie 171 Woning

171.6 Groep van assistentiewoning

Externe wetgeving : Het woonzorgdecreet van 13/03/2009, art. 33

[Een groep van assistentiewoningen is een voorziening die bestaat uit een of meerdere gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er zelfstandig verblijven in individuele aangepaste wooneenheden, huisvesting wordt gegeven en ouderenzorg waarop zij facultatief een beroep kunnen doen.]

zie 171 Woning

171.7 Hospitawoning *

In een eengezinswoning tijdelijk maximaal twee (kinder)kamers verhuren aan studenten, op voorwaarde dat er geen constructiewerken uitgevoerd werden. Verder dient voldaan te worden aan volgende voorwaarden :

  1. De studenten nemen deel aan het gezinsleven en delen minstens de keuken of de badkamer met de eigenaar-bewoner. Het feit dat er hierdoor een beperkte privacy is voor de eigenaar-bewoner is eigen aan dit statuut.

  2. de eigenaar (of ouder/zoon/dochter 1e graad) woont zelf in het pand en is er officieel ingeschreven;

  3. er mag geen aparte fysieke hoofdingang zijn voor de kamers;

  4. de kamers dienen te voldoen aan de normen van de Vlaamse Wooncode en de brandreglementering conform de Code van de politiereglementen.

  5. Het pand blijft een eengezinswoning; de (slaap)kamers die door de studenten gebruikt worden, worden niet als een vermeerdering van woongelegenheden aanzien.

zie 171 Woning

171.8 Kamer

Externe wetgeving : Decreet houdende de Vlaamse Wooncode art. 2, §1, 10°bis

een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.

zie 171 Woning

171.9 Niet-zelfstandige woning

Woning waarin één of meerdere voorzieningen ontbreken: wc, bad/douche, kookgelegenheid. De bewoners zijn voor deze voorzieningen afhankelijk van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.

zie 171 Woning

171.10 Ruime kamerprojecten *

Nieuwbouw- of herbouwprojecten waarbij minstens acht kamers worden gebouwd, verbouwprojecten of functiewijzigingen waarbij het aantal kamers vermeerderd tot minstens acht.

zie 171 Woning

171.11 Studentenkamer

Kamer exclusief bestemd voor studenten.

zie 171 Woning

171.12 Te beschermen eengezinswoning *

Een eengezinswoning waarvan de totale vloeroppervlakte maximum 350 m² BVO bedraagt op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening, inbegrepen eventuele complementaire functies. De complementaire functies zijn de functies die volgens artikel 2, § 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen vrijgesteld zijn van vergunning.
In het geval dat in de laatst vergunde of vergund geachte toestand een functie anders dan wonen, autonoom kon functioneren door de aanwezigheid van een aparte toegang, apart sanitair,… en door het gebrek aan andere fysieke doorgangen met de woonfunctie, wordt deze beschouwd als een aparte hoofdfunctie. De woning wordt niet beschouwd als een te beschermen eengezinswoning.

zie 171 Woning

171.13 Zelfstandige woning

Externe wetgeving : ” Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, dd 12 juli 2013, art. 1, 24°
[Woning die beschikt over wc en bad/douche en kookgelegenheden.]

zie 171 Woning

171.14 Zorgwoning

Externe wetgeving : Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Art. 4.1.1, 18°

[ een vorm van wonen waarbij voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden :
a) in een bestaande woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecreëerd,
b) de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofdwooneenheid,
c) de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt ten hoogste één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning,
d) de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van :

hetzij ten hoogste twee personen, waarvan ten minste één persoon 65 jaar of ouder is;

hetzij ten hoogste twee personen, waarvan ten minste één persoon die hulpbehoevend is. Een hulpbehoevende persoon is een persoon met een handicap, een persoon die in aanmerking komt voor een zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood of een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, of een persoon die een behoefte heeft aan ondersteuning om zich in zijn thuismilieu te kunnen handhaven. De kinderen ten laste van de hulpbehoevende persoon worden niet meegerekend bij het bepalen van het maximum van twee personen;

hetzij de zorgverlener indien de personen, vermeld in punt 1 of 2, gehuisvest blijven in de hoofdwooneenheid.

e) de eigendom, of ten minste de blote eigendom, op de hoofd- en de ondergeschikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen.]

zie 171 Woning

172 Zolder *

Ruimte die onder meer gevormd wordt door schuine dakvlakken.

172.1 Bewoonbare zolder *

Ruimte waarvan minstens de helft van de netto oppervlakte een hoogte heeft van 2,60m. De in aanmerking te nemen oppervlakte wordt gemeten vanaf een hoogte van 1,80m.

zie 172 Zolder *

172.2 Niet-bewoonbare zolder *

Zolder die niet voldoet aan de definitie van bewoonbare zolder.

zie 172 Zolder *

173 Zoneringsplan voor de behandeling van afvalwater *

Plan opgemaakt door de Vlaamse Milieumaatschappij dat de ligging van de vier zuiveringszones inzake de zuivering van afvalwater weergeeft. Per zone zijn bepaalde maatregelen opgelegd met betrekking tot waterafvoer. De zones zijn te raadplegen via het geoloket van de VMM.

De vier zones zijn:

  1. het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd);

  2. het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd);

  3. het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd (groen);

  4. het individueel te optimaliseren buitengebied, waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden of reeds gezuiverd wordt door middel van een IBA (rood) of een gesloten opvangsysteem bij gebouwen waar sporadisch afvalwater wordt geproduceerd.