RUP STEENSTRAAT

COLOFON

  • Projectleider
    Sandra Vanveldhoven

 

  • Programmaleider
    Katlijn Van der Veken

 

 

1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding tot opmaak van het RUP

Een groot deel van het centrum van Ekeren werd in de jaren negentig opgenomen in het gemeentelijk bijzonder plan van aanleg nr1/3a ‘Hagelkruis en omgeving’. Dit BPA heeft een conserverend karakter. Het is essentie gericht op de continuering en versterking van de bestaande kwaliteiten van de bebouwde omgeving, onder andere getypeerd door het kleinschalige woonweefsel.

Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan betreft een beperkte herziening voor twee zones van dit BPA. Het RUP Steenstraat is gericht op het vervolledigen van het huidige woonweefsel in twee deelgebieden waarvoor in het BPA geen bebouwingsmogelijkheden golden.
Een eerste deelgebied betreft een beperkte aanvulling van de bebouwing in twee woonstraten waarvoor het BPA ‘1/3a Hagelkruis en omgeving’ een invulling als openbaar park voorziet. Het tweede deelgebied laat een ontwikkeling toe voor een verwaarloosd binnengebied waarvoor in het bestaand BPA een invulling als tuin is voorzien.

1.2 Situering van het plangebied

Beide deelgebieden van het RUP grenzen aan de Steenstraat. Het meest noordelijk gelegen deelgebied wordt tevens begrensd door de Beenhouwerstraat (Z) en Klein Hagelkruis (N) en is ca. 0,17 ha groot.
Het zuidelijke deelgebied, met een grootte van ca. 0,68 ha, omvat percelen van het bouwblok begrensd door de straten Steenstraat (O), Ferdinand Verbieststraat (Z), Pastorijveld en Rozemaaiveld. Tot het plangebied behoren de percelen binnen dit bouwblok die tot het district Ekeren behoren.
De zuidelijke en westelijke percelen behoren tot het district Antwerpen en zijn niet opgenomen in het RUP Steenstraat.

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 [image]

 

Figuur 1 I ruimtelijke situering van het plangebied

1.3 Relatie met het s-RSA

Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006.

In het s-RSA worden twee ruimtelijke strategieën vastgelegd om het structuurplan uit te werken: het generiek beleid en het actief beleid. Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden (of thema’s) van de stad die een richtinggevend kader aanreiken. Door te focussen op één hoofdthema geeft elk beeld tegelijkertijd de mogelijkheid om de realiteit te kaderen. Elk beeld is een manier om het beleid van de toekomst van de stad te definiëren.

Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen.

De visie voor de ‘Waterstad’ omhelst een algemeen herstel van het waternetwerk. Een doelstelling is om de oorspronkelijke structuur van het waternetwerk te verbeteren en zichtbaar te maken daar waar mogelijk is. Het kleinschalig netwerk moet daarbij beschouwd worden als een belangrijke ruimtelijke kwaliteit van de stad. Watergevoelige plekken vragen een specifieke inrichting en specifieke regels.

[image][image].[image][image]

Figuur 2 I Selecties voor de Waterstad en Spoorstad

Het beeld van de ‘Spoorstad’ omvat alle ruimtelijke en functionele mobiliteitsaspecten. Het versterken van het openbaar vervoer wordt centraal gesteld binnen het lager netwerk dat onder meer bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards, lokale wegen, stations en spoorbundels.

De Noorderlaan wordt in het s-RSA geselecteerd als territoriale boulevard (met tramverbinding). De territoriale boulevard verbindt het centrum van Antwerpen via de Noorderlaan met het centrum van Ekeren en de omgeving van Leugenberg.

Het beeld van de 'Poreuze stad' heeft betrekking op de morfologie van de stad. Als doelstellingen voor de morfologie gelden onder andere:

  • het in gebruik nemen van 'holtes'. Het doel is het in gebruik nemen van leegstaande gebouwen voor residentiële of economische activiteiten, eventueel gekoppeld aan de vernieuwing van het materiële weefsel en de open ruimte;

  • verbeteren van de leefkwaliteit. Het garanderen van de kwaliteit van wonen en werken , het verhogen van het welzijn is hierbij het doel.

  • De straat als voorkeurslocatie. In het algemeen moet de straat als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat terug op te nemen. Vormen van 'gated communities' of projecten waarbij de rol van de straat, als ontmoetingsruimte, ernstig benadeeld wordt, moeten worden vermeden.

Binnen het beeld van 'Dorpen en metropool' zijn thematisch enkele maatregelen en acties voor wonen, werken en recreëren opgenomen.

Het s-RSA beklemtoont het belang van de renovatie van bestaande woongebieden. Het bijkomend aanbod woningen moet immers worden gerealiseerd op basis van een keuze voor evenwichtige en kwalitatieve groei, op basis van de verschillende ruimtelijke mogelijkheden: renovatio urbis (of de kwalitatieve renovatie van bestaande bebouwde ruimtes) en het beperkt aansnijden van bijkomende gebieden.

Voor dit beperkt aansnijden van bijkomende gebieden werden, op basis van de algemene doelstelling om een afdoend woningaanbod te voorzien, de theoretisch beschikbare gebieden getoetst aan een aantal uitsluitende of beperkende criteria.
Het deelgebied aan de Beenhouwerstraat en Klein Hagelkruis is in de woningprogrammatie opgenomen als te bebouwen, en dit volgens de regels van de spoorstad.

Het beeld Dorpen en Metropool suggereert voor erfgoed dat de beeldkwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten kan versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen.

Besluit

Het noordelijke deelgebied is in de woningprogrammatie opgenomen en kan, met de doortrekking van de tram naar Ekeren in het achterhoofd, volgens de specifieke regels van de spoorstad ontwikkeld worden.

Het zuidelijk deelgebied past binnen het beeld van de Poreuze Stad en de renovatio urbis waarbij wordt ingezet op het herstellen en versterken van het bestaande weefsel. De aanleg van de tramverbinding naar Ekeren zal op termijn zorgen voor een verbeterde bereikbaarheid van het plangebied met openbaar vervoer.
Voor dit deelgebeid is geopteerd om de bebouwing zoveel mogelijk langs de zijde van de Steenstraat in te plannen opdat door de beperkte afstand tot de straat en de gerichtheid van de voorgevels naar de straat een relatie kan aangegaan worden met het openbaar domein. Voor het bestaande gebouw langs de Steenstraat wordt uitgegaan van behoud, wat past binnen de zorg die in Dorpen en Metropool voor het thema erfgoed wordt omschreven.
Tot slot wordt voorzichtig omgegaan met het watersysteem van het zuidelijke deelgebied en de transformaties die deze zal ondergaan als gevolg van een ontwikkeling. Dit aspect vormt een aandachtspunt in het s-RSA met de Waterstad.

2 ONTWIKKELINGSVISIE

 

2.1 Doelstellingen

Het BPA nr 1/3a Hagelkruis en omgeving werd begin jaren ’90 met een duidelijke doelstelling opgemaakt. Het opwaarderen van het openbaar domein, het behoud van groene en bebouwde kwaliteiten en de verbetering van het overwegend kleinschalige woonweefsel waren de belangrijkste. Daarmee vormde het BPA het stedenbouwkundige kader en de juridische vertaling van de beleidsvisie die voor het herwaarderingsgebied Groot Hagelkruis werd opgemaakt.

Sedert de inwerkingtreding van het BPA hebben zich enkele wijzigingen in de context voorgedaan. Op beleidsmatig vlak is met name de goedkeuring van het ruimtelijk structuurplan Antwerpen, waarin een stadsbreed ruimtelijk beleid wordt voorop gesteld, van belang. Op niveau van het centrum van Ekeren werd het Hagelkruispark gerealiseerd als belangrijke bijkomende groene publieke ruimte. Tot slot vonden veranderingen in het woonweefsel plaats ten gevolge van beperkte en meer omvangrijke bouwwerken.

Reeds enige tijd loopt de procedure voor een actualisering van het BPA nr1/3a Hagelkruis en omgeving opdat op deze gewijzigde context kan ingespeeld worden.

Voor het deelgebied aan de Beenhouwerstraat en Klein Hagelkruis blijkt dat de oorspronkelijke bestemming als ‘zone voor openbaar buurtgroen’ is gedateerd. Dit om twee redenen. Een eerste reden is dat dit gebied in het s-rsa is opgenomen in de woningprogrammatie als mogelijk te ontwikkelen. Ten tweede is er, onder meer door de realisatie van het Hagelkruispark, geen nood aan bijkomend openbaar groen in het centrum van Ekeren. Dit wordt gestaafd aan de hand van de uitgevoerde omgevingsanalyse.

Voor het zuidelijke deelgebied werd de gedeeltelijke herziening van het BPA nr 1/3a Hagelkruis en omgeving – Zone Steenstraat na de definitieve vaststelling in oktober 2007 aan de bevoegde minister voorgelegd. De intentie van deze gedeeltelijke herziening was gelijkaardig als in voorliggend RUP, met name mogelijkheden voor ontwikkeling in het binnengebied langs de Steenstraat creëren. De gedeeltelijke herziening werd echter onthouding van goedkeuring.
In het ministerieel besluit van de onthouding zijn enkele verklarende redenen aangehaald die zowel procedureel als inhoudelijk van aard zijn.
De onthouding van goedkeuring door de minister is aangegrepen om de invulling van de grote tuin aan de Steenstraat te evalueren en bij te sturen. Voorliggend RUP Steenstraat gaat uit van een woonontwikkeling waarbij is rekening gehouden met de opmerkingen die in het ministerieel besluit van 18 februari 2008 werden gegeven.

Voor het overige deel van het plangebied blijven de bestaande BPA bestemmingen, op enkele verfijningen na, geldig.

2.2 Visie op het plangebied

 

2.2.1 Algemene visie

Het RUP Steenstraat biedt de mogelijkheid om het bebouwde weefsel in het centrum van Ekeren verder aan te vullen. Naast de hoofdfunctie wonen is er ook ruimte voor ondersteunende functies, wat de differentiatie in de kern versterkt.

Beide deelgebieden krijgen een verschillend karakter. Tijdens het ontwerpend onderzoek kreeg de invulling ervan een duidelijke vorm. Langs de Beenhouwerstraat en Klein Hagelkruis zullen beide straatwanden verder afgewerkt worden met een typologie die inspeelt op de gesloten en aaneengesloten eengezinswoningen in de omgeving. Voor het zuidelijke deelgebied was het zoeken van een evenwicht tussen de toegestane bebouwing en de waterhuishoudkundige kenmerken van het deelgebied een belangrijk uitgangspunt. Er wordt geopteerd te bouwen rond een centrale ruimte die aansluit bij de Steenstraat waardoor een groot deel van de huidige tuin bewaard blijft. Voor de bestaande bebouwing, die als karakteristiek en waardevol werd beschouwd in het BPA, blijft behoud voorop staan.

2.2.2 Inrichtingsschetsen

Onderstaande schetsen, die het resultaat vormen van ontwerpend onderzoek, geven een beeld van de bebouwingsmogelijkheden binnen de vooropgezette stedenbouwkundige voorschriften. De schetsen zijn daardoor zowel illustratief doordat een mogelijke invulling wordt weergeven, maar ook verklarend doordat de ruimtelijke mogelijkheden van het terrein direct zijn gekoppeld met de voorschriften.
Binnen de randvoorwaarden van het RUP kunnen evenwel verschillende varianten opgemaakt worden.

 [image]

Figuur 3 I inrichtingsschets ontwikkelingsgebied Beenhouwerstraat – Klein Hagelkruis

 [image]

Figuur 4 I inrichtingsschets ontwikkelingsgebied Steenstraat

2.3 Waterbeheer I watertoets

Conform artikel 8 van het decreet inzake integraal waterbeleid moet het RUP in het kader van de planvorming en het vergunningenbeleid getoetst worden op de watergerelateerde aspecten.

2.3.1 Deelgebied Beenhouwerstraat – Klein Hagelkruis

Zoals voorzien in het decreet wordt het deelgebied afgetoetst op zijn ligging binnen de overstromingsgevoelige gebieden.

  • Het deelgebied ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied

  • Het deelgebied is infiltratiegevoelig, wat wil zeggen dat het hemelwater relatief gemakkelijk kan infiltreren naar de ondergrond.

Het deelgebied is reeds in grote mate verhard omwille van de bebouwing langs beide aangrenzende straten. Een zone heeft momenteel een functie als tuin. Bij de ontwikkeling ervan zal in bijkomende verharding voorzien worden.

Er wordt niet verwacht dat de realisatie van het deelgebeid in negatieve effecten zal resulteren voor de waterhuishouding.

2.3.2 Deelgebied Rozemaaiveld – Pastorijveld – F. Verbiststraat

In het kader van de gedeeltelijke herziening van het BPA nr 1/3a ‘Hagelkruis en omgeving – Zone Steenstraat’ werd in het verleden aan VMM/Afdeling Water om advies gevraagd over de overstromingsgevoeligheid van het plangebied. Deze dienst gaf aan dat het plangebied als overstromingsgevoelig wordt beschouwd.

Omwille van een aantal redenen wordt specifiek voor het zuidelijke deelgebied extra aandacht besteed aan verschillende aspecten met betrekking tot water. De aanleiding hiervoor is velerlei: het advies van VMM omtrent de overstromingsgevoeligheid, de aandacht die de waterproblematiek tijdens de vorige procedure tot gedeeltelijke herziening kreeg en tot slot de verwijzing in het ministerieel besluit waarin de onthouding werd geëxpliciteerd.

De extra aandacht voor het aspect water heeft geresulteerd in een gebiedsgerichte ecostudie. In dit hoofdstuk is samenvattend weergegeven welke bevindingen en aanbevelingen deze ecostudie heeft opgeleverd. Allereerst wordt ingegaan op de huidige situatie, waarna verduidelijk wordt hoe het waterbeheer in functie van de toegelaten ontwikkelingen is verwerkt in de stedenbouwkundige voorschriften.

Waterhuishouding huidige situatie

Oppervlaktewater

Doorheen het deelgebied loopt een greppel die momenteel ten gevolge van achterblijvend onderhoud amper nog een functie kan vervullen als berging en afvoer van oppervlaktewater.
In de onmiddellijke omgeving komen de volgende waterlopen voor:Oudelandse beek, Donkse beek, Groot Schijn en langsheen de Ekerse Steenweg een baangracht.

De omgeving wordt als overstromingsgevoelig aangeduid en heeft in het verleden met wateroverlast te kampen gehad. Het deelgebied wordt als overstromingsgevoelig beschouwd.

Grondwater

In de omgeving van het deelgebied bevinden zich twee grondwatermeetpunten. Een interpolatie van de gemeten waarden van beide punten geeft aan de het grondwater ter plaatse van het deelgebied in meer dan 70% van de tijd boven het maaiveld zou staan. De huidige greppel op het terrein oefent momenteel waarschijnlijk een drainerende functie uit om het grondwater op maaiveldniveau te houden.

Riolering

In de Steenstraat is een gemengde riolering aanwezig. In de Ferdinand Verbieststraat ligt een gescheiden stelsel vanaf het kruispunt met Rozemaaiveld.

 

Toepassing waterbeleid op het deelgebied

Effecten op infiltratie naar grondwater en wijzigingen in afstromingshoeveelheid

In vergelijking met de huidige toestand worden er bijkomende verharde oppervlakten voorzien. Hierdoor bestaat de kans dat de afstroomhoeveelheden wijzigen. Omdat de watertoetskaarten, met name de kaart van infiltratiegevoeligheid en de bodem- en drainagekaarten aangeven dat infiltratie moeilijk is, bestaan de compenserende maatregelen voor deze gewijzigde afstromingshoeveelheid uit:

  • Hergebruik van het hemelwater d.m.v. hemelwaterputten

  • Buffering van het overschot aan hemelwater in een bufferbekken op het terrein zelf, met een vertraagde afvoer

  • Herprofilering van de bestaande afwateringsgracht

 [image] [image]

Figuur 5 I Kaart van infiltratiegevoelige bodems

 [image] [image]

Figuur 6 I Kaart van drainagetoestand

 [image] [image]

Figuur 7 I Bodemkaart

Omwille van de lage infiltratiecapaciteit van de grond en de permanent hoge grondwaterstanden worden geen significante wijzigingen in infiltratie naar het grondwater verwacht.

Effecten op het grondwaterpatroon

Het projectgebied is gelegen in een zone die ingekleurd is als "zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1)". In deze situatie worden beperkingen opgelegd voor ondergrondse constructies om de grondwaterstroming niet nadelig te beïnvloeden.

 [image] [image]

Figuur 8 I Kaart van grondwaterstromingsgevoeligheid

De ondergrondse parkeerlaag is daarom beperkt in grootte tot maximaal 1100 m² en slechts 1 ondergrondse laag. De parkeerlaag wordt voorzien deels onder bouwvlak A en deels onder de bouwvlak C. Daarmee blijven de zijden van de ondergrondse constructie kleiner dan 50 m. Wanneer aan deze beperking van de lengtezijden voldaan is, in combinatie met de vereiste dat ook de onderkant van de ondergrondse parkeerlaag minder dan 3 m onder het maaiveld blijft, dan is een positieve uitspraak mogelijk (bron: watertoetsinstrument). De oriëntatie, grootte en de ligging van de ondergrondse parkeerlaag (nabij de Steenstraat) zijn daarmee voldoende beperkt om geen permanente invloed uit te oefenen op de lokale grondwaterstroming.

Effecten op het afvoergedrag en structuurkwaliteit van de waterloop

Niet van toepassing. Er is geen VHA-geklasseerde waterloop binnen het projectgebied. De lokale greppel op het terrein staat niet in verbinding met het oppervlaktewaternetwerk van de omgeving, vormt geen waterloop die deel uitmaakt van het natuurlijk hydrografisch netwerk en valt als dusdanig niet onder een aandachtspunt wat betreft afvoergedrag en structuurkwaliteit van de waterloop.

Effecten op het overstromingsregime

Omwille van de onmiddellijke nabijheid van ROG- en NOG-zones wordt specifieke aandacht besteed aan de overstromingsgevoeligheid van het projectgebied. De nabije omgeving is ook aangegeven als risicozone voor overstroming. Ook voor het deelgebied wordt hier van uit gegaan. In het plan wordt hiermee rekening gehouden door overstromingsvrij te bouwen. Dit gebeurt door de volgende ingrepen:

  • waterdicht maken van de ondergrondse parkeerlaag en ingang voorzien hoger dan maaiveld. Ook aandacht besteden aan doorgangen van leidingen, verluchting, toegangen, etc. Een noodpomp is wenselijk.

  • waterdichte hemelwaterputten voorzien om verontreiniging te voorkomen.

  • terugslagkleppen op de overloop van de hemelwaterputten om verontreiniging te voorkomen.

  • bijkomend buffervolume voorzien als berging.

  • verhoogd vloerpeil van gelijkgrondse bouwlaag (minimaal 50 cm boven het maaiveld).

  • aanleg van overstroombare kruipruimtes.

 [image] [image]

Figuur 9 I Kaart overstromingsgevoelige gebieden

 [image]

Figuur 10 I Kaart recent overstroomde gebieden (ROG)

 [image][image]

Figuur 11 I Kaart van de van nature overstroombare gebieden (NOG)

 [image]

Figuur 12 I Kaart van risicozones voor overstroming, versie 2006

Deze ingrepen zijn een combinatie van enerzijds het tegengaan van schade ten gevolge van mogelijke overstromingen, en anderzijds het compenseren van de verloren gegane oppervlakte die voor waterberging beschikbaar was (bijvoorbeeld door de aanleg van een gebouw).

Effecten op grondwaterkwaliteit

Omwille van de lage infiltratiecapaciteit van de bodem en de geplande activiteiten wordt er geen negatieve invloed verwacht op de grondwaterkwaliteit. Het projectgebied is bovendien niet gelegen in een beschermingszone voor drinkwater.

 [image]

Figuur 13 I Schematische uitwerking van de buffercapaciteit voor hemelwater.
(hoewel hier schematisch wel boven elkaar aangeduid, is het wenselijk om de open buffervijver niet rechtstreeks boven het buffervolume te plaatsen om de infiltratiemogelijkheden te benutten)

Uit de grondwatermetingen in de Herman Vosstraat en Geestenspoor, controles op DO Vlaanderen en terreinbezoek, blijkt echter een grote kans op een hoge grondwaterstand in het projectgebied. Dit beperkt de nuttige diepte van de hemelwaterbuffer, aangezien een deel van de vijver permanent door grondwater ingenomen zal zijn. Enkel het deel van de vijver boven de hoogste grondwaterstand kan als nuttige buffer aangewend worden voor de stockage van hemelwater.

Vanuit ecologisch en landschappelijk oogpunt wordt er geadviseerd om een aarden omwalling te voorzien die in het tuinontwerp geïntegreerd kan worden. Hierbij is ook een beperkte uitgraving mogelijk om een permanente vijver te creëren zodat ook flauwe natuurvriendelijke oeverzones mogelijk worden. Daardoor komt tevens grond beschikbaar voor de aanleg van de aarden wal. Tussen het maximale grondwaterpeil (= ongeveer het huidige maaiveld) en het peil van de noodoverlaat van de aarden wal moet minimaal 55 m³ water gebufferd kunnen worden.

3 VOORSCHRIFTEN

 

3.1 Algemeen

Het ruimtelijk uitvoeringsplan Steenstraat is een combinatie van een ontwikkelingsplan, gericht op nieuwbouw op twee deelgebieden en een conserverend plan, gericht op behoud en verbetering van kwaliteiten in de rest van het plangebied. Tegelijkertijd wordt met het voorliggend RUP deels voortgebouwd op de voorschriften van het BPA nr1/3a Hagelkruis en omgeving. De bestemmingen ‘Zone voor wonen (Wo1)’, ‘Zone voor wonen – privaat groen (Wo2)’ en Zone voor wonen (Wo5) zijn nagenoeg volledig overgenomen uit het bestaande BPA.

3.2 Bijzondere voorschriften

 

Zone voor wonen (Wo1)

De bestemming ‘Zone voor wonen (Wo1)’ geldt voor een gebied waar het bestaande weefsel traditioneel is opgebouwd met kleinschalige eengezinswoningen. In deze zone ligt de nadruk op het behoud van de woonfunctie en het verder aanvullen ervan.
Om ervoor te zorgen dat de basiscondities voor een goed woonklimaat gewaarborgd blijven, kunnen bij het wonen overige functies slechts toegestaan worden indien ze een lokale aantrekkingskracht hebben en een beperkte oppervlakte innemen.

Om in te spelen op een vraag naar betere isolatiewaarden voor bestaande woningen worden de mogelijkheden van gevelafwerking verruimt. Daar waar het BPA nr. 1/3a geen bepleistering toeliet, is dit in het RUP wel het geval.

Zone voor wonen – privaat groen (Wo2)

De bestemming ‘Zone voor wonen – privaat groen (Wo2)’ is inherent verbonden met de woonzone Wo1 en is gericht op behoud van groen in de tuinen. De zone telt meerdere hoogstammen. Vanuit het oogpunt van instandhouding en ontwikkeling ervan is het dan ook verboden constructies op te trekken.

Zone voor wonen (Wo3)

De bestemming ‘Zone voor wonen (Wo3) laat toe de bestaande bebouwingswand in Klein Hagelkruis en Beenhouwerstraat te vervolledigen. De voorschriften zijn erop gericht kleinschalige bebouwing toe te staan die zich volgens de kenmerken van de omgeving inpast.
Binnen de bestemming is het niet toegestaan de gebouwen in te richten met meergezinswoningen, dit omwille van de kleinschaligheid die wordt nagestreefd. De uitoefening van vrije beroepen is wel toegestaan, mits de naleving van een gelimiteerde beroepsoppervlakte.

De opgelegde bebouwingswijze gaat uit van gekoppelde of aaneengesloten bebouwing. Dit maakt het mogelijk, zoals uit het ontwerpmatig onderzoek blijkt, om langs de Beenhouwerstraat twee gekoppelde woningen te bouwen en langs Klein Hagelkruis aaneengesloten bebouwing op te richten.

Voor de bebouwing langs Klein Hagelkruis wordt geopteerd om deze terugspringend t.o.v. het openbaar domein op te trekken, omwille van de mogelijkheid een groen accent in de straatwand te creëren.

Zone voor wonen (Wo4)

De bestemming ‘Zone voor wonen (Wo4) geldt voor een binnengebied aan de Steenstraat. Bebouwing is toegestaan in de op het grafisch plan aangeduide bouwvlakken, waarvan er twee voor het optrekken van bebouwing en één voor de bouw van een ondergrondse bouwlaag is voorbehouden. Parkeren gebeurt door de bewoners van de woningen in bouwvlakken A en B en door de bewoners/gebruikers van het bestaande gebouw in Zone voor wonen (Wo5). De oppervlakte van de ondergrondse bouwlaag is maximaal 1100 m².

Binnen de bouwvlakken A en B is het mogelijk gebouwen in te richten met woningen en appartementen.

Het zwaartepunt van de bebouwing ligt bij de Steenstraat opdat de achterzijde van het perceel maximaal als tuin blijft behouden.

Zone voor wonen (Wo5)

De bestemming ‘Zone voor wonen (Wo5)’ is specifiek gericht op het behoud van een gebouw langs de Steenstraat. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan overgegaan worden tot afbraak.

 

4 GEVOLGEN EN ACTIES TER REALISATIE

Om de uitwerking van dit RUP te realiseren worden geen initiatieven door het stadsbestuur genomen. De realisatie van het RUP zal voornamelijk een private aangelegenheid zijn.

4.1 Gevolgen voor de feitelijke en of juridische toestand

Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het gewestplan, die binnen de begrenzing van dit ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

Volgend voorschrift van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) wordt door de opmaak van dit RUP effectief opgeheven:

  • artikel 5.1 woongebieden

Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het BPA Hagelkruis en omgeving nr1/3a (M.B. 12.05.1993), die binnen de grenzen van dit ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

  • BPA Hagelkruis en omgeving nr1/3a (M.B. 12.05.1993)
    Zoals de vormvereisten van artikel 2.2.2 § 1 de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening vereisen zijn de op te heffen artikels en voorschriften opgenomen. Bijlage
    5 omvat deze lijst.

4.2 Ruimteboekhouding

De inwerkingtreding van dit RUP heeft geen effect op de ruimteboekhouding ter uitvoering van het RSV.

4.3 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn

Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaalschadecompensatie of gebruikersschadecompensatie.

De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare gronden herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone.

Voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan betekent dit dat in de bestemmingszones Zone voor Wonen (Wo3) en Zone voor Wonen (Wo4) planbaten kunnen verschuldigd zijn doordat een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd voor percelen die voorheen niet bebouwd konden worden.

5 BIJLAGE 1 I BESTAANDE TOESTAND

Het bouwblok waartoe het zuidelijke deelgebied behoort wordt getypeerd door gesloten bebouwing langs de Steenstraat, Pastorijveld en Rozemaaiveld. De bebouwing bestaat er uit twee bouwlagen met hellend dak en soms een verdieping in het dak. Het grootste deel van deze woningen heeft een vrij diepe tuin.
Langs de Ferdinand Verbieststraat (zuidelijke grens bouwblok) bestaat de bebouwing uit twee appartementsblokken met elk zeven bouwlagen en een achtste terugspringende daklaag.

Midden in het bouwblok, tussen de gesloten bebouwing en de appartementsblokken, ligt een ruim perceel waarvan het overgrote deel onbebouwd is. Bij gebrek aan systematisch onderhoud is deze tuin de laatste jaren evenwel verwilderd. Langs de straatzijde aan de Steenstraat staat een pand dat drie bouwlagen telt, deels met plat dak en deels met hellend dak en een dakverdieping.
Het pand is momenteel ingevuld met kantoorfuncties. In de verwaarloosde tuin zijn restanten van een zwembad, een tennisveld en serres terug te vinden. Langs de straatzijde wordt de tuin benut als parking voor het taxibedrijf en de overige kantoorfuncties in het bestaande pand. De tuin wordt in het zuiden begrensd door een rij populieren en een gracht, cq kleine beek.

 [image] [image]

Figuur 14 I situering deelgebied RUP Steenstraat

Het bouwblok waartoe het noordelijke deelgebied behoort is gelegen in een bouwblok met hoofdzakelijk aaneengesloten of gekoppelde bebouwing. Het wordt begrensd door de Steenstraat, Beenhouwerstraat en Klein Hagelkruis.
Centraal in het bouwblok ligt een ruim binnengebied dat momenteel onderdeel vormt van een private tuin. De voorschriften van het bestaande BPA geven aan dit deel van de tuin een bestemming als openbaar park. Aan deze bestemming is sinds de inwerkingtreding van het BPA in 1993 geen gevolg gegeven.
Een onderzoek naar de biologische waarden van de aanwezige bomen wijst uit dat de waarde van het bomenbestant in de tuin relatief klein is. Er is slechts één boom die als waardevol kan beschouwd worden. Voorts zijn verschillende bomen slecht gevormd en gedeeltelijk afgestorven. Twee ervan zijn volledig afgestorven.

 [image][image]

Figuur 15 I situering deelgebied RUP Steenstraat

 

5.1 Buurt- en voetwegen

Binnen het plangebied zijn er verschillende buurt- en voetwegen aanwezig. Het betreft historische verbindingen. Voor het deelgebied tussen de Beenhouwerstraat en Klein Hagelkruis betreft het de buurtweg nr. 1, voetweg nr 61 en een particuliere buurtweg. Voor het deelgebied tussen F. Verbiststraat, Pastorijveld en Rozemaaiveld betreft het de voetweg nr. 69 en buurtweg nr. 1.

 [image]

Figuur 16 I buurt- en voetwegen

6 BIJLAGE 2 I JURIDISCH KADER

 

6.1 Gewestplan

Het gewestplan Antwerpen (KB 03/10/1979) voorziet voor het plangebied volgende bestemming:

  • woongebied met aanvullende voorschriften II (bruin omrand)

 

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

De aanvullende voorschriften II (bruin omrand) hebben betrekking op de hoogte van gebouwen. In dergelijke gebieden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op volgende criteria:

  • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  • de eigen aard van de vermelde gebieden;

  • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

Voor dit specifiek plangebied is het maximum aantal verdiepingen beperkt tot 2, het maximum aantal bouwlagen tot 3 en het maximum aantal woonlagen (type bel-étage woning) tot 2, en mag de verhouding vloer-grond niet meer dan 1 bedragen.

Van die regel mag slechts door een door goedgekeurd BPA worden afgeweken. Dergelijk BPA mag eveneens in een kleiner aantal verdiepingen, bouw- of woonlagen voorzien; het mag in geen geval in meer dan drie verdiepingen, bij een maximale vloer-grondverhouding van 1,5 voorzien.1

 [image]

Figuur 17 I uittreksel gewestplan en luchtfoto met contour BPA 1/3a Hagelkruis en omgeving

 

6.2 BPA nr 1/3a Hagelkruis en omgeving

Het BPA nr 1/3a ‘Hagelkruis en omgeving’ werd ministerieel bekrachtigd in 1993.

In 2004 werd de procedure voor een gedeeltelijke herziening van het BPA 1/3a ‘Hagelkruis en Omgeving’ opgestart. De gedeeltelijke herziening ‘Zone Steenstraat’ is beperkt in oppervlakte en gericht op de wijziging van de voorschriften van een onderontwikkeld en verwaarloosd binnengebied.

Deze gedeeltelijke herziening van het BPA werd in laatste instantie niet bekrachtigd bij ministerieel besluit. Op 18 februari 2008 werd de gedeeltelijke herziening onthouden van goedkeuring omwille van een aantal procedurele en inhoudelijke opmerkingen.

 [image]

Figuur 18 I gedeeltelijke herziening zone Steenstraat

 

 

7 BIJLAGE 3 I BELEIDSKADER

In dit hoofdstuk wordt het relevante vigerende beleid met betrekking tot het plan toegelicht. Achtereenvolgens komt het beleid aan de orde op:

  • Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

  • Provinciaal structuurplan Antwerpen

  • Gemeentelijk niveau

  • Masterplan Mobiliteit Antwerpen

  • Biologische waarderingskaart

  • Archeologische adviesplicht

  • Erfgoedwaarde

 

7.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd.

Binnen het RSV is Antwerpen opgenomen binnen het stedelijk netwerk van de Vlaamse Ruit. Een stedelijk netwerk is een complementair en samenhangend geheel van stedelijke gebieden en van structuurbepalende elementen van het buitengebied die verbonden zijn door infrastructuren (wegen, spoorwegen, kanalen,…). Antwerpen vormt aldus één van de polen van een stedelijk netwerk dat internationale betekenis heeft omwille van het internationale karakter en de internationale rol van dit gebied. Volgens het RSV moet het stedelijk beleid volgende doelstellingen nastreven:

  • Het stimuleren en concentreren van activiteiten;

  • Het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten;

  • Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;

  • Het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en door locatiebeleid;

  • Het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.

 

Er zijn ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld voor de grootstedelijke gebieden. Met betrekking tot wonen worden o.a. minimale woondichtheden, een differentiatie en verbetering van de woningvoorraad, een versterking van de multifunctionaliteit vooropgesteld.

Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen legt aan het grootstedelijk gebied Antwerpen de taak op om ruimte voor ongeveer 40.000 bijkomende woningen te voorzien. In de eerste plaats biedt het bestaand weefsel hiervoor nog mogelijkheden door bijvoorbeeld herbestemming, verdichting, hergebruik of opsplitsing. Ten tweede moeten hiervoor ook nieuwe locaties worden aangeduid. Dit gebeurt bij de afbakening van het grootstedelijk gebied. Omwille van de duidelijke behoeften en om te kunnen concurreren met het buitengebied (waar nog een aanzienlijke juridische voorraad aan bouwgronden bestaat) moeten ook op korte termijn grootschalige woningbouwprojecten worden gerealiseerd.

7.2 Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen

Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen werd in januari 2001 definitief vastgesteld.

In het structuurplan worden 4 grote hoofdruimten aangeduid binnen de provincie, waarvan de ‘Antwerpse fragmenten’ van toepassing is voor het RUP. Karakteristiek voor de hoofdruimte is de sterke verwevenheid van functies en activiteiten.
Aan deze hoofdruimte wordt een beleid gekoppeld van omgaan met fragmentatie: de verdergaande fragmentatie van de provincie Antwerpen wordt binnen de grenzen van de ‘Antwerpse fragmenten’ gehouden. De kwaliteit van de woonomgevingen moet worden verhoogd, met nieuwe nederzettings- en woontypologieën, nabijheid van voorzieningen, goede verplaatsingsmogelijkheden en groenstructuren.

7.3 Masterplan mobiliteit Antwerpen

Het Masterplan Mobiliteit Antwerpen werd door de Vlaamse Regering op 15 december 2000 goedgekeurd. Dit Masterplan omvat onder andere de ‘tramlijn Ekeren’, een tramverbinding tussen het centrum van de stad met Ekeren.

7.4 Biologische waarderingskaart

De biologische waarderingskaart geeft aan dat in de omgeving van het plangebied waardevolle tot zeer waardevolle gebieden voorkomen. Het betreft met name de Oude Landen en een gebied binnen de wijk Rozemaai. De Oude landen is tevens faunistisch een belangrijk gebied.

 

[image][image]Figuur 19 I Biologische waarderingskaart

7.5 Archeologische adviesplicht

Het betrokken gebied is gesitueerd in een zone die op de lokale archeologische advieskaart wordt aangeduid als archeologisch onderzoeksgebied, waarin archeologische sites bekend zijn.

De zones bevinden zich binnen een gebied met langdurige en continue bewoning, zodat vanaf de middeleeuwen archeologische sporen kunnen verwacht worden. In de omgeving van het Groot Hagelkruis werden in het verleden sporen uit de ijzertijd gedocumenteerd, zodat het gebied niet enkel archeologisch relevant is vanwege de ligging in een historisch nederzettingsgebied, maar er ook sporen uit een verder verleden te verwachten zijn.

7.6 Erfgoedwaarde

Binnen het plangebied bevinden zich twee gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris Bouwen door de eeuwen heen. Door besluit van de administrateur-generaal van 14 september 2009 is de inventaris bouwkundig erfgoed (Bouwen door de eeuwen heen) vastgesteld. Op 2 juli 2010 hechtte de Vlaamse regering haar definitieve goedkeuring aan dit besluit.

De vastgestelde relicten uit de inventaris bouwkundig erfgoed binnen het plangebied van het RUP zijn:

  • Steenstraat nrs. 37-39, een neoclassicistisch ensemble

  • Steenstraat 101, een dubbelhuis

 

 

8 BIJLAGE 4 I MER SCREENING

Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieueffecten zouden kunnen resulteren werd uitgevoerd. Adviesinstanties werden opgevraagd en aangeschreven. De dienst MER heeft, na ontvangst van het volledige dossier, op 6 januari 2010 beslist dat het RUP Steenstraat niet MER-plichtig is. De beslissing van de dienst MER wordt toegevoegd aan de toelichtingsnota.

In dit hoofdstuk is een samenvatting opgenomen van de verschillende relevante thema’s waarover binnen de screening uitspraken gevraagd worden.

Bodem en grondwater

 

Structuur ondergrond

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het plangebied van het RUP bevindt zich in een dichtbebouwde omgeving. Het bodemgebruik is hierdoor momenteel overwegend stedelijk en dus niet-natuurlijk.
      Het binnengebied dat met het RUP een bestemming voor wonen krijgt is de enige zone in het bouwblok waar tot op heden minder ingrepen de bodem hebben verstoord. Op de inrichting van de tuin na, met onder andere een openlucht zwembad, is de structuur van de ondergrond er de laatste decennia niet gewijzigd.

    • De bodemkaart voor de ondergrond van het plangebied is niet volledig beschikbaar, maar uit raadpleging van de gegevens die beschikbaar zijn op www.gisvlaanderen.be blijkt dat het zuidelijk deel grenzend aan het plangebied een sterk gleyige zware kleibodem is zonder profiel (textuur U, drainageklasse e). Deze ondergrond is niet geschikt voor infiltratie omwille van de textuur en ongunstige drainageklasse.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Ten gevolge van het RUP wordt het stedelijk weefsel verder uitgebreid. De belangrijkste ingrepen op de bodem door de uitvoering van het RUP zijn de uitgraving en het ruimtebeslag voor de nieuwbouw van de meergezinswoningen en het daaraan gekoppeld grondverzet en een wijziging van de bestemming van de uitgegraven grond.

    • Voor het bufferen van hemelwater wordt gerekend op een volledige buffering. Daarbij worden de bepalingen van de gewestelijke verordening als minimum gehanteerd om een bijkomend capaciteit op het terrein te creëren. In de aanleg van het openbare plein/park wordt een buffering voorzien die 1,5 à 2 maal zo groot dan strik nodig volgens de geldende verordening.

    • Het herprofileren van de bestaande gracht, zorgt voor de natuurlijke ontwatering van het terrein en de omliggende percelen. Het profiel van de gracht krijgt volgende afmetingen: vloerbreedte: 50cm, kruinbreedte: 170cm, diepte 60cm en een helling van 4/4.

  • Beoordeling score

    • Matig negatief (-1)

 

Toestand grondwatertafel

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het plangebied is gelegen in een stedelijk bouwblok waar in het verleden, door de bouw van woningen en meergezinswoningen, met bijhorende parkeerniveaus en kelders, de bodem werd verstoord.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Het plangebied van het RUP wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van verstoorde bodems. Impact van de bemaling (zetting) op de bodems in het studiegebied wordt bijgevolg niet onmiddellijk verwacht.

    • Voor de bouw van de ondergrondse parking wordt een deel van de grond uitgegraven.

  • Beoordeling score:

    • Niet significant (0)

Bodem- en grondwaterverontreiniging

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Er is geen bestaande bodemverontreiniging.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Het RUP laat geen bodemvervuilende activiteiten toe

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Oppervlaktewater

 

Structuur afwatering

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Op de zuidelijke grens van het binnengebied loopt een gracht die door het beperkte onderhoud dat eraan gebeurd haar natuurlijk vermogen om water op te vangen niet ten volle kan benutten.

    • De onmiddellijke omgeving van het plangebied is watergevoelig. Het plangebied wordt als overstromingsgevoelig beschouwd.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De afwateringsgracht wordt in haar natuurlijke functie hersteld. De afmetingen van de gracht worden in de stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd. (reeds vermeld onder 4.3.1.)

    • De resultaten van de uitgevoerde watertoets zijn bepalend voor de inrichting van het binnengebied.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Waterkwaliteit

  • Beschrijving referentiesituatie

    • In het binnengebied zijn geen momenteel activiteiten aanwezig die de waterkwaliteit beïnvloeden.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Vervuilende activiteiten zijn niet toegestaan.

    • Bij de vergunningverlening worden verplichtingen opgelegd die de waterkwaliteit ten goede komen (vb afvoer regenwater).

    • Hemelwaterputten worden volgens de geldende stedenbouwkundige verordening opgelegd.

  • Beoordeling score

  • Niet significant (0)

 

Afvoer en buffering van water

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het binnengebied doet momenteel dienst als tuin, voor de afvoer of buffering van water zijn geen specifieke maatregelen genomen.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De watertoets die werd verricht voor de gedeeltelijke herziening van het BPA 1/3a Hagelkruis en omgeving, leverde een set van aanbevelingen op die als basis gelden voor het RUP Steenstraat: In de voorschriften worden verplichte maatregelen opgenomen die bijkomende waterproblemen vermijden.

      • Herprofileren van de bestaande gracht;

      • Voorzien van hemelwaterputten conform de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening;

      • Buffervolume (45 m³) met beperkt doorvoerdebiet van 12l/s d.m.v. een wervelventiel. De noodoverlaat wordt voorzien d.m.v. een overstort. Op deze manier wordt de mogelijke schade van wateroverlast op het binnengebied zelf opgevangen door het water opnieuw voldoende ruimte te geven. Dit water wordt vertraagd afgevoerd naar de riolering d.m.v. een wervelventiel, zodat er geen schade kan ontstaan op andere plaatsen.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Geluid en trillingen

 

Algemene geluidskwaliteit

  • Beschrijving referentiesituatie

    • In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen activiteiten of functies die een opvallend hoog geluid opwekken. Gemotoriseerd verkeer vormt de grootste bron van geluid.

    • Verkeersbewegingen van en naar de deelgebieden brengen in beperkte mate geluid voort.

  • Beschrijving geplande situatie

    • In het plangebied wordt enkel een woonfunctie toegevoegd, hiervan is geen geluidshinder voor de omgeving te verwachten.

    • De geluidsimpact van het gegenereerde verkeer is vergelijkbaar met de huidige referentiesituatie.

  • Beoordeling score

Niet significant (0)

Verkeersgeluid

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De verkeersgeneratie van het plangebied is momenteel beperkt tot de bewegingen van bewoners en bezoekers van de woningen en lokale functies.

    • Het plangebied van het RUP is gelegen in het centrum van Ekeren nabij één van de invalswegen naar het centrum. Deze weg, die via de Noorderlaan het centrum van Antwerpen bereikbaar maakt, verwerkt dagelijks grote hoeveelheden verkeer. Dit verkeer vormt de voornaamste geluidsbron in de omgeving.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De impact van de geplande ontwikkelingen is dermate klein dat geen negatieve effecten op het verkeersgeluid te verwachten zijn. De toegelaten functies, zijnde wonen, veroorzaakt geen specifieke geluidsoverlast noch trillingen.

    • De geluidsimpact van het gegenereerde verkeer zal zeer beperkt zijn.

    • De toekomstige tramverbinding naar Ekeren kan een deel van het verkeer tussen Ekeren en het centrum van Antwerpen opvangen waardoor geluid veroorzaakt door gemotoriseerd verkeer verminderd.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

Geluid en trillingen in aanlegfase

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Door het gebrek aan activiteiten in het binnengebied is er geen sprake van opvallend geluid of trillingen.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Tijdens de ontwikkeling van het binnengebied kan de geluidsbelasting voor de omliggende woningen toenemen. De effecten van geluidsveroorzakende werkzaamheden, zoals graafmachines, werfverkeer, … zullen merkbaar zijn voor omwonenden. Deze belasting is echter tijdelijk en acceptabel op voorwaarde dat geen uitspattingen gebeuren.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Lucht

 

Algemene luchtkwaliteit / verkeersemmissies lucht

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De twee deelgebieden zijn gelegen in het centrum van Ekeren en liggen bijgevolg in een omgeving die verkeer aantrekt. Voor deelgebied A is er sprake van nieuw verkeer gelet op het feit dat het binnengebied nu louter als tuin dienst doet en derhalve geen verkeer aantrekt. Voor wat betreft deelgebied B genereert deze locatie door de huidige activiteiten, waaronder een taxibedrijf, wel verkeersbewegingen. De ontwikkelingsmogelijkheden van beide gebieden zullen in functie van de draagkracht van de omgeving worden afgebakend.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Bij de verdere ontwikkeling als stedelijke woonblokken is er enkel een zeer beperkte emissie van polluenten door het gegenereerde verkeer in het centrum van Ekeren te verwachten.

    • Voor het ontwerp van de woonontwikkelingen wordt in de toelichtingsnota opgenomen dat duurzaamheid een uitgangspunt is. Zuinig energiegebruik is één van de manieren om dit te realiseren, een beperkt brandstofgebruik voor de verwarming van de gebouwen heeft immers een positief effect op de plaatselijke luchtkwaliteit.

    • Beide deelgebieden zijn door de geplande tramverbinding naar Ekeren in de toekomst vlotter bereikbaar met het openbaar vervoer. Door het beperken van het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers wordt getracht het gebruik van de tramverbinding te stimuleren om zo de extra uitstoot aan luchtvervuilende stoffen in te dijken.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Geur- en stofhinder

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het plangebied bevat geen geuroverlast of stofhinder veroorzakende functies.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Binnen het bouwblok is geen lichtpollutie te verwachten. De toegestane ontwikkelingen zijn kleinschalig en gekoppeld aan een woonfunctie waardoor geen overlast wordt veroorzaakt.

    • Het RUP sluit de ontwikkeling van activiteiten die geuroverlast of stofhinder veroorzaken uit. Milieuvergunningsplichtige activiteiten worden in het plangebied uitgesloten.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

 

Structurele en perceptieve kenmerken landschap

  • Beschrijving referentiesituatie

    • In de onmiddellijke omgeving van het plangebied bevindt ligt het beschermd landschap van de Oude Landen. Dit natuurreservaat behoort tevens tot een relictzone.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De geplande ontwikkeling van de deelgebieden doet geen afbreuk aan de landschappelijke waarde van de Oude Landen.

    • De visuele impact van de ontwikkelingen blijft voornamelijk beperkt tot de omliggende woningen en aangrenzende straten van het plangebied. Door de bouwvolumes af te stemmen op deze van de onmiddellijke omgeving wordt de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschreden.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

Erfgoedwaarde

  • Beschrijving referentiesituatie

    • In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten. Lijn- of puntrelicten komen evenmin voor in de nabijheid van het plangebied. De inventaris ‘Bouwen door de eeuwen heen’ vermeldt geen bouwkundig erfgoed in het plangebied.2

  • Beschrijving geplande situatie

    • De invulling van het binnengebied langs de Steenstraat heeft geen invloed op erfgoedwaardes in de buurt.

    • Ten opzichte van het bestaande gebouw op het terrein langs de Steenstraat worden voorschriften opgenomen die een harmonische samenhang met de nieuwbouw garanderen.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Archeologie

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De betrokken deelgebieden zijn respectievelijk gesitueerd in een zone die op de lokale archeologische advieskaart wordt aangeduid als zone voor adviesplicht (deelgebied A) en als zone voor zone voor adviesplicht in gevallen in gevallen groter dan 2000 m² (deelgebied B).

  • Beschrijving geplande situatie

    • In de voorschriften van het RUP Steenstraat wordt een regulering rond archeologisch patrimonium opgenomen conform de archeologische advieskaart.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Fauna en flora

 

Ecologische kwaliteit

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De biologische waarderingskaart geeft voor het plangebied geen waardevolle elementen aan. Habitatrichtlijngebieden komen in het district Ekeren niet voor.

    • De Oude Landen blijkt biologisch van grote waarde: nagenoeg heel dit gebied is waardevol tot zeer waardevol.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Er zijn geen effecten van de geplande ontwikkeling op de natuurwaarden van de Oude Landen.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Verstoring avifauna

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De biologische waarderingskaart geeft de Oude Landen weer als faunistisch voornaam gebied.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De geplande ontwikkeling is dermate kleinschalig dat geen invloed kan verwacht worden nabij gelegen gebieden die faunistisch van belang zijn.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Mens – ruimtelijke en sociale aspecten

 

Gebruikswaarde

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het binnengebied heeft momenteel nauwelijks een gebruikswaarde; Enkel het deel grenzend aan de Steenstraat wordt vrij intens gebruikt als parking. Het overgrote deel van het binnengebied is dermate verwaarloosd en verwilderd dat het niet meer wordt gebruikt.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Door een ontwikkeling toe te laten op het binnengebied verhoogt de gebruikswaarde ervan aanzienlijk zowel voor de nieuwe bewoners als voor omwonenden die gebruik kunnen maken van het nieuw aan te leggen park/plein.

  • Beoordeling score

    • Sterk positief (+3)

Beeld- en belevingswaarde

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het verwaarloosde binnengebied verzorgt momenteel een rol als ‘zichtgroen’ voor omwonenden. Dit geldt voornamelijk voor de bewoners van de meergezinswoningen ten zuiden van het gebied.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Door de ontwikkeling van het binnengebied zal een deel van het groene karakter van het terrein verdwijnen. Kwalitatief is de nieuwe inrichting duidelijk beter: het verwilderde zichtgroen wordt vervangen door duurzaam groen binnen een park/plein-omgeving. Zowel de beeld- als de belevingswaarde verhogen hierdoor.

    • De bebouwing in het binnengebied wordt zo ingeplant en opgebouwd dat de privacy van bewoners wordt gegarandeerd.

  • Beoordeling score

    • Sterk positief (+3)

 

Leefbaarheid en woonkwaliteit

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het plangebied behoort tot een stedelijk bouwblok met een relatief groen karakter. De eengezinswoningen beschikken over ruime tuinen. Ook het binnengebied heeft een groen karakter door de vroegere functie als tuin.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Het RUP Steenstraat voorziet in een bijkomende verdichting van een bestaand bouwblok in het centrum van Ekeren. Deze verdichting gebeurt conform de filosofie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). In het RSV wordt de metafoor “Vlaanderen: open en stedelijk” voorgesteld om een trendbreuk te realiseren in het ruimtelijk ordeningsbeleid in Vlaanderen. Open en stedelijk duidt op het gewenst onderscheid tussen enerzijds de steden en stedelijke gebieden en anderzijds de buitengebieden.
      Hoewel voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen nog geen definitieve beslissing is genomen is het zeer waarschijnlijk dat het centrum van Ekeren tot het stedelijk gebied zal behoren. Dit heeft onder meer gevolgen voor de woningprogrammatie gekoppeld aan de stedelijke gebieden.
      In Ekeren betekent deze aanpak concreet dat de woningprogrammatie is gekoppeld aan de afbakening van het stedelijk gebied waardoor in de overige delen van Ekeren meer nadruk wordt gelegd op het behoud van de landschappelijke waarde van het groene en open karakter van de open ruimten en een beperkt woningprogramma in mogelijk aan te snijden gebieden.

    • Het parkeren voor de bewoners van de meergezinswoningen wordt ondergronds voorzien. Daardoor kan de ruimte bovengronds optimaal worden benut voor het inrichten van een kwaliteitsvolle openbare ruimte die een meerwaarde biedt voor de buurt.

  • Beoordeling score

    • Sterk positief (3)

 

Mens – verkeer

 

Verkeersstructuur / bereikbaarheid

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Beide deelgebieden worden ontsloten via openbare wegen en zijn vlot bereikbaar met de wagen en met het openbaar vervoer.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De ontwikkeling van de deelgebieden verandert niets aan de bereikbaarheid van de omgeving of aan de verkeersafwikkeling langs de Steenstraat, de Beenhouwerstraat of Klein Hagelkruis. De vraag naar parkeermogelijkheden die beide ontwikkelingen zullen genereren wordt binnen het plangebied van het RUP opgenomen.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Intensiteit en doorstroming autoverkeer

  • Beschrijving referentiesituatie

    • De kantoorfuncties in het bestaande gebouw genereren in beperkte mate verkeer.

    • De firma Star Taxi en Limo werkt vanuit een van de kantoren in het bestaande gebouw. Hun wagenpark staat op het binnengebied. Dit bedrijf genereert de meeste verkeersbewegingen in het binnengebied.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Het bijkomend verkeer dat door de ontwikkeling van meergezinswoningen ontstaat wordt volledig opgevangen op het terrein zelf om overlast in omliggende straten te vermijden.

    • De verkeersbelasting na de ontwikkeling tot woongebied is vergelijkbaar of kleiner met de huidige situatie. Het taxibedrijf verdwijnt waardoor aan –en afrijdende taxi’s geen druk meer leggen op de omgeving. Het woonverkeer dat ontstaat bij ontwikkeling van het binnengebied is beperkt voor een 50-tal wooneenheden.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Veiligheid en comfort van zwakke weggebruikers

  • Beschrijving referentiesituatie

    • In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is het openbaar domein uitgerust met ruime voetpaden en een fietspad van en naar het centrum van Ekeren.

  • Beschrijving geplande situatie

    • De ontwikkeling van het plangebied heeft geen invloed op de veiligheid of het comfort van zwakke weggebruikers op het openbaar domein. Verkeersgenerende activiteiten worden toegestaan, noch wordt een ontwikkeling toegestaan waarvoor zwaar vervoer of veelvuldig transport nodig is.

  • Beoordeling score

    • Niet significant (0)

 

Aanbod en doorstroming openbaar vervoer

  • Beschrijving referentiesituatie

    • Het plangebied is momenteel goed bereikbaar met openbaar vervoer. Enkele streekbuslijnen die de omliggende gemeenten met het centrum van Antwerpen verbinden hebben een halteplaats in de onmiddellijke omgeving van het binnengebied. Eén halteplaats bevindt zich langs de voorzijde van het binnengebied langs de Steenstraat.

  • Beschrijving geplande situatie

    • Door de geplande tramverbinding met Ekeren zal het plangebied in de toekomst vlotter bereikbaar worden met het openbaar vervoer. De inplanting van het verdichtingsproject komt zo tegemoet aan de doelstellingen die door meerdere beleidsniveaus worden nagestreefd om stedelijke ontwikkeling te voorzien in de directe nabijheid van openbaar vervoer. De aanwezigheid van de tramverbinding zal een meerwaarde zijn voor de ontwikkeling van het binnengebied. Door een beperking van het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers wordt getracht het gebruik van de tramverbinding te stimuleren.

  • Beoordeling score

    • Sterk positief (+3)

 

 

Argumentatie waarom geen plan-MER opgemaakt dient te worden

Gelet op de zeer beperkte impact van het RUP op de omgeving, de afwezigheid van risico’s voor menselijke gezondheid en veiligheid en op de relevante milieuproblemen zoals beschreven in hoofdstuk 4, en aangezien geen grensoverschrijdende effecten verwacht kunnen worden, zijn we van mening dat geen plan-MER dient opgemaakt te worden.

 

 

9 BIJLAGE 5 I OP TE HEFFEN ARTIKELS / VOORSCHRIFTEN BPA 1/3A EN OMGEVING

 

Artikel 1 - Zone A voor woningen

 

Algemeen ordeningsvoorschrift

Het gebied begrensd door het BPA maakt deel uit van de dorpskern en heeft in hoofdzaak een woonfunctie. Het omvat tevens een gedeelte van het herwaarderingsgebied “Hagelkruis”.

 

Binnen het gebied wordt de bestaande woonvorm, met in hoofdzaak eengezinswoningen met een eigen tuin, en een dienstverlening op buurtniveau als de meest wenselijke woonomgeving aangezien.

 

Met het oog op het behoud en de herwaardering van het eigen karakter van dit deel van de dorpskern, waarvan de kleinschaligheid, de private tuinen en de schuine bedakingen karakteristieke elementen zijn, dienen alle handelingen en werken die binnen dit gebied worden uitgevoerd, gericht te zijn op een behoud, herstel of versterking van dit eigen karakter.

 

Hoofdstuk I - Bestemmingsvoorschriften

 

1- Bestemming

a) Hoofdbestemming

Wonen:

  • eengezinshuizen,

  • woonhuizen voor verblijf en verzorging van, alsmede voor dienstverlening aan bejaarden, mindervaliden en kinderen.

 

b) Nevenbestemming

Nevenbestemmingen die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken.

Zijn toegelaten, enkel op de benedenverdieping:

  • kleinhandelsinrichtingen,

  • ambachtelijke bedrijven,

  • diensten,

  • kantoren,

  • gemeenschapsvoorzieningen;

  • horecabedrijven,

  • autobergplaatsen, geïntegreerd in de woning en doorritten voor wagens naar de tuin, zijn slechts toegelaten bij percelen of panden van minimum 9 m breedte.

 

 

2- Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

  1. Bestaande inrichtingen, gelegen binnen de grenzen van deze zone, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen abnormale hinder veroorzaken, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden op eigen terrein, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning.

 

Bij stopzetting van de activiteiten en/of afbraak der bestaande constructie dient de nieuwe bestemming in overeenstemming te zijn met de toegelaten bestemmingen.

 

  1. De voorschriften bij nieuwe verkavelingen kunnen bovenstaande bestemmingen nader specificeren of beperken.

 

 

Hoofdstuk II - Bebouwingsvoorschriften

 

Deel 1- Hoofdgebouwen

1. Algemeen ordeningsvoorschrift

Woningen, in hoofdzaak eengezinswoningen met traditionele basisvormen (rechthoekig grondvlak - schuine bedaking) en uitgevoerd in sobere, traditionele materialen (baksteen, pannen, leien) met een gevarieerde gevelbreedte en bouwhoogte, en op bepaalde plaatsen een verspringende voorgevelbouwlijn.

 

Door de schuine dakvorm, evenals door de vrijstaande en verspringende puntgevels wordt het dakenspel en de bestaande kleinschaligheid verder beklemtoond.

 

De hoofdzakelijke daglokalen zijn op de benedenverdieping te situeren, zodat de eigen tuin er a.h.w. de verlenging van is.

 

2. Bebouwingswijze

  1. Bij vernieuwbouw of wederopbouw

Aaneengesloten, gegroepeerd, gekoppeld of vrijstaand, zoals de bestaande toestand.

 

  1. Bij nieuwbouw in verkavelingen of op voorheen nog niet bebouwde percelen

  • Aaneengesloten of gegroepeerd, aansluitend aan de blinde scheidsmuur van de reeds bestaande bebouwing.

  • Gekoppeld of vrijstaand, voor zover het reeds gevormde perceel gelegen is tussen bestaande of op te richten kopwoningen van huizenrijen. In voorkomend geval zullen de kopwoningen en vrijstaande woningen voorzien zijn van bouwvrije zijtuinstroken met een minimumbreedte van 3 m.

 

3. Plaatsing van de gebouwen

  1. Voorgevel en naar de straat gerichte zijgevel

Op de voorgevelbouwlijn/rooilijn, tenzij voor een goede ruimtelijke ordening, of bij aansluiting aan de bestaande bebouwing met voortuinstrook, het noodzakelijk of wenselijk is een voortuin of achteruitbouwstrook in acht te nemen, met een diepte die gelijk is aan deze van de bestaande toestand. Bij vrijstaande of gekoppelde bebouwing zal de voortuin een diepte hebben van minimum 6 m en maximum 10 m.

 

  1. De achtergevel van hoofdgebouw op de bovenverdieping

Wordt bepaald door de determinerende achtergevels van de bestaande, naastliggende bebouwing, waarbij de bovenverdieping een maximum afwijking in méér van 2 m kan worden toegestaan, voor zover het maximum profiel niet wordt overschreden.

 

De afstand van de vrijstaande achtergevel van de bovenverdieping en/of van de benedenverdieping tot de achtergrens van het perceel, moet in elk geval minstens 5 m bedragen, zonder dat hij evenwel kleiner mag zijn dan de hoogte van de vrijstaande achtergevel.

 

4. Afmetingen van de gebouwen

  1. Maximum profiel

 

 [image]

 

  1. Bouwdiepte

De diepte van de benedenverdieping der hoofdgebouwen moet in harmonie zijn met de aanpalende gebouwen. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande bouwdiepten die niet in overeenstemming of storend zijn met de omgeving.

 

De bouwdiepten worden als volgt bepaald :

 

1) Bij verkaveling of nieuwbouw op reeds gevormde percelen

  • Benedenverdieping:

    • bij percelen met een diepte van 30 m en minder : maximum bouwdiepte: 13 m.

    • bij percelen met een diepte van meer dan 30 m : maximum bouwdiepte: 17 m

  • Bovenverdieping : binnen het maximum profiel.

 

2) Bij aanbouw aan bestaande bebouwing

Bij aanbouw aan de bestaande gebouwen met een bouwdiepte van meer dan 13 m of 17 m naargelang het geval kan, om de toetreding van lucht en licht te bevorderen, de bebouwing van de benedenverdieping inzake oriëntering op de meest gunstige wijze worden uitgeput, zonder evenwel de maximum toegelaten bouwoppervlakte te overschrijden.

 

3) Bij omvorming van niet-woongebouw tot woning

  • De afmetingen en het volume van het betrokken gebouw dienen, naar hun oorspronkelijke staat, behouden te blijven.

  • Parasitaire constructies dienen afgebroken te worden.

  • Een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte van het oorspronkelijke gebouw met 20 % kan worden toegestaan, met dien verstande dat het volume met niet meer dan 10 % wordt vergroot.

 

c) Bouwhoogte

Zie maximum profiel.

 

d) Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Aan de bouwdiepten en bouwhoogten hiervoor vermeld kan afwijking worden verleend met betrekking tot het aanpassen van nieuwbouw aan de bestaande gebouwen der naastliggende panden.

 

Deze afwijking kan verleend worden voor zover:

  1. ze niet leidt tot een vermeerdering van het aantal bouwlagen en/of van de vloeroppervlakte.

  2. er bij percelen van 9 m breedte en méér, een overgangsprofiel wordt gerealiseerd van de hoogte van het bestaande gebouw, naar een hoogte voorzien in het maximum profiel.

 

 

 

5. Welstand van de gebouwen

 

A) Bedaking

 

1) Dakvorm

 

 

  1. Bij aaneengesloten bebouwing

1) Alle hoofdgebouwen aan de straatzijde zijn overheersend voorzien van zadeldaken met een helling van 45°, met de nok evenwijdig aan de voorgevel.

 

2) Zijn eveneens toegelaten:

    • mansardedaken,

    • puntgevels waarvan de aanzet gelegen is op minimum 0,75 m afstand van het midden der scheidmuren. De nok van de puntgevel staat loodrecht op de voorgevel.

 

 

  1. Bij vrijstaande gebouwen, kop- en hoekgebouwen

Schuine bedaking, met dien verstande dat alle vrijstaande gevels mogen afgewerkt worden met dezelfde dakvorm als aan de voorgevel.

 

  1. Delen van de benedenverdieping die niet gelegen zijn onder de schuine bedaking

worden afgedekt met:

ofwel plat dak,

ofwel, enkel toegelaten bij aansluiting aan bestaande gebouwen, lessenaarsdak.

 

 

2) Dakkapellen, dakvensters en dakramen

 

a) Dakkapellen en dakvensters

1) Plaats van oprichting

Op 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00 m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

 

2) Afmetingen

    • maximum breedte: 2/3 van de gevelbreedte, met een maximumbreedte van 1,50 m per dakkapel of dakvenster.

    • maximum hoogte : tot bovenkant kroonlijst of aanzet van de puntgevel of trapgevel : de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw.

De dakkapellen zijn voorzien van een schuin dak met dezelfde helling als deze van het gepenetreerde zadel- of schilddak.

 

b) Dakramen

In alle dakvlakken zijn in het dakvlak liggende dakramen toegelaten, op een afstand van minimum 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00 m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

 

 

3) Dakterrassen

Dakterrassen, zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, zijn toegelaten indien zij geïntegreerd zijn binnen het volume van de dakvorm, zodanig dat de borstwering wordt gevormd door de voortzetting van de schuine dakvorm. Zij mogen worden geconstrueerd op minimum 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00 m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

 

4) Bedekking der schuine daken

De dakbedekkingen moeten inzake kleur in harmonie zijn met deze der bebouwde omgeving

en inzonderheid met deze der naastliggende gebouwen.

Zij zal bestaan uit:

  • ofwel, niet-verglaasde pannen of daktegels met een rode tot bruinrode of een donkergrijze tot zwarte kleur,

  • ofwel, rechthoekige leien met een donkergrijze tot zwarte kleur, in horizontale rijen geplaatst.

 

 

5) Schoorstenen

Bij schuine daken der hoofdgebouwen worden de schouwen te paard op de noklijn geplaatst. Zij worden uitgevoerd in dezelfde gevelsteen als de voorgevel.

 

 

6) Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies toegelaten worden met het oog op het winnen van energie.

 

 

 

 

Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de dakbedekkingsmaterialen en wat betreft de dakhelling, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent.

 

 

 

B) Gevels en muren

 

 

1) Gevelgeleding en gevelopbouw

Voor alle gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, geldt het volgende :

  • in de gevelopbouw dient de verticale lijnvoering over de volle hoogte te overheersen.

  • voor het geval dat meerdere aaneengesloten huizen het voorwerp uitmaken van één ontwerp, dient in de gevelindeling voldoende verscheidenheid aanwezig te zijn om de onderscheiden woningen blijvend te kunnen herkennen.

 

 

2) Balkons, loggia's en vaste uitsprongen

  • De diepte van de uitsprongen moet begrepen zijn tussen twee loodrechte vlakken die van de erfscheiding uitgaande, elk een hoek van 45° vormen met het normale gevelvlak.

  • De breedte der uitsprongen bedraagt maximum 2,00 m.

  • De diepte bedraagt maximum 1,00 m, behalve voor uitsprongen boven de openbare weg.

  • Naast elkaar geplaatst zullen zij verticaal gescheiden zijn tot op het normale gevelvlak. De breedte van deze tussenruimte bedraagt ten minste tweemaal de diepte der uitsprongen.

 

 

3) Gevelmaterialen

a) Gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en de voor het publiek toegankelijke plaatsen

  • Het dominerende gevelmateriaal wordt gevormd door sobere machine- of handvormgevelsteen met klassieke afmetingen en waarvan de kleur in harmonie is met de kleursfeer van het straatbeeld.

 

  • Witte en/of verglaasde gevelsteen is verboden.

  • Parementen in natuursteen moeten uitgevoerd worden in rechthoekig verband. Kunststeen is slechts toegelaten indien deze een witte of een blauwe hardsteenkleur heeft.

  • Constructies en parementen in hout moeten gevernist, geïmpregneerd of geschilderd worden, zodat zij hun natuurkleur behouden of een witte of donkere kleur vertonen.

  • Aluminiumconstructies : enkel bronskleur of donkerkleurige behandeling of schildering is toegelaten.

  • Zichtbaar blijvende betonconstructies en/of metaalconstructies dienen behandeld of geschilderd te worden in een kleur die harmonieert met de omgeving. Betonconstructies mogen echter hun natuurkleur behouden.

  • Geprefabriceerde bouwelementen en bouwelementen in kunststof zijn toegelaten, voor zover zij duurzaam zijn en wat vorm en kleur betreft in harmonie zijn met de bebouwde omgeving.

  • Bepleistering en/of schildering der gevels is verboden, behoudens voor vrijstaande gebouwen.

 

b) Overige gevels

  • Baksteen, gevelsteen, of duurzame geprefabriceerde bouwelementen of bouwelementen in kunststof voor zover deze elementen een verantwoorde integratie in de bebouwde omgeving waarborgen inzake kwaliteit, vorm en kleur.

  • Zichtbaar verwerkte snelbouwsteen is verboden.

 

4) Afwerking van vrijstaande en/of zichtbaar blijvende scheidsmuren

Vrijstaande en/of zichtbare scheidsmuren of delen ervan, dienen afgewerkt te worden zoals de voorgevel.

 

Deze afwerking geschiedt door die bouwheer die door zijn handelingen en werken oorzaak is dat scheidsmuren of delen ervan blijvend zichtbaar worden.

 

5) Afsluitingen aan de openbare weg (andere dan voortuinafsluitingen)

 

a) Onbebouwde percelen of gedeelten van percelen, zoals binnenplaatsen en tuinen, palend aan de openbare weg, worden op de rooilijn of op de bouwlijn afgesloten met :

  • Muren in baksteenmetselwerk met een hoogte van minimum 1,20 m en maximum 2,00 m, afgedekt met muurkappen, dekstenen of ezelsrug.

  • Het materiaalgebruik dient in overeenstemming te zijn met de materialen van de voorgevel.

  • Metalen hekken met een hoogte van minimum 1,20 m en maximum 2,00 m, voor zover zij tegen roestvorming behandeld zijn en naar functie, vorm en kleur in harmonie zijn met de omgeving.

  • Houten afsluitingen gevormd door palissaden e.d. met een hoogte van minimum 1,20 m en maximum 2,00 m, voor zover het hout verduurzaamd is in vacuüm en onder druk.

  • Levende hagen met een maximum hoogte van 2,00 m, versterkt met palen en draad.

  • Hagen gevormd door coniferen zijn niet toegelaten.

  • Betonpalen en draadwerk, eventueel voorzien van één betonplaat tot op maximum 0, 30 m boven het grondpeil.

  • Muren bestaande uit betonpalen en meerdere betonplaten boven elkaar zijn verboden.

 

b) Voorgaande afsluitingen zijn eveneens van toepassing op :

  • Braakliggende gronden die na de inwerkingtreding van deze voorschriften reeds 2 jaar of meer onbebouwd zijn gebleven en waarvoor geen verkavelingsvergunning werd afgeleverd.

  • Gronden die na afbraak van gebouwen vrijkomen en niet onmiddellijk terug bebouwd worden.

 

 

6. Reclame

Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord” zijn verboden.

 

 

7. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, de vorm en kleur van de gevelmaterialen, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent.

 

 

 

Deel 2 - Binnenplaatsen en tuinen

 

1. Algemeen ordeningsvoorschrift

Bij elke woning moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke open ruimte, moes- of siertuin, die als dusdanig dient in stand gehouden.

Zowel in de voor- als achtertuinen dient een beplanting uitgevoerd met streekeigen bloeiende heesters, hoogstammige bomen en klimplanten, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk onderdeel vormen van de woonomgeving.

 

 

2. Voortuinen

a) Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als tuin te worden aangelegd en voortdurend in stand gehouden.

Alleen het gedeelte van de grond dat als toegang tot de gebouwen wordt aangewend mag worden verhard ten belope van maximum 30 % van de oppervlakte.

 

Bij gebouwen met een toegelaten nevenbestemming op de benedenverdieping mag de verharding maximum 80 % der oppervlakte bedragen.

 

b) Afsluiting

In de voortuinstrook en in de bouwvrije zijtuinstroken, tussen de erven onderling en tussen een erf en de openbare weg:

  • muurtje in gevelsteen in overeenstemming met deze van de voorgevel, waarvan de hoogte, behoudens de posten naast de ingangen, 0,40 m niet overschrijdt.

  • levende hagen, versterkt met palen en draad, met een hoogte van maximum 1,00 m.

 

c) Bebouwing

Behoudens de toegelaten uitsprongen in het voorgevelvlak en de afsluitingen: alle constructies verboden.

 

 

3. Binnenplaatsen en tuinen

a) Bestemming

Het niet bebouwde of verharde deel van het perceel achter de strook voor hoofdgebouwen dient als open ruimte, moes- of siertuin te worden aangelegd en als dusdanig in stand gehouden.

 

In de tuinen, behoudens in de bouwvrije zijtuinstroken, zijn volgende bijgebouwen en constructies toegelaten.

  • bergplaatsen en hokken.

  • gebouwen voor de toegelaten nevenbestemmingen op de benedenverdieping van de hoofdgebouwen.

  • specifieke tuinconstructies (prieeltje, pergola, siervijver e.d.)

  • verhardingen bestemd als parkeerplaats in functie van de bestemming van het hoofdgebouw. Deze verharding mag noch als openlucht werkplaats, noch als openlucht stapelplaats voor materialen en/of schroot.

 

 

b) Bijgebouwen en constructies

  1. De samengevoegde oppervlakte van bijgebouwen en/of verhardingen mag niet meer bedragen dan 15 % van de perceelsoppervlakte. In deze oppervlakte zijn de verhardingen die toegang geven tot deze 15 % niet begrepen.

Deze toegangen hebben een breedte van minimum 3,00 m.

Inpandige doorritten naar de tuin zijn, bij aaneengesloten bebouwing, slechts toegelaten bij percelen met een breedte van minimum 9,00 m.

Deze beperkingen gelden niet bij hoekgebouwen.

  1. Bebouwing en/of verharding is slechts toegelaten met dien verstande dat een minimum van 60 m² onverharde tuin wordt bewaard.

  2. Bij bestaande panden met een tuinoppervlakte van minder dan 60 m², zijn geen bijgebouwen, noch verhardingen als parking, toegelaten.

  3. Specifieke tuinconstructies en tuinverhardingen in functie van het hoofdgebouw, mogen steeds worden opgericht in de onverharde tuinstrook.

 

c) Plaatsing van de bijgebouwen

1) op niet-hoekpercelen

a) gevel gericht naar het hoofdgebouw : op minimum 23,00 m of 27,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, naargelang de perceeldiepte van minder of meer dan 30,00 m.

b) overige gevels :

hetzij op de perceelgrens,

hetzij op minimum 2,00 m afstand ervan.

 

 

2) op hoekpercelen

a) gevel gericht naar de perceelgrens waarop de scheidsmuur wordt gebouwd : op minimum 3,00 m afstand van deze perceelgrens tot op een diepte van 23,00 m of 27,00 m gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn van het hoofdgebouw, naargelang de perceeldiepte van minder of meer dan 30,00 m.

b) gevel aan de straatzijde : op de voorgevelbouwlijn, bepaald voor deze straat.

c) overige gevels:

hetzij op de perceelgrens,

hetzij op minimum 2,00 m afstand ervan.

 

d) Afmetingen van de gebouwen

Bouwhoogte

 

1) op niet-hoekpercelen, gemeten vanaf het grondpeil

a) tot de bovenkant van de kroonlijst of deksteen: maximum 2,50 m.

b) tot de bovenkant van de nok van een schuin dak: maximum 4,00 m, met dien verstande dat de hoogte van het gebouw steeds moet begrepen zijn binnen het profiel gevormd door een hoek van 45° met de horizontale, vertrekkend op een hoogte van 2,50 m boven de erfscheidingen en boven de plaats waar de gevel van het bijgebouw, gericht naar het hoofdgebouw, wordt opgericht.

 

 

2) op hoekpercelen, gemeten vanaf het trottoirpeil

 

a) de gevel aan de straatzijde: gemeten tot de bovenkant van de kroonlijst of deksteen: minimum 3,00 m en maximum 4,00 m.

b) de overige gevels: zoals voor de niet-hoekpercelen.

 

 

e) Welstand van de gebouwen

 

1) Dakvorm : vrij

 

2) Materialen :

 

a) voor de gevels :

  • zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of de voor het publiek toegankelijke plaatsen : zelfde voorwaarden als deze die gelden voor de voorgevel van de hoofdgebouwen.

  • overige gevels : zelfde voorwaarden als deze die gelden voor de overige gevels van de hoofdgebouwen.

 

b) voor de bedekking der schuine daken:

  • zelfde voorwaarden als deze die gelden voor de schuine daken van de hoofdgebouwen.

  • Daarenboven zijn toegelaten, bij gebouwen voor ambachtelijke bedrijven en voor zover ze niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, het openbaar domein of de voor het publiek toegankelijke plaatsen :

    • geprofileerde dakplaten

    • voor flauwhellende daken: dakvilt.

 

 

f) Erfscheidingen

  • Afsluitingsmuren in baksteenmetselwerk met een maximumhoogte van 2,00 m, afgedekt met muurkappen, dekstenen of ezelsrug.

  • Levende hagen met een maximumhoogte van 2,00 m, versterkt met palen en draad.

  • Hagen gevormd door coniferen zijn niet toegelaten.

  • Houten afsluitingen onder de vorm van vlechtwerk of palissaden e.d., met een hoogte van minimum 1,20 m en maximum 2,00 m, op voorwaarde dat het hout verduurzaamd is in vacuüm en onder druk.

  • Betonpalen en draadwerk, eventueel voorzien van één betonplaat tot op maximum 0, 30 m boven het grondpeil.

  • Muren bestaande uit betonplaten en meerdere betonplaten boven elkaar zijn verboden.

 

 

4. Reclame

Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord" zijn verboden.

 

 

5. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Aan de voorgaande voorschriften kan afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de bijgebouwen, constructies, verhardingen en de aard van de beplantingen, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat eventuele afwijkingen een wezenlijke verbetering van de woonomgeving betekenen.

 

 

 

Hoofdstuk III - Verkavelingvoorschriften

 

1- Algemeen ordeningsvoorschrift

 

De verkaveling dient derwijze te worden uitgewerkt dat, voor elk perceel, de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping kunnen gesitueerd worden.

 

2- Afmetingen van de kavels

a) Minimumbreedte van de kavels, gemeten op de voorgevelbouwlijn :

voor aaneengesloten bebouwing: 7,00 m.

voor kopgebouwen: 10,00 m.

voor hoekgebouwen: 8,00 m, eventueel vermeerderd met de diepte van de bouwvrije strook aan de zijgevel.

De kavelbreedten moeten zodanig zijn dat zij de bebouwing, overeenkomstig de onderhavige voorschriften, van de in de omgeving liggende percelen of de afwerking met een kopgebouw van een huizenblok niet in het gedrang brengen.

 

b) Minimum perceelsoppervlakte : 230 m², in voorkomend geval te vermeerderen met de oppervlakte van de voortuin.

 

c) Vorm van de kavels

Indien het voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is, kan opgelegd worden dat de zijgrenzen van de percelen haaks op de rooilijn worden ontworpen, over een diepte die ten minste gelijk is aan de maximumdiepte van de hoofdgebouwen zoals bepaald in het maximum profiel, eventueel vermeerderd met de diepte van de voortuinstrook.

 

3- Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Op grond van de bestaande toestand en/of de kadastrale perceelvorming, kan aan de voorgaande voorschriften afwijking worden verleend voor wat betreft de afmetingen en de vorm van de kavels, met het oog op de afwerking van de bebouwde omgeving.

 

 

 

Artikel 3 - Zone voor gemeenschapsvoorzieningen-rusthuis

 

Algemeen ordeningsvoorschrift

Binnen het gebied begrensd door dit BPA bevinden zich bebouwde panden die voor de wijk “Hagelkruis” een historische, architecturale of dorpseigen waarde bezitten.

Samen met de hen omringende groene ruimten, vormen zij uit hoofde van hun vroegere functie, hun inplanting, vormgeving en specifieke kleur, een bepalend elementen in de bebouwde omgeving.

Alle handelingen en werken aan deze gebouwen en hun waardevolle aanhorigheden dienen gericht te zijn op het behoud van dit eigen karakter.

Indien echter, om bouwfysische redenen, het behoud niet langer mogelijk of wenselijk is, mag het gebouw door nieuwbouw vervangen worden.

De nieuwbouw dient dan opgericht op dezelfde plaats als het vroegere gebouw, en dient wat vorm en afmetingen betreft, het oorspronkelijke gebouw te benaderen, teneinde het straatbeeld niet te verstoren.

Bestemmingen die gelijk welke hinder kunnen betekenen voor de omwonenden, zijn niet toegelaten.

 

Hoofdstuk I - Bestemmingsvoorschriften

 

1. Bestemming

a) Hoofdbestemming

  • Gemeenschapsvoorzieningen die omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken. In deze zone zijn expliciet toegelaten:

    • rusthuis;

    • dienstencentrum;

    • serviceflats

 

  • Wonen: ééngezinswoningen en meergezinswoningen

 

b) Nevenbestemmingen

Nevenbestemmingen die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken.

Zijn toegelaten, enkel op de benedenverdieping:

  • kleinhandelsinrichtingen,

  • diensten,

  • kantoren,

  • horecabedrijven.

 

2. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Bestaande inrichtingen, gelegen binnen de grenzen van dit BPA, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen abnormale hinder veroorzaken, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden op eigen terrein, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning.

 

Bij stopzetting van de activiteiten en/of afbraak der bestaande constructies, dient de nieuwe bestemming in overeenstemming te zijn met de toegelaten bestemmingen.

 

 

Hoofdstuk II - Bebouwingsvoorschriften

 

Deel 1 – Hoofdgebouwen

 

1° Bouwstrook

Aangeduid op de kaart: vet omlijnd, met dien verstande dat deze omlijning dienst aanzien als het gehele gebouw omvattend, met inbegrip van eventuele uitbouwen.

2° Bebouwingswijze

Zoals aangeduid op de kaart.

3° Plaatsing en afmetingen van de gebouwen

  1. In geval van nieuwbouw of restauratie

    • De inplanting, de afmetingen, het volume, de gevelverdeling en de bedaking, mogen slechts gewijzigd worden om ze terug te brengen in hun oorspronkelijke staat, met in achtname van de oorspronkelijke stijlkenmerken van het gebouw, zoals deze af te leiden zijn uit de bestaande.

    • Parasitaire delen van de gebouwen dienen afgebroken te worden.

    • Overige constructies, zoals ommuringen, afsluitingen, inkompoorten, enz., en bijgebouwen inherent behorend bij de hoofdgebouwen, zijn te herstellen in hun oorspronkelijke staat, zoals hij uit de bestaande toestand af te leiden is, met uitzondering van de niet waardevolle delen van gebouwen en constructies die dienen afgebroken te worden.

    • De op de kaart aangeduide bebouwde oppervlakte (vet omlijnd) van het hoofdgebouw, mag met 20% worden uitgebreid, met dien verstande dat dan de totale vloeroppervlakte met niet meer dan 10% wordt vergroot.

    • Deze uitbreidingen dienen, wat vormgeving en materialenkeuze betreft, harmonieus aan te sluiten aan de bestaande gebouwen

    • De eventuele uitbreidingen mogen het rooien van hoogstammige bomen niet tot gevolg hebben.

 

  1. In geval van wederopbouw

    • Het eventuele nieuwe gebouw dient opgericht op de plaats van het nu, vet omlijnde bestaande gebouw, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte met 20% mag worden vergroot.

    • De maximum toegelaten vloeroppervlakte wordt bepaald door de totale vloeroppervlakte van het bestaande gebouw, vermeerderd met 10%

    • De maximum bouwhoogte wordt bepaald door de bouwhoogte van het bestaande gebouw.

  2. Elke bouwaanvraag zal vergezeld zijn van een opmetingsplan der bestaande hoogstammige bomen en heesters met aanduiding van de soort, de stamomtrek op 1,30m hoogte, alsmede de kruindiameter. Uit die opmeting moet blijken dat de oprichting van de gebouwen mogelijk is zonder het rooien van hoogstammige bomen, en zonder dat de habitus of het wortelgestel der waardevolle bomen kunnen beschadigd worden.

De te treffen maatregelen ter bescherming van bomen op bouwwerven zijn omschreven in artikel 8 hierna.

 

4° Welstand van de gebouwen

 

a) In geval van vernieuwbouw of restauratie.

    1. dakvorm

Naar de oorspronkelijke dakvorm, zoals hij is af te leiden uit de bestaande toestand of naar gegevens van documenten.

    1. materialen

Alle werken aan gevels, bedaking, gebinten en de historische, bouwkundige of esthetische elementen (zo binnen als buiten) waaraan het gebouw zijn waarde of karakteristieke eigenschappen ontleent, dienen te worden uitgevoerd met materialen van dezelfde aard, formaat en kleur zoals de oorspronkelijk gebruikte, of evenwaardige.

Uitzondering op deze regel geldt enkel voor het gebruik van materialen die de brandveiligheid zouden kunnen in het gedrang brengen.

b) In geval van wederopbouw

    1. dakvorm

ofwel de oorspronkelijke dakvorm, ofwel een dakvorm in harmonie met de dakvormen van de omringende gebouwen.

    1. Alle gevels in gevelmaterialen waarvan kleur, afmetingen en textuur dezelfde zijn als deze van het bestaande gebouw, ofwel harmonisch aansluiten aan de omgeving.

    2. Dakbedekking der schuine daken

Dakbedekkingsmaterialen waarvan kleur, afmetingen en textuur dezelfde zijn als deze van het bestaande gebouw, ofwel harmonisch aansluiten aan de omgeving.

5° Reclame

Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord” zijn verboden.

6° Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies toegelaten worden met het oog op het winnen van energie.

 

Deel 2 – Binnenplaatsen en tuinen

 

1.- Algemeen ordeningsvoorschrift.

In deze gevallen vormen de gebouwen en de bestaande tuinen meestal één geheel.

Daarom dienen alle werken en handelingen in de tuinen gericht te zijn op het behoud, de sanering en/of de uitbreiding van het bomen- en heesterbestand, waarbij het bestaande sortiment dient bestendigd en/of vervolledigd, naargelang de vroegere functie der gebouwen (bv. parktuinen, hoevetuinen, boomgaarden, dreven en andere karakteristieke tuinvormen)

 

2.- Voortuinen

  1. Aanleg

    • De voortuinstrook dient als tuin te worden aangelegd en voortdurend in stand gehouden

    • Alleen het gedeelte van de grond dat als toegang tot de gebouwen wordt aangewend, mag worden verhard op de strikt noodzakelijke oppervlakte.

    • De strook mag in géén geval als parking worden gebruikt.

    • Bij gebouwen met een toegelaten nevenbestemming op de benedenverdieping kan, in functie van die nevenbestemming, een ruimere verharding worden toegelaten, die echter niet groter mag zijn dan de normale functie van de benedenverdieping dit vereist. (bv. terras, beperkte parkeerplaats).

    • In voorkomend geval worden de minimum voorwaarden van de parkeervoorschriften aanzien als maximum.

 

  1. Afsluiting

    • ofwel het behoud, restauratie of wederoprichting van de authentieke of een voor het gebouw of de gebouwen specifieke en kenmerkende afsluiting. (bv. hoge hekken, muren, hoge inkompoorten, heesters e.d.)

    • ofwel muurtje in gevelsteen, waarvan de hoogte, behoudens de posten naast de ingangen, 0,40m niet overschrijdt.

    • ofwel levende hagen, versterkt met palen en draad, en met een maximumhoogte van 1,00m.

 

  1. Bebouwing

Behoudens de toegelaten uitsprongen uit het gevelvlak, de afsluitingen, alsmede constructies inherent behorend bij de hoofdgebouwen (bv. waterput, bakoven, remise e.d.): alle constructies verboden.

 

3.- Binnenplaatsen en tuinen

  1. Bestemming

Het niet bebouwde of verharde deel van het perceel, achter en naast de hoofdgebouwen dient als tuin (moes- sier of parktuin) te worden aangelegd en als dusdanig in stand gehouden.

In de tuinen zijn, behoudens in bouwvrije zijtuinstroken van 3,00m breedte en minder, volgende bijgebouwen en constructies toegelaten:

    • bergplaatsen en hokken

    • gebouwen voor de toegelaten nevenbestemmingen op de benedenverdieping van de hoofdgebouwen

    • specifieke tuinconstructies

    • verhardingen bestemd als parkeerplaats in functie van de bestemming van het hoofdgebouw. Deze verharding mag noch als openluchtwerkplaats, noch als openluchtstapelplaats voor materialen of schroot gebruikt worden.

 

  1. Bijgebouwen, constructies en verhardingen

    1. De samengevoegde oppervlakte van bijgebouwen en/of verhardingen mag niet meer bedragen dan 15% van de perceelsoppervlakte, echter met een maximum van 150m². In deze oppervlakte zijn de verhardingen die toegang geven tot deze 15% niet begrepen.

      Deze toegangen hebben een breedte van maximum 3m.

    2. Bebouwing en/of verharding is slechts toegelaten, met dien verstande dat een minimum van 60m² onverharde tuin wordt bewaard.

    3. Bij bestaande panden met een tuinoppervlakte van minder dan 60m² zijn geen bijgebouwen, noch verhardingen als parking, toegelaten.

    4. Specifieke tuinconstructies en tuinverhardingen, in functie van het hoofdgebouw, mogen steeds worden opgericht in de onverharde tuinstrook.

 

  1. Plaatsing van de bijgebouwen

    1. Gevel gericht naar het hoofdgebouw: op minimum 10m achter de vrijstaande achtergevel van het hoofdgebouw.

    2. Overige gevels: hetzij op de perceelgrens, hetzij op minimum 2,00m afstand ervan

 

  1. Afmetingen van de gebouwen

Bouwhoogte

    1. op niet hoekpercelen, gemeten van het grondpeil.

    1. tot bovenkant van de kroonlijst of deksteen: maximum 2,50m

    2. tot de bovenkant van de nok van een schuin dak: maximum 4,00m, met dien verstande dat de hoogte van het gebouw steeds moet begrepen zijn binnen het profiel gevormd door een hoek van 45° met de horizontale, vertrekkend op een hoogte van 2,50m boven de erfscheidingen en boven de plaats waar de gevels van het bijgebouw, gericht naar het hoofdgebouw, wordt opgericht.

 

    1. op hoekpercelen, gemeten vanaf het trottoirpeil

    1. gevel aan de straatzijde: gemeten tot de bovenkant van de kroonlijst of deksteen: minimum 3,00m en maximum 4,00m.

    2. overige gevels: zoals voor de niet – hoekpercelen.

 

  1. Welstand van de gebouwen

  1. Dakvorm: vrij

  2. Materialen:

    1. voor de gevels:
      zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of de voor het publiek toegankelijke plaatsen: zelfde voorwaarden als deze die gelden voor de gevels der hoofdgebouwen.

    2. voor de bedekking der schuine daken
      zelfde voorwaarden als deze die gelden voor de dakbedekking der hoofdgebouwen

 

  1. Erfscheidingen

    • Afsluitingsmuren in baksteenmetselwerk met een maximumhoogte van 2,00m, afgedekt met muurkappen, dekstenen of ezelsrug

    • Levende hagen met een maximumhoogte van 2,00m, versterkt met palen en draad.

    • Hagen gevormd door coniferen zijn niet toegelaten

    • Houten afsluitingen onder de vorm van vlechtwerk of palissaden e.d., met een hoogte van minimum 1,20m en maximum 2,00m, op voorwaarde dat het hout verduurzaamd is in vacuüm en onder druk.

    • Betonplaten en draadwerk, eventueel voorzien van één betonplaat tot op maximum 0,30m boven het grondpeil.

    • Muren bestaande uit betonpalen en meerdere betonplaten boven elkaar zijn niet toegelaten.

 

4.- Aanleg van de strook

    • Ter bescherming van de hoogstammige bomen en waardevolle heesters dienen de maatregelen getroffen zoals omschreven in het artikel 8, 4°

    • Enkel de toegang tot de gebouwen mag worden verhard, alsmede beperkte oppervlakten in functie van de gebouwen.

    • Deze verhardingen moeten worden uitgevoerd in niet – monoliete materialen, decoratief verwerkt in harmonie met de omgeving.

    • De niet – verharde of bebouwde delen van de strook dienen als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig voortdurend in stand gehouden.

 

5.- Reclame

Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord” zijn verboden.

 

6.- Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Aan de voorgaande voorschriften kan afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de bijgebouwen, constructies, verhardingen en de aard van de beplantingen, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat eventuele afwijkingen een wezenlijke verbetering van de woonomgeving betekenen.

 

Hoofdstuk III – Verkavelingsvoorschriften

 

Verkavelingen

Elke vorm van verkaveling is verboden.

 

 

VOETNOTEN

 

1

Staatsssecretariaat voor de Nederlandse gemeenschap en het Vlaams gewest, Streekeconomie Ruimtelijke Ordening,
‘Gewestplan Antwerpen’, 3 oktober 1979

 

2

Op 14 september 2009 is de inventaris bouwkundig erfgoed vastgesteld. Op 2 juli 2010 keurde de Vlaamse regering de vaststelling ervan goed. (de opmaak en beoordeling van de merscreening gebeurde resp voor de vaststelling en de goedkeuring) De inventaris telt 2 relicten in het plangebied: een neoclassicistisch ensemble te Steenstraat 37-39 en een dubbelhuis te Steenstraat 101.